31 maart 2020

Gedachten 14

Zomaar een avondvergadering. Even in de war met het ondertussen normale schrijfritme. Wat ongetwijfeld weer heel gezond is.

Tussendoor denken aan een tekst waaraan je zou moeten beginnen, eigenlijk. Die lichte onrust, net voor je dat uiteindelijk zult doen. Toch minstens een uur lang sudderen, wat zou kunnen lijken op excuses zoeken. Wat dan weer geheel onaanvaardbaar zou zijn in het kader van de zelfopvoeding. En de deadlines.

Ook een klein beetje in de war over een onderzoek dat je normaal volgende week zult krijgen. Toch maar even bellen naar het ziekenhuis. De mevrouw legt je vriendelijk uit dat men het nog niet weet. We zijn nu aan 6 april, zegt ze. Jouw onderzoek is voorzien voor 9 april. Er is daar misschien een ernstigheidscommissie, die dag per dag oordeelt of jouw onderzoek essentieel is. Of zoiets. (Je zegt tegen jezelf dat ze het onderzoek onderzoeken, niet jouw essentieelheid.)

Net dezelfde dag krijg je een vriendschapsonderzoek van de prof die zoveel jaar geleden in het ziekenhuis jouw dossier coördineerde. Een dossier coördineren, dat is iets als netjes alle papieren in hoopjes leggen op een tafel. (Poging tot grapje met jezelf.) Het maakt je eigenlijk een beetje verlegen. Je herinnert je nog hoe je aan haar bureau zat, hoe je een beetje stotterend je – laten we maar zeggen traumatiserende – ervaring in het fertiliteitscentrum probeerde te vertellen.

Soms ben je nogal vloeibaar. Op onbewaakte momenten.

Etta James zingt. Het moet ergens zijn, ergens in je lichaam. Een plek met nissen of mallen, waarin die welbepaalde stem past. Waarna je vloeibare lichaam resoneert. Als herinneringen waarvan je niet wist dat ze er waren, herinneringen die je huid kunnen uitspreiden of zo. (Je zou een beter beeld moeten vinden, denk je.)

Een meisje van twaalf.

Ze komt niet meer terug naar school straks.

De zon schijnt.

Het is koud.

De buurkinderen hebben tekeningen gemaakt. Op de muur onderaan het raam waar je zit te schrijven. Je hoort hun mama ’s avonds ook klappen.

Of je toch niet met de fiets zou gaan volgende week, als je toch naar het ziekenhuis moet, vraag je je tussendoor af. Normaal ga je een stuk met de bus. Of je dan weer drie dagen wit brood moet eten. Iets dat voor jou een straf is, zou voor anderen een geschenk zijn. Wat de kosmos toch weer mooi in balans brengt. (Je had nochtans met jezelf afgesproken dat je er niet meer aan zou denken tot je een of ander bericht had gekregen. Iets met controle.)

Een verjaardagskaartje voor een meisje dat verjaart. Posten op de groei. De groei van de bezorgingstijd met een priorzegel. Een beetje te vroeg dus.

Er ligt een lijstje met namen van verjaardagscadeaus. Misschien moet je een andere titel zoeken voor het lijstje. Cadeaus hebben geen voornamen. Meestal toch niet.

De man met het mondkapje en de sigaret staat weer aan de bushalte te wachten. Sommige dingen zitten precies in een loop.

In de winkel overleg je met jezelf. De chocoladevoorraad mag toch weer een beetje aangevuld worden. Niet echt op de groei, wel een klein beetje.

Etta blijft rustig zingen. Tintels.

30 maart 2020

Gedachten 13

Een gewone dag. Dingen die je gelukkig maken, dingen die je ongelukkig maken. Nadenken over het woord gewoon.

Het is wel frisjes buiten. Je fietst nog iets sneller.

Misschien wacht die meneer in de krantenwinkel wel op jou om daarna weer te kunnen sluiten. Hopelijk niet.

Het is wel fijn dat je bij het klappen nu ook alle andere mensen kunt zien. Het jongetje heeft ondertussen toch maar schoenen aangetrokken. Hij loopt nu helemaal tot voorbij de brug.

Je bent toch altijd een klein beetje zenuwachtig als er zo’n nieuwe stukje verschijnt. Je weet min of meer hoe het in jouw hoofd was toen je het schreef. Je weet nooit hoe het zal zijn in het hoofd van een ander. Je laat het los.

Er blijven nog woorden door je heen gaan van de vorige dag. Je zoekt beelden die erbij horen.

De beer heeft je een geheim verteld.

Het muntplantje buiten is gegroeid.

Je voelde je een beetje bezorgd, omdat de nacht zo koud was. De planten zijn er nog, ze glimlachen.

Je collega’s zijn er ook nog allemaal. Er wordt geoefend met statische gezichten. Alsof de verbinding uitvalt. Het hoofd van die ene collega bij wie de verbinding altijd echt uitvalt, wordt soms bijna een abstract kunstwerk.

Bij wijze van middagpauze even een opiniestukje schrijven. Het moest er even uit. Ergens in de nacht had je dat met jezelf afgesproken.

Soms is het raar. Dat het zo stil kan zijn waar je bent. En dat je weet dat niet zo ver vandaan van waar je bent er een storm is. Ergens. De werelden zijn zo dicht bij en zo ver van elkaar. En je zou zomaar van de ene in de andere wereld kunnen lekken.

Een korte middagmeditatie. Je lichaam verandert.

Een vriendin die je al lang niet meer hoorde.

Verhalen van elders. Alles is elders. Alles schuift een beetje in een hier. En in hier ben je tegelijk ook afwezig.

En ook Richard Thompson geeft een concertje. Thuis op de bank. Een beetje onwennig met de camera. In huis heeft hij blijkbaar ook dat petje op. (Er is nochtans niets mis met kaal zijn. Zeggen kenners.)

Je ziet het bericht. Je hebt er geen zin in, maar je kunt andermaal niet anders dan enigszins ziedend worden. Dat je je schaamt had je eerder al bladzijdenlang uitgeschreeuwd. Maar het gaat maar door. Ze houden niet op, en ze zijn er nog trots op ook, blijkbaar. De woorden in je hoofd struikelen over elkaar heen. Je handen trillen. Je hebt normaal een vezelrijk eetpatroon. Of dat ervoor zorgt dat je meer vezels hebt in je lijf, weet je niet zeker. In elk geval is elke vezel in dat lijf verontwaardigd. (De woorden die je daarna wou schrijven, zijn uit dit woordhier verdwenen.)

Soms weet je niet hoe je je moet voorbereiden op het daarna. Op die wankele verwarring. Het besef dat alles wankel is, is misschien al een begin.

Tijdens het koken raast het nog steeds in je hoofd. Je hoopt dat het niet in het journaal zal zitten, zodat je het niet ook nog eens moet zien. Blijkbaar is er nog een gradatie van erg.

De cijfers in het journaal lijken zo onschuldig. We hebben geleerd om naar cijfers te kijken. De verhalen zijn zo afwezig. Het kan niet anders, waarschijnlijk. Misschien is het goed om telkens even het hoofd te buigen, of zoiets. Ritueelverwarring. De cijfers raken ons aan.

Waar verdrieten elkaar aanraken. Misschien is verdriet niet telbaar. Misschien weet je niet bij wie het hoort. Zoals ze gisteren zei.

De oude man in het journaal. Hij was op de rand van de dood, maar kwam terug naar het leven. Hij wil beschrijven hoe dankbaar hij is voor de zorg die hij kreeg. Het was adembenemend, zegt hij. In zekere zin bedoelt hij net het tegenovergestelde.

Het licht.

29 maart 2020

Gedachten 12

Wakker worden om kwart na zeven. Lichtjes het gevoel hebben dat je decadent lang hebt geslapen en met een sierlijke beweging uit bed springen. Je even later realiseren dat je radio geheel automatisch het zomeruur al heeft verwerkt die nacht.

Later die dag zie je dat een overbuur zo ergens tegen een uur of twee uit zijn bed komt. Dat is toch iets decadenter. Een klein beetje.

Dat je verjaardagen niet helemaal kunt vieren zoals je zou willen, dat blijft wel wat wringen. Het lijstje met nog te bezorgen verjaardagscadeaus wordt langer. Wat zal leiden tot hamstergedrag in de boekenwinkel zodra die weer open is.

In afwachting daarvan toch al maar ’s morgens een geheel analoog kaartje in de brievenbus gaan steken van de jarige.

De techniek voor het schoonmaken van de vloer in de inkomhal is verbeterd. Gelukkig is er nog nergens iemand wakker die je bezig ziet. (Het concept is dat je het aan de kabouters hebt gevraagd.)

Bij het fietsen merken dat het behoorlijk waait. En koud is. De hagelbolletjes hangen op dat moment niet in de lucht.

Het onderweg al voelen. Een verlangen naar andere mensen. Zoveel mensen in je hoofd aan wie je een berichtje zou willen sturen of die je even zou willen zien. Mag ik lang naar je kijken en mag ik dan enkele vragen stellen en kun je dan heel traag antwoorden? Die vraag blijft net voor de woorden in je huid hangen.

Bij thuiskomst het dan toch voor enkele mensen doen. Merken hoe het je weer met jezelf laat samenvallen zodra de antwoorden komen. Je kijkt naar je stem.

Kleine succesjes die je heel erg gelukkig kunnen maken. Het systeempje dat je had bedacht om dat kalkrandje aan het einde van de kraan in de keuken weg te krijgen heeft gewerkt. Hoe heet dat eigenlijk, dat ding? Is het een kraanmondje? Door dat kalkgedoe was de waterstraal zich enigszins ongeorganiseerd gaan gedragen. Na de met grote precisie (een dekseltje van een confituurpotje en een elastiekje) uitgevoerde azijnoperatie stroomt het water smoothly in een rechte bruisende straal. Het water ziet er meteen al zachter uit. Je zou kunnen dansen van geluk. Je dacht dat het concentreren op de dingen waar je wel controle over hebt ook dit keer grandioos niet zou lukken, maar het is andermaal wel gelukt. In het kader van de wilde plannen ga je ook die ene kraan in de badkamer aanpakken. (Gelukkig heb je een speciaal beveiligingssysteem tegen te gelukkig worden. Een soort terugslagklep.)

Je ziet woorden heen en weer gaan. Een mooie verbondenheid in het weten over verdriet.

Je ziet woorden binnenkomen. Een mooie verbondenheid in iets over kinderen.

Je maatje staat weer buiten op je te wachten. Hoe mooi kan een zondag zijn.

Er is iets warms. Het beweegt zomaar door je lichaam.

Een mooi verhaal. Je bent nu al trots op je zus.

Het ritme van de zondag. Eerst de was uithalen en ophangen, dan een middagdutje. Middagdutjes zijn ook steeds een goed excuus voor het kijken naar melige films. (En ja hoor, ze vinden elkaar op het einde.) Het mag. Buiten lopen toch geen mensen zomaar los rond die iets zouden kunnen zien.

Je leest het boekje uit. De vorige weken ging het moeizaam, je kon je soms nauwelijks concentreren. Nu loopt het wel lekker.

Het zondagverdrietmoment. Je ziet de woorden in je huid. Je ziet de fragmenten. Je ziet de rivier. Je ziet niet wat er na dit alles komt. Dat hoeft ook niet. Het is goed zo.

Het meisje in het journaal zegt dat ze nu bijna zeven snoepjes gaat krijgen.

Jouw beer staat ook op uitkijk.

28 maart 2020

Gedachten 11

Te vroeg wakker worden. Te vroeg in de winkel. Het leven is volstrekt normaal.

Dat nummer van Bob blijft door je hoofd gaan, of alleszins de herinnering eraan. Alsof je het kunt zien in je hoofd. Wat hij met die woorden doet. Onheilspellend en troostend tegelijk. Hoe hij een wereld kan creëren. Hoe kunst dat kan.

Het raakt een rivier van  verdriet.

Na de boodschappen even de ramen en de deur van de hal wassen. Nog steeds suboptimale techniek. Altijd suboptimale techniek. (De boeddhistische methode van het kijken naar alles wat is kun je dus ook toepassen op je eigen schoonmaaktechniek. Het leven wordt weer iets draaglijker. Iets.)

De algemene vergadering. Je ziet die bekende gezichten netjes geordend op je scherm. Je bent zo blij enkele gezichten te zien. Je zou – met de speciale chatfunctie, het gaat al vlotjes – enkelen van ze wat dichterbij willen halen. Hoe gaat het met jou? Ik ben zo blij je te zien. Je doet het maar niet. Misschien ben je een beetje verlegen. Misschien doe je het nog wel.

Het gesprek is mooi. Het raakt iets. Actieve hoop, het verbindt met rivieren.

Je probeert iets uit te leggen, over waar het ene het andere verdriet raakte. En wat je toen zag.

Je weet nooit helemaal zeker of je er mag zijn. Je stelt vast dat het rechthoekje met jouw gelaat netjes naast alle andere blijft staan. Niemand merkt iets op. Misschien mag het wel.

Een verlangen naar niets. Naar geen plannen. Niet nog meer alert zijn.

Een dekentje en een stom programma. En zomaar in slaap vallen, langzaam helemaal warm worden.
Een rare gedachte, dat je gewoon alleen thuis wilde zijn.

En toch nog enkele schoonmaakklusjes in de keuken.

Soms, heel soms, is er toch ergens stiekem een heel klein verlangen. Dat je net het juiste doekje en net het juiste productje hebt – allemaal natuurlijk geheel ecologisch – waarmee toch met een nauwelijks waarneembare beweging al het vuil ineens helemaal weg is. Zonder strepen, vanzelfsprekend. (Geef maar toe aan jezelf, zoals in de reclame eigenlijk.) Het komt uiteindelijk altijd wel goed, al vraagt het iets meer tijd en moeite. Of de kosmos je daarmee iets zou willen zeggen over het concept verlangen en het aan jou toegekende quota aan tolereerbare verlangens is niet geheel duidelijk.

Tijdlagen schuiven door elkaar in je lichaam. Wat was, wat nu is. Je ziet het spiegelen. Je ziet het blijven. Je ziet het ontspannen. Voor even.

Je kunt blijven staan, en kijken naar de zee.

Welke azijn moet je waarvoor inzetten? Een uitgebreide interne dialoog, in het kader van het goed beheer van de voorraden.

Je loopt traag door de kamer. Je ziet alle onderdelen netjes naast elkaar. Je ziet de dingen.

Misschien wou je dit.

Je denkt aan wat je jezelf hoorde zeggen, eerder die dag.

Een groot klein meisje was ziek. Je hoopt dat ze snel weer helemaal beter zal zijn. (Je kunt alleen kijken naar wat je zou willen kunnen doen.) Virtuele knuffels.

Je kijkt naar je handen.

Je hebt iets geleerd.

De lucht is zo mooi, wanneer het net donker is.

Je ziet hoe het kan zijn, als de dingen zich neerleggen.

27 maart 2020

Gedachten 10

Zoals dat heet: een productieve dag. De minister-president kan tevreden zijn. La première was het al.

Elke week die briefing maken. Als bij een puzzel de stukjes in elkaar passen. Is natuurlijk ook een rots van stabiliteit, die briefing die elke vrijdag bij zoveel mensen binnenfloept. (Een klein beetje wel eigenlijk, denk je. Dingen die doorlopen, die blijven, je houdt daar wel van. Eigenlijk.)

En ook nog dat maandelijkse stukje tussendoor doen. Woorden en beelden wriemelden vooraf al in je hoofd. Je bent benieuwd waar het stukje je heen zal brengen. Volop bezig, en dan denken: oei, is het al op? (Je had nog beelden voor twee bladzijden meer, minstens. Maar zo is het echt wel genoeg.)

Misschien zal er na de publicatie ervan weer iemand zeggen dat we nu echt geen filosofen nodig hebben. (Los van het feit dat je geen filosoof bent, ben je het daar niet zo mee eens.)

Een vriend die nog steeds niet kon vertrekken uit Guatemala. Gelukkig werkt de mail wel. (Je vindt het nog altijd moeilijk te vatten hoe iets dat je hier op je computer tikt zomaar aan de andere kant van de wereld arriveert. Het jongetje.)

Daarna toch wel enigszins uitgeput zijn. (Die weken zijn toch vermoeiender, denk je. Niet alleen jij had dat anders verwacht.)

De mevrouw in de winkel die ineens hard begint te hoesten. Iedereen bevriest even.

De twee mevrouwen buiten de winkel die verbaasd zijn dat er zoveel fietsen staan. Een korte fietsbabbel. Jullie wensen elkaar nog een mooie dag. Hoe fijn dat is.

Je op de fiets afvragen of je wel elke dag genoeg gedachten hebt om die dan ’s avonds te verzamelen als gedachten. Daarover nadenken, is dat ook een gedachte?

Je ritme is blijkbaar goed geïnternaliseerd. Je bent zo blij dat het weekend is, ervan overtuigd dat de volgende dag helemaal anders zal zijn dan de huidige.

Plong! Dat signaaltje, zo’n klein beetje argeloos, in Word als je iets fout doet. JAAA, IK WEET HET WEL!

En dat good old Bob dan ineens, zo even tussendoor, een nog niet uitgegeven nummer aan de wereld geeft. Een universum, weer. Een bezwering, zo lijkt het wel. (Het lag nog op het schap, en het is maar zeventien minuten lang.) Woew. Dankjewel Bob.

(Toch wel raar, je had de vorige dag nog een skypegesprek met Bob, en hij had er niets van gezegd. Hij blijft een mysterie.)

Je mag volstrekt geen enkel leedvermaak hebben met mensen die nu door het virus geraakt worden. Maar dat Boris….

(Say no more.)

Het leegslurpen van peren.

Tussen twee teksten even een rustig gesprek met de varen. De varen heeft je een geheim verteld.

Je denkt aan iemand.

En het licht blijft opschuiven. De lente kan rustig door zonder ons. Die gedachte kun je ademen.

Welke droom zal er dit keer komen?

26 maart 2020

Gedachten 9

Het jongetje op de foto had dus ooit haar, was zelfs ooit blond. Zo lijkt het wel.

Het jongetje doolt nog wel rond in jou.

De man die aan de bushalte staat te wachten. Hij schuift zijn mondmasker naar beneden om een sigaret te roken. Je weet niet helemaal zeker wat daar allemaal niet aan klopt, of zoiets.

Lekker tegen de wind in fietsen.

Je vraagt je af of je in je rituelen nog dingen moet voorzien die ervoor zorgen dat je beter weet welke dag van de week het is. (Je stelt vast dat je kookpatroon redelijk voorspelbaar is en zoekt naar de andere ankerpunten.)

Eigenlijk vliegen de dagen voorbij, denk je. Misschien omdat het je beter lukt om je te concentreren.

(En het is natuurlijk ook heel belangrijk voor een public servant om in alle omstandigheden hard te werken.)

Je collega die tijdens de videoconferentie ineens roept naar zijn zoon in de kamer daarnaast die blijkbaar op het punt staat een vreselijk ongeval of de vernieling van het bankstel te veroorzaken. Gelukkig kun jij hem muten. (Klinkt al alsof je helemaal mee bent.)

Misschien zal het woord muten na de crisis oprukken in het algemene taalgebruik.

Misschien is het op dit moment ook handig voor al die mensen die net iets te dicht op elkaar zitten in hun huis. Tijdens het eten of zo. Ik ga jou even muten.

Tijdens het fietsen komt er ineens een zin in je hoofd. Een fragment van iets. Waarom net die ene zin zomaar binnenwandelt is een raadsel. In de loop van de volgende uren daalt de zin in je hoofd. Is het een plaat? Is het een film? Wie is het? De plaat valt af. Het is een film. Welke film? Wie zegt die zin? Ineens, net voor je begint aan het eten hoor je ook de stem die bij die zin hoort. Daarna zie je het moment in de film. En daarna weet je weer welke film het was. (Je weet nog hoe oud je was toen je die voor het eerst zag, samen met je buurjongen in de bioscoop in het dorp. Je bent enkele keren gaan kijken. Meer dan veertig jaar geleden.)

Maar waarom die zin? Geen idee.

Hoe zou het jongetje hier nu rondlopen in huis?

Je probeert iets uit te leggen aan een vriendin. Over je kind beschermen dat alleen in jou leeft. Jullie begrijpen elkaar.

Aan de deur van de winkel wacht je netjes tot de mevrouw zegt dat je binnen mag komen. Achteraan in de winkel ga je eerst je handen wassen. Daarna rustig je papieren zakjes vullen. Het is eigenlijk wel fijn om elke keer opnieuw te komen voor net genoeg.

Je oefent een korte meditatie. May you be safe and healthy and free from fear. Die zin stuur je de wereld in. Je ziet de mensen in je hoofd. Het heeft met liefde te maken.

Het licht blijft al zo lang hangen. Je bent dankbaar voor het licht.

Wakker worden met dat heerlijke filmpje in je hoofd van die twee Italiaanse jongetjes en hun viool. En daarna datzelfde nummer door de groep zelf, in een tiny desk concert. Je bent niet opgewassen tegen zo’n zwart achtergrondkoortje en die gospelvibe. Je smelt, telkens weer. In je (dag)dromen kun jij net zo bewegen als zij. For some reason I can’t explain, I know Saint Peter won't call my name.

25 maart 2020

Gedachten 8

Lange gesprekken. Ver. Dichtbij.

En wat je leert over jezelf.

Een goede vergadering. Hoofden die naar elkaar kijken.

Tot ziens Justine. Want welke weg ik kies, hij leidt naar hier.

Die zin, in dat liedje. Telkens weer. Het is alsof die zin iets opent in je huid. Je zag de zanger al enkele keren bezig. Je wachtte op die zin.

Soms ben je bang voor je huid. De woorden in je huid waren bijna klaar om gelezen te worden. Misschien trekken ze zich nu terug.

Het is eigenlijk natuurlijk volstrekt onaanvaardbaar dat mensen zomaar traag aan het fietsen zijn, net op het moment dat jij bezig bent met je dagelijkse halfuurtje (snel) fietsen. Net die ene fietser die je op je hele rit tegenkomt denkt zomaar dat hij gewoon traag mag fietsen. Alsof we alle tijd en plaats zouden hebben voor slenterfietsen. (Er is elke dag nog werk aan de zelfopvoeding.)

Er zijn mensen die zeggen dat jij in het gewone leven ook snel fietst. Er zijn zelfs mensen die zeggen dat je snel stapt. Het is een raadsel.

Je kreeg een vergaderverzoek om virtueel te vergaderen. Met een ander platform. (Lichte inlogstress.) Je begint dapper de stappen te doorlopen, die zogenaamd heel duidelijk zijn. Je moet je account invullen en het paswoord toevoegen. Iets blokkeert. Iets verloopt niet volgens de regels van dat universum. (Enigszins toenemende inlogstress.) Er is een of andere fout door een verkeerde of ontbrekende verificatie. De waarheid van die verificatie ken je niet. (Je hoopt een seconde lang dat gewoon weglopen ook wel zal helpen. Wat dus niet zo is.) Je roept een hulplijn in. De conclusie is dat je moet proberen in te loggen met een andere account. (Inlogstress voor gevorderden. Eigenlijk haat je al dat gedoe met accounts en ingewikkelde wachtwoorden en letters die op de meest onmogelijke manier zijn weergegeven en die je toch juist moet kunnen lezen om te bewijzen dat je geen robot bent. De lichte totale angst – drie seconden – dat je hele computer in een zwart gat zal verdwijnen, waardoor je volledig op drift in de wereld zult vergaan.) Je spreekt jezelf streng toe. JE KUNT DIT, HET KOMT GOED. Zeven opfloepende schermen verder en na het ingeven van een veilig doch spiritueel paswoord is het dus gelukt, blijkbaar. Sommige dingen zijn officieel gemaakt om ons het leven gemakkelijk te maken. Zegt men.

In dat ene platform beweeg je je ondertussen als een vis in het water. Misschien komt het dus toch nog goed.

Je stelt vast dat die stapel boeken er nog steeds ligt.

Net terwijl je videovergadering begint, gaat de deurbel. De wijkagent komt iets vragen over de buurvrouw.

En weer zo’n ingewikkelde droom.

Je bent dan toch maar begonnen aan die serie die je al lang aan het opsparen was.

Er is één persoon die moet oversteken aan het zebrapad. Hij doet het een beetje traag, waardoor het halfweg al rood wordt. Er is één auto die aan komt rijden, en dus toch een heel klein beetje moet vertragen. De auto stopt een beetje verder, ter hoogte van die jongen, en begint hevig te toeteren. Hevige gebaren van binnen naar buiten. De twee patsers in die auto hopen waarschijnlijk later president van de VS te worden.

Gelukkig hebben sommige mensen echte problemen.

Je denkt aan iemand.

Je huid is droog. Je bent niet de enige, hoor je.

Het ramenwasmoment nadert. Stel je vast als de zon in de juiste stand staat. (Gewoon weglopen zal andermaal niet helpen.)

24 maart 2020

Gedachten 7

Zouden andere mensen ook zoveel hevige dromen hebben? Je ziet wel patronen terugkeren. Soms vraag je je af hoe je slapende hoofd zo’n ingewikkelde verhalen kan bedenken. Je wakkere hoofd kan dat niet, denk je.

De mama met haar drie jengelende kinderen. Haar blik richt zich op iets, ergens ver aan de einder.

Bij het klappen zijn de sterren goed te zien.

Het chocoladeniveau is weer op een aanvaardbaar peil.

Tijdens het namiddagfietstochtje de structuur van je nota bedenken.

Merken dat je ondertussen vaker zonder muziek werkt.

De mannen zitten op de bank, ver genoeg van elkaar, in de zon op het plein. Ze drinken hun blikken bier. Met in hun rug een café. Misschien heeft dat een soort placebo-effect.

Soms – als niemand kijkt – gebruik je dat grote vergrootglas dat je ooit voor je verjaardag kreeg omdat zo’n woord in het groene boekje er dan zo lekker groot uit ziet. (Voorbeeld van het positief formuleren van een ouderdomskwaal. Of van vermoeide en droge ogen door te lang thuiswerken. Voorbeeld van schamele troost.)

Je blijft trouw je favoriete Britse krant lezen. Het is verkillend beangstigend daar telkens de weergave te lezen van de persconferenties over het virus door de oranje man met de flapperende handjes. Het woord hallucinant is ondertussen niet meer bruikbaar.

In een ander artikel las je – al even beyond hallucinant – iets over de president van Brazilië.

Er is definitely iets mis met sommige venten. (Voorbeeld van diplomatisch geformuleerd eufemisme.)

Als sommige mannen nu gewoon in hun zandbakje zouden blijven spelen en de rest van de wereld met rust laten en ons niet langer vermoeien met hun fragiele ego, en als ze dan allemaal – je moet er iets voor over hebben – één gerobotiseerde jaknikker mogen overhouden die de hele dag zegt hoe stabiel geniaal ze zijn (binnen een vanzelfsprekend hermetisch afgesloten ruimte ZONDER wifi of weetikhoeveelG), dan zou dat al een kleine stap vooruit zijn. (Voorbeeld van oplossingsgericht denken en aanbrengen van structuur in de wanorde.)

Een van de mooie effecten van deze dagen is dat sommige dingen voller beginnen te klinken. Hoe gaat het met jou?

Je ziet je zus op het scherm. Je glimlacht.

Soms beginnen die spieren in je nek ineens te tintelen. (Het ritme daalt in.)

De varen is rustig.

Een zomaarkaartje binnensteken bij je dokter. En haar zeggen dat je hoopt dat je haar heel lang niet zult moeten storen.

Je fietst door de lege stad. Het meisje dat zo’n tien meter voor je rijdt, steekt netjes haar arm uit om af te slaan. Gelukkig ben jij er om die arm te zien.

Wanneer jij bij een volgende straat zelf je arm uitsteekt, is er niemand die die ziet.

Ergens in de vooravond krijg je het koud. Zodra je begint te eten krijg je het warm. Sommige existentiële kwesties zijn relatief oplosbaar.

Er is ook een ondergrens aan het voorraadje romantische films op je digicorder.

Je had je op iets verheugd dat daaraan tegemoet zou komen. Dat gaat niet door. Je bent gelukkig getraind in het uitstellen van genot.

Waarschijnlijk wil dat samengevat zeggen dat alles goed zal komen. In principe.

23 maart 2020

Gedachten 6

Na een week merk je dat de videoconferentieskills beginnen te verbeteren. Wie weet zul je ooit nog een man van de wereld worden.

Moet misschien zijn: mens van de wereld. Dat zou nog kunnen lukken.

Het aarzelen voor een vervelende huishoudelijke klus moet worden uitgevoerd. Je houdt – stel je vast – van een zekere voorspelbaarheid. Dingen in huis moeten gewoon, en liefst eeuwig, gewoon doen wat ze moeten doen. In je hoofd mag er chaos zijn af en toe, maar de dingen in het huis mogen niet stuk gaan of sputteren of aarzelen of een neiging hebben tot werkonwilligheid. Het aarzelen is het gevolg van een zekere desoriëntatie. Die gaat gepaard met magisch denken. Het probleem zou zich nog altijd geheel vanzelf, desnoods met goddelijke interventie, kunnen oplossen. God heeft echter al lang geleden beslist om bij jou niet tussen te komen. De boeddhisten zeggen dat de onbestendigheid de ware aard der dingen is. Op een spiritueel niveau ben je het daar wel mee eens, of oefen je jezelf in het daarmee eens zijn. Het aarzelen is wat voorafgaat aan het moment waarop gewoon moet gebeuren wat er te doen staat. Het voordeel van alleen zijn de hele tijd is dat je het probleem niet, met enig drama, op een ander kunt afschuiven. Wat dan weer goed is voor de ethische zelfopvoeding. Waarna je er toch maar aan begint. Het lukt niet meteen helemaal. Maar wel al een beetje. Je gevoel van huiselijke machteloosheid neemt af. Je legt jezelf uit dat je bezig bent met kijken naar alles wat is, in de vorm van milde aandacht. Je probeert je eigen boodschap te laten doorsijpelen. (Een weergave van de innerlijke dialoog op een gewone maandag in 2020.)

Je ziet het verslag van een webinar – klinkt wel cool, dat je dat woord zomaar in de wereld los kunt laten, zowaar als een mens van de wereld – over de verschillende lagen in ons brein. Hoe ze met elkaar samenwerken (al dan niet) en hoe ze reageren op onvoorspelbaarheid. Je begint sommige dingen steeds beter te zien.

Misschien ben je inderdaad aan het oefenen.

Je belt met je schoonbroer. Dokter. Heeft zichzelf opgesloten, na een positieve test. Gelukkig is de hele bovenverdieping net gerenoveerd. (Je kunt hem wel niet vragen om even je zus door te geven. Die beweegt geheel vrij door de rest van het huis.)

De klokken klappen mee.

Een heel mooie mail. Met een heel mooie zin.

Er is een ondergrens aan de hoeveelheid chocolade die in huis moet zijn. Moet niet noodzakelijk heel veel zijn. Er is geen reden tot hamsteren. (Zelfs voor chocolade is ethisch gedrag aangewezen voor het karma.) Maar er is wel een ondergrens.

Wakker worden in de ochtend uit een heel nare droom. In de droom was je verontwaardigd aan het roepen, heel hard en heel lang. Iemand beschuldigde je van iets dat je echt nooit zou doen. Integendeel eigenlijk. Maar hij bleef daarmee doorgaan. Wat jij niet begreep in die droom. Je wordt wakker. Het duurt nog even eer je beseft dat je weer in het echte leven bent. Tijdens het ontbijt zeg je tegen jezelf dat die persoon in je droom zoiets in het echte leven nooit zou gedaan hebben. Integendeel. Het duurt toch nog even eer je daardoor helemaal gerustgesteld bent.

Je zoekt een beeld. Je kijkt er lang naar. Het komt dichterbij. Het heeft zich in je genesteld. Je zou het zomaar in het echt herkennen.

Een ambulance op het plein. Iemand wordt naar het ziekenhuis gebracht. Terwijl je aan het fietsen was, hoorde je – bijna thuis – een sirene. Het was die ambulance.

Middagmeditatie.

De grote vrachtwagen was je voorbij gereden. Op die plek lag er al veel zand, door de bouwwerf. De vrachtwagen zorgt voor een stofwalm. (In jouw vroeger dialect noemde men dat stoeber.) Een hele tijd later merkte je nog dat er zand tussen je tanden zat. Of anders gezegd: alles is verbonden met elkaar.

In tijden van oefening zijn er overal levenslessen te rapen.

22 maart 2020

Gedachten 5

Het heeft wel iets, zo’n gezamenlijke meditatie vanop afstand. Je stelt vast dat je bureaustoel ook een goede meditatiestoel kan zijn.

Kijken naar wat is.

De speciale activiteiten die waren voorzien op deze herdenkingsdag zijn ook online gegaan. Een minuut lang in iemands ogen kijken via je scherm, het is ook indringend. En dan die Cirkel. Met meer dan tachtig mensen. Je kijkt naar alle gezichten. Je kent er enkele van. Na de algemene inleiding kom je in een kleinere groep terecht. Verhalen worden gedeeld. Hoe mensen de voorbije dagen hebben beleefd. Het zijn mooie verhalen. Je probeert iets te vertellen over een oefening in kijken naar wat is. (Je bent nog steeds niet helemaal gewend aan je eigen hoofd op zo'n scherm. De weerkaatsing van de zon in het raam aan de overkant zorgt ervoor dat je ineens bijna een halo lijkt. Je draait het gordijntje naar beneden, waardoor je zelf terug op de aarde komt.)

Dankbaar.

Aangezien de poetsmeneer van de algemene delen niet meer komt – tot zo lang het duurt – ga je elke week de hal schoonmaken. De klinken doe je elke dag al. Je merkt dat je haltechniek nog kan verfijnd worden. (Niet dat het een nieuw projectje is natuurlijk.)

Het jongetje loopt nog steeds op zijn sokken.

Bij het schoonmaken in huis stel je een merkwaardig soort verlangen vast. Om een of andere reden zou het fijn dat bij het schoonmaken de kamers ineens meters groter zouden worden waardoor alle meubels ineens heel ver uit elkaar zouden staan, zodat je overal vlotjes bij zou kunnen. Geheel verdwijnen, waardoor je eigenlijk gewoon een strakke lege vloer zou hebben, zou nog handiger zijn. Niet dat jij daar eigenlijk last van hebt, gezien je geheel atletisch en van rubber bent. Maar je kunt je voorstellen dat mannen van 55 jaar die ook nog een slechte rug hebben en brede schouders zich met hun hoekige lijf in allerlei ingewikkelde bochten moeten wringen. Wat pijnlijk kan zijn. Voor hen.

Die heel sterke mosterd uit Gent. En dan het lepeltje mogen aflikken. Mmm.

Je leest het bij een dierbare vriendin. Je hoorde het ook van enkele mensen op het scherm. Het verlangen en de verwachting die ze hadden dat er een soort traagheid of rust over hen zou komen. Terwijl ze zich vooral opgejaagd voelen.

Het is goed, denk je, dat je nu in dit huis woont, en niet in het oude. De muren zorgen voor een andere nacht.

Luka Bloom die staat te zingen. Een heel concert vanuit een winkel, The Aloe Tree. Hij vraagt dat mensen die luisteren zeggen van waar ze luisteren. Allerlei hoeken van de wereld. Mooi.

Je denkt aan de concerten die je van hem zag.

Een oefening in kijken naar wat is. Kijken naar hoe je lichaam reageert. Het woord oefenen heeft veel voordelen. Dat hebben die boeddhisten wel goed bekeken.

Je bent meer thuis nu, en toch lijkt het moeilijker om alle kranten gelezen te krijgen. (Er is nog werk aan dat oefenen.)

Je kijkt naar filmpjes. Mensen dansen. Ze hebben zo weinig mogelijk kleren aan. Ze raken elkaar aan, duwen elkaar weg, cirkelen om elkaar heen, ze dragen elkaar, ze verliezen elkaar. Misschien weten ze ook niet goed of ze zich wel willen verzoenen met de zwaartekracht. Je ziet trage handen. De beelden blijven bij je. Zijn ze nu daar, of hier? Zullen ze altijd daar zijn?

Misschien is er een dans die gewoon in je wacht.

Het meisje in het journaal dat trots staat te blinken bij de toren van potjes die ze heeft gemaakt. En dat het toch leuker is om dat te doen in het uniformpje van de jeugdbeweging. Die blinkende ogen.

My Sunny Sailor Boy.

21 maart 2020

Gedachten 4

Je best doen om goede voornemens uit te voeren. Sommige dingen lukken wel.

Op hetzelfde uur als elke week, telkens net iets te vroeg, bij dezelfde winkel aankomen voor de boodschappen. Na al die jaren ben je er nog steeds niet in geslaagd de afstand van thuis tot die winkel in minuten correct in te schatten. Vaak sta je thuis al wat te draaien in de kamer en vertrek je dan toch maar. Om dan weer te vroeg daar te zijn. De twee mevrouwen in de winkel zwaaien je al toe. Misschien zijn ze wel blij jou te zien. Je kijkt nog even achter je, voor alle zekerheid. (En het goede nieuws is dat je dit keer het waspoeder niet vergeet. Een extra voorraad chocolade daarentegen.)

Via gespecialiseerde bijdragen op de eindeloze stroom berichten en meningen en getetter zie je dat het belangrijk is op te passen om niet te veel te eten. Kwestie van de kilo’s, die er nu gemakkelijker zouden bijkomen. Ook dat nog. Maar als het helpt om te garanderen dat mevrouwen in de winkel blijven zwaaien naar jou, waarom niet?

Ooit, in vroegere tijden, heb je jezelf een enigszins ontwikkelde vorm van discipline aangeleerd. Die zorgt vooral voor blikken van meewarig mededogen bij mensen die ongetwijfeld wel flitsend in het leven staan. Alle anderen dus. Kan echter ook handig zijn. Normaal eet je elke middag exact evenveel boterhammetjes. (Ook in het kader van de universele saaiheid.) In navolging van het vorig punt spreek je af dat je dat aantal zult verminderen in tijden van binnenhuisblijven. Er ontstaat een korte innerlijke dialoog, maar het voorstel wordt snel aanvaard.

Het jongetje dartelt al klappend over het plein. Hij komt helemaal tot bij jou aan het terras gelopen. Op zijn sokken.

Sommige dagen is het verlangen naar nabijheid groter dan andere. De mensen die je lief zijn, ze lijken zo ver weg.

Net op zo’n dag komt je maatje met zijn vrouw en de hond aanbellen. Je was al niet meer gewend aan het geluid van de deurbel. Je terras is uitermate geschikt voor een afstandsgesprek. Zij op enkele meters, jij eigenlijk nog binnen. Je bent zo blij hem te zien. (Je doet je best om het niet te erg te laten merken.)

Het is goed om ook het verdriet gewoon een plekje te geven. Je deed dat al. Je leest het ook in het boeddhistisch advies dat je krijgt.

Het aanrecht ligt vol met de boodschappen. Om een of andere reden blijven die daar altijd enkele uren liggen, tot je ’s avonds aan het eten begint. Zoals wanneer je een nieuw hemd koopt op zo. Dat blijft dan nog dagen op je stoel liggen. Er moet daar een dieptepsychologische verklaring voor zijn. Ongetwijfeld. Het moeilijke bij het wegleggen van de boodschappen is de kom waar al het fruit in zit. De sinaasappelen, de appels en de peren voor de hele week. Het is een hele kunst om die allemaal zo te stapelen dat er niets afvalt. (Wat dus weer niet lukt.)

Een groot verdriet is een trouwe reisgezel. Soms houdt die wat meer afstand, soms niet. Maar het is wel fijn als je elkaar zo goed kent.

Het is wel lekker fietsen als er zo’n stevige tegenwind is.

Je bestelt een plaat – een cd eigenlijk, maar voor jou is dat ook een plaat – bij je vaste platenwinkel. Je zegt dat je die zult komen ophalen wanneer het weer mag. Wat wel een fijn vooruitzicht is. Een nieuwe versie van de Johannes Passion.

Je stelt vast dat je ook de duur van de buikspieroefeningen die je doet in bed voor je gaat slapen hebt verlengd. Zodat je dat nadien zult kunnen vertellen aan je kinesiste, zodra je weer naar haar mag gaan.

Stel dat de hemel zou bestaan. En stel dat je dan aan de poort de vraag krijgt of je wel genoeg inspanningen hebt geleverd in het kader van de zelfopvoeding. Dan moet je toch iets kunnen zeggen? (Alle anderen mogen zo de hemel binnen, ongetwijfeld.)

Om een of andere reden was het alsof dat middagdutje nog niet echt mocht of zo.

Je hoort de cellosuites. Je denkt terug aan het concert. De cellist schreef jouw naam in het CD-doosje.

Je herinnert je nog die ene keer toen je ook na een concert aan de muzikante ging vragen om iets op de CD te schrijven die je net gekocht had. Hoe je haar moest uitleggen hoe je jouw voornaam moet uitspreken.

Om maar te zeggen dat het niet moeilijk is om je ogen te sluiten en te denken aan een concertzaal en aan wat het met je doet om daar te zitten. Hoe je lichaam verandert, zodra de muziek begint.

20 maart 2020

Gedachten 3

Dat klappen is dan wel bedoeld voor al die andere mensen, maar het maakt je zelf eigenlijk ook wel gelukkig. Die stemmen horen, weten dat de mensen buiten gaan komen. Alsof de kleur van de avond verandert.

En dat laken. Ingewikkeld. In de oproep werd er gezegd dat het een wit laken moest zijn. Kleine lakenverwarring. Zouden ze dat letterlijk bedoelen? Zo van dat fluorescerend wit? Zo van dat Jan Theys-wit? Want dat heb je niet. Je hebt dat ooit in een boek gelezen, heel lang geleden. Dat dat wit dus komt door optische witmakers. Witbedrog eigenlijk. En een hele uitleg dat die lichte grauwsluier door gebruik van ecowaspoeder dus eigenlijk wel normaal is. Je hebt daar ooit nog grote discussies over gevoerd. Heel lang geleden. En een laken dat net in de wasmand zat, mag dat ook? Dat wordt het dus. Je friemelt het tussen de raamopening. Net op de middag zit je in een videoconferentie, maar het laken hangt er wel. (Hopelijk komt er geen bezoek van de zorgpolitie die je uit je huis komt zetten omdat dat laken niet wit genoeg is. Zou ook wat onhandig zijn voor die videoconferentie.)

Je leert dat het nuttig is om tijdens een videoconferentie met veertien mensen wanneer iemand anders aan het woord is duidelijk mee te knikken met je hoofd als teken dat je het begrijpt. Je merkt dat je sowieso al niet zo’n aanleg hebt om minutenlang met een statische kop naar het scherm te kijken. Je merkt ook dat wijzen naar iemand van die veertien terwijl jouw microfoon niet is ingeschakeld geen effect heeft. Tenzij dan dat de persoon die wel aan het woord is denkt dat jij hem niet verstaat. (Gelukkig hebben alle andere mensen ter wereld die nieuwe skills al helemaal onder de knie.)

Je ziet die oude mevrouw in het rusthuis in het journaal. Hoe ze zo licht berustend zucht. Met die ogen. Ze doen je denken aan de oude Julia, die ogen.

Je denkt aan al die mensen die op hun manier hun kinderen veilig in de wereld willen houden. Je denkt aan de kleine Julia. Daar in jou is ze wel veilig nu.

Terwijl je zit te werken, zie je dat er mensen aan de andere kant van het raam staan te kijken naar dat bordje dat je hebt opgehangen. Ze lijken niet op te merken dat het er nogal onnozel uit ziet, ze vinden het zelfs mooi. (Dat is wel een voordeel van dit soort crisis, die mildheid tegenover bordjesknoeiers.)

Je rug heeft een verdrietdag.

In het weekend mag je eindelijk weer een middagdutje doen.

Voor dat bordje had je gekleurde stiften nodig. Die bleken in die grote bak te zitten, onder die enigszins rare grote blauwe knuffel. Sommige knuffels kunnen beter niet ingezet worden als het de bedoeling is trauma’s van kinderen te  verkleinen.

De chocolade is wel lekker. Eigenlijk.

Zouden die twee varens met elkaar communiceren? Je denkt het wel. Liefde geven aan een varen is niet zo gemakkelijk. De varen reageert niet onmiddellijk. Je moet erop vertrouwen dat de varen jouw liefde voelt. Een varen heeft ook een ander soort intellectuele uitstraling dan een tulp. Al weet je niet wat je daarmee bedoelt. (Eigenlijk hoop je elke dag heel hard dat die ene varen er helemaal door zal komen, dat is alles.)

Waarschijnlijk zijn andere mensen beter in de liefde. Maar het zou kunnen dat de varen jou heeft geadopteerd.

Diepzinnige gedachten over de liefde, andere dan die over de varen, komen soms zo ongeveer rond 17.48 uur. Ze vormen brieven die nooit verzonden worden.

Andere brieven daarentegen.

19 maart 2020

Gedachten 2

Hoe Angela Hewitt de Goldbergvariaties speelt. Het is of je lichaam weer thuiskomt.

Terwijl je je dagelijkse fietstochtje doet, passeren de bussen, een voor een. Er gaat een merkwaardige rust van uit. Telkens enkele mensen in de bus. De chauffeurs die sereen kijken.

De man in de krantenwinkel. Je ziet hem elke dag even. Zou het koud zijn om daar te zitten?

Het geluid van de vogels is zo intens. Het maakt je gelukkig.

Het ritme komt in de dag. Ook bij anderen is het zo, hoor je. Alsof er een adem veranderd is. Alsof de stad anders beweegt.

Andere mensen hebben geen adem meer. Ze zullen de stad niet meer zien.

Je was altijd al goed in het uitstellen van genot. Zelfs dat blijkt nu voordelen te hebben. (In je hoofd vormen zich spontaan – ze ontsnappen aan je zeer lichte neiging tot controle – allerlei lijstjes van verlangen. Ze zijn niet echt te omschrijven als verlanglijstjes. Wel lijstjes van verlangen. Gelukkig kijkt niemand in je hoofd.)

Zowat alle andere mensen ter wereld kunnen dat, een heel sierlijk bedankbordje tekenen om aan het raam te hangen om alle mensen te bedanken die nu het land overeind houden. Of die hebben een keicool profiel of zoiets. Het bordje dat jij tekent, ziet er een beetje onnozel uit, in die zin helemaal aan jou aangepast. (Hopelijk komen die doodvermoeide verpleegsters niet bij je aanbellen om te zeggen dat jouw bordje er toch een beetje lullig uitziet.)

Het is een beetje knoeien. Daarnaast ook nog een klein bordje maken waarop staat dat je aan hen denkt. En dan met je fototoestel op zogenaamd lenige wijze een foto maken van jezelf met dat bordje. Om het daarna door te kunnen sturen naar twee grote kleine meisjes. Je krijgt als antwoord dat er ook aan jou gedacht wordt. Waarop je alleen maar kunt antwoorden dat je helemaal gelukkig bent.

Kleine winkelverwarring. Normaal heb je altijd een klein potje mayonaise. Eigenlijk is het olivonaise. En hoewel Jeroen Meus zegt dat je met olijfolie geen goede mayonaise kunt maken vind je die eigenlijk het lekkerst. Die is blijkbaar uitgeput. Waardoor je bent overgeschakeld naar een even klein potje, mayonaise nu. Nu is ook dat kleine potje uitgeput in de winkel. Waardoor je verplicht bent over te schakelen naar een formaatje groter. Met als gevolg dat je bang bent dat men zal denken dat je aan het hamsteren bent. Maar je hebt het antwoord al proactief geoefend in je hoofd. Het is overmacht.

Aan de kassa toch nog een reep chocolade meenemen. In het kader van de echte prioriteiten.

En ondanks alle wereldproblemen vind je het toch vreselijk vervelend dat bij zowat elke website die je aanklikt er eerst minstens zeven dingen op je scherm uppen of zoiets.

Er is natuurlijk een kans dat als iemand je binnen zoveel weken nog eens voorzichtig aanraakt je dan in stukken in elkaar zult vallen. Niet meer te lijmen. Je moet dan misschien een bordje bij je dragen dat je breekbaar bent. (Wat je al was, eigenlijk. Het komt dus wel goed.)

Je vraagt aan een vriendin hoe het met haar gaat. In haar antwoord voegt ze een korte mooie vraag toe, die je een klein beetje doet openscheuren. Maar het is goed.

De dingen die je leert over jezelf. Ze maken je lichaam zachter.

Zoals die twee tranen, net voor de klok van zes.

18 maart 2020

Gedachten 1

Het handgeklap galmt goed over het lege plein.

Een half uurtje hard fietsen. Elke dag. Gelukkig is je haar vorige week nog geknipt, dat scheelt toch veel met die tegenwind.

Hoe goed het voelt, die stem te horen aan de telefoon.

Je neemt je voor lange brieven te gaan schrijven aan enkele dierbaren. Je probeert die drang te begrijpen. Zijn het dingen die je nog moest zeggen vooraleer? Of dingen die gewoon op nu aan het wachten waren? Iemand wacht ondertussen al op jouw brief.

Die ene plant op het terras. Je dacht dat het niets meer zou worden. Het komt misschien nog goed.

Je hebt de indruk dat die ene varen die je verplaatste lijkt te herademen. Je zit er vaak lang naar te kijken. Je zou het zo graag willen, dat het goed komt.

Soms begrijp je niet hoe het komt dat planten zomaar willen groeien in je huis. Alsof je er geen recht op zou hebben.

Die ene moet trouwens ook in een grotere pot. Dringend.

Die film was zo mooi. Een groot klein meisje hoorde het van haar mama. Dat jij graag naar romantische films kijkt. (Je wilt er altijd eentje in reserve klaar hebben staan, voor wanneer het moment daar is.)

Dat je een van de weinige mannen bent die – het blijkt redelijk beschamend te zijn – al alle seizoenen van Grey’s Anatomy heeft gezien. Dat hoorde je onlangs van een vriendin.

Soms met enige verbijstering kijken naar mannen die in First Dates de meest lompe dingen zeggen en toch denken dat de date geweldig goed ging. Roepen tegen het scherm.

Voelen dat het ritme begint te komen.

De poetsmeneer van de hal komt niet meer de volgende weken. Je neemt je voor daar elke week met een dweil even door te gaan. Zodat de wereld gewoon blijft draaien.

Elke dag een beetje oefenen in nieuwe routines, zoals video conferencing. Leren dat je niet te veel moet wiebelen met je kop. (Als je alleen thuis bent de hele dag, en je wast je handen de hele tijd, dan mag je toch hopelijk wel af en toe je eigen kop aanraken? Niet alleen omdat je topzwaar bent en stil moet zitten in beeld.)

Jezelf aanraken en voelen dat je er nog bent.

Die vriendin die je vroeger vertelde dat je zo vaak je hand op je eigen schouder legt als je iets moeilijks vertelt. (Ondertussen weet je hoe dat komt.) Ze belt je om even bij te praten.

Misschien kun je jezelf wel oefenen in gedachten. Elke dag.

(Naar het schijnt mag het ook een kort stukje zijn. Als het maar elke dag komt. Het publiek heeft gesproken.)

17 maart 2020

Het is zo stil

Het is zo stil. Soms kun je jezelf horen denken.

Even gaan zitten en alleen maar ademen. Voelen hoe je dichter bij de aarde komt. Je schouders, tranen, warme handen. Misschien ben je al geoefend in onderhuidse rusteloosheid.

Verlangen naar woorden, naar wat ze met je kunnen doen.

Het ritme van de dag. Je bent daar altijd wel een beetje goed in geweest. (Anderen zouden het een afwijking noemen.) Je probeert de stukjes te leggen.

De dingen moeten nog een beetje op hun plaats vallen.

Misschien moet je een verhaal maken, elke dag een stuk. Waardoor je kunt schrijven.

Het ritme van de woorden. Soms zie je waar dat is. Hoe het zal zijn als je daar met je lichaam in kunt schuiven. En hoe dat dan gebeurt.

Het is een beetje wachten op die beweging. Het is er al, maar je danst nog net een beetje naast jezelf.

Lange dromen. Met mooie verhalen. Er is daar een eindeloze stroom verhalen, denk je. Ergens. Je kunt je hand in het water houden, en het beweegt over je handen.

De foto’s die je maakte in die grote tuin. De nakende lente, die zich nog zo onbekeken voelde.

Soms denk je aan huid. Of is het je huid die denkt.

Soms denk je aan een trein. Hoe die je zou dragen, op andere dagen.

Soms denk je aan wiegen.

Je zag het in dat filmpje. Hoe die man die vrouw aan het wiegen was. Je weet niet of je zou durven wat zij doen, al kun je zien hoe het zou zijn. Het is nog een afwezigheid.

Dat boekje dat al een tijd lag te wachten. Je leest het nu in stukjes uit. Je wachtte op dat boekje om aan een tekst te kunnen beginnen. Die tekst wacht ook al een tijd. De tekst komt.

Kleine stukjes schoonmaken.

Veel dankbaarheid. Voor al die mensen die gewoon het goede doen.

Die film van de generale repetitie van de Johannes, die ze nog net konden opnemen. Je zou binnenkort ook met een vriendin naar de Johannes gaan. Dat gaat niet door. Maar de Johannes gaat niet weg. De dingen die blijven.

Het is een oefening in kijken.

Al die brieven die je zou gaan schrijven. Ze komen nog.

Een meisje post foto’s van de lente die eraan zit te komen. Ze doet je glimlachen.

Een beetje verlegen bij de apotheekmevrouw vragen of je ook gewoon oogdruppels mag vragen. Ze is blij dat ze nog eens iets gewoons kan doen. Je bedankt haar voor alles.

De dingen die in je lichaam geschreven zijn. Je kijkt ernaar.

Hard fietsen om een krant te gaan halen. Hoe fijn het is, de wind te voelen.

De planten op het balkon. Ze volgen gewoon zichzelf.

Je denkt aan iemand.

Hoe lekker die appel is.

Hoe goed het doet, gezichten zien.

Die man en die vrouw in het programma. Ze zien elkaar voor het eerst. Ze kunnen niet stoppen met kijken.

Die actrice in die film. Je kent haar ergens van. Het komt niet.

Wat je de volgende dag met het ritme zult doen, denk je.

De warmte zien. Proberen jezelf in de warmte te schuiven.

Roepen tegen de krant.

De was is nog niet helemaal droog. Morgen dan maar de volgende machine.

Je wilt dingen dicht bij je die een verhaal hebben. Ze maken je zachter.

Je denkt aan de kinderen. Je ziet iets over hoe je een kind beschermde, het is niet uit te spreken.

Een spaarlijstje, dingen die je zult doen als dit voorbij is.

Sommige mensen zouden stiller mogen zijn. Of zoiets.

De rituelen, hoe ze bij je zijn gaan horen.

Elke dag is een oefening. In dankbaarheid.

14 maart 2020

Anna

Ik zag haar voor het eerst ruim een week geleden. We zaten naast elkaar te wachten. Er was genoeg ruimte tussen ons in, maar je kon wel zeggen dat we naast elkaar zaten. Daar, op de rand van de muur, wachtend op de trein.

Toen ik haar zag, was het alsof ik haar meteen herkende. Waarvan, wist ik niet. Ze keek naar mij, bleef kijken. Ze vroeg waar ze mij van kende. Ik zei dat ik het niet wist. Ze heette Anna.

Misschien is het wel zo dat je elkaar gewoon ter plekke voor het eerst kunt herkennen.

Ze had mooi grijs haar. Die kleur leek gemaakt te zijn voor haar ogen.

Ik vroeg hoe het met haar ging. Als je elkaar toch al kent, mag dat. Ik vroeg haar of ze al een fijne dag had gehad.

Ze vertelde me dat ze al een tijd daar op die muur zat. Ze had al enkele treinen voorbij laten gaan. Het lukte haar om een of andere reden niet om in te stappen. Ze wou gewoon kijken naar de mensen, alsof ze op iemand wachtte. De dag was niet zo goed geweest, zei ze. Ze was onlangs begonnen op haar nieuwe werk. En het was alsof ze nog een beetje verloren liep. Ze had een gesprek gehad met iemand die maar bleef doorpraten de hele tijd. Het was alsof hij alleen maar gewicht op haar legde. Hij zag haar niet, zag niet hoe ze even niet meer kon ademen of zo. Nu ze erover nadacht, zag ze het weer. Hij had haar eigenlijk helemaal niet aangekeken tijdens het gesprek. Het was alsof zijn woordenstroom net over haar heen ging.

‘Heb je dat soms ook? Dat je zou willen dat een ander je ziet? Gewoon. Het is niet zo bijzonder. Maar gewoon dat je voelt dat iemand je in de ogen heeft gekeken en op een of andere manier echt heeft gezien wie je bent, ook al is dat maar een deel van wie je bent. Als je dat merkt, is het alsof je je veilig voelt. Je kunt terug samenvallen met jezelf. Je kunt gewoon ademen en praten.’

Ik zei haar dat ik dat verlangen zeker herkende. Soms zijn er weinig mensen die je willen zien, misschien wel omdat ze de hele tijd bezig zijn met het beeld van zichzelf dat ze zouden willen zien. Om een ander echt te zien, moet je een beetje naar een kwetsbare plek gaan, daar waar je zelf breekbaar zou kunnen zijn.

‘Misschien was het dat wat ik herkende in jou, hoe je keek. Alsof je iets zag. Het is een beetje onbeleefd of zo dat ik dat nu zo zeg. Vergeet het ook maar weer gewoon. Maar ik ben wel blij dat je naast me kwam zitten. Dat maakt mijn dag goed.’

Terwijl ze aan het praten was, probeerde ik me voor te stellen hoe haar kinderen eruit zouden zien. Ik wist niet eens of ze wel kinderen had en ik weet niet waarom ik het haar niet vroeg. Het was alsof ik zag hoe haar ogen zouden veranderen zodra ze over haar kinderen zou beginnen praten. Dat had ik enkele dagen daarvoor nog gezien bij een andere vrouw, die me vertelde over de kinderen die ze graag zou gehad hebben. Alleen al door die ogen waren ze er echt. Hoeveel kinderen Anna heeft, wist ik toen nog niet. Misschien wist ik al dat ons gesprek nog lang zou duren.

Ik vertelde haar hoe ik die dag een bericht had gekregen van een vroegere geliefde. Soms krijg je jaren later nog een zin die als een geschenk zo maar naar je toe komt. Je beseft dat wat er was, toen, ook echt was of zo. Het verandert de herinnering in je lichaam.

‘Het is mooi, hoe je dat vertelt. Ik ben blij voor jou. Het is een gevoel dat ik ook ken. Dat je je afvraagt wat iets betekende voor een ander, wat jij betekende voor een ander. Ik merk bij mezelf dat ik er soms van uitga dat dat wel niets zal zijn.’

Ze vertelde me nog een mooi verhaal over een man die ze ooit kende. Hij was ineens vertrokken uit haar leven om met iemand anders verder te gaan. Dat kon ze op zich wel aanvaarden, ze wist al langer dat er iets niet helemaal goed zat. Maar dat idee van een soort absolute breuk met wat geweest was, dat verwarde haar nog steeds.

‘Ik weet niet of hij me echt gezien heeft. Misschien niet, waardoor het gemakkelijk was om verder te gaan. Misschien wou hij zich niet laten raken door ons, en wou hij daarom weg. Het is niet dat ik hem nu zo nodig in mijn leven zou willen, maar ik zou gewoon willen weten wie ik was voor hem, toen. Soms.’

We stapten samen in de trein. Ze vertelde me over haar kinderen. Haar ogen veranderden.

‘Soms ben ik bang voor het moment dat ze niet meer zomaar tegen me aan komen kruipen. Soms. Ik weet dat dat moment zal komen. Het hoort ook zo, waarschijnlijk. Maar ik weet niet of ik erop voorbereid ben.’

Ik zei haar dat ik zeker wist dat het wel goed zou komen. Het had iets met haar ogen te maken. Denk ik.

13 maart 2020

Kwetsbaar verblijf

Je kunt kijken naar je handen. Hoe ze de lucht aanraken, in een sierlijke draai. Hoe ze het papier verkennen, waar de woorden zijn. Hoe ze zich iets herinneren. Hoe ze weten waarom ze er zijn.

Je kunt kijken naar de plek die je bent. Een verlangen naar plaats. Misschien is iedereen een verlangen naar blijven, voor even. En zien dat je een knooppunt bent van de anderen. Ze bewegen door je heen. Je zult nooit weten waar je plek ophoudt, waar ze begint. Wat je wel weet: als je kijkt, zie je de anderen.

Je kunt kijken naar de stilte. Net na het doven van alle lichten in het huis. Net voor je je uit handen geeft aan de nacht. De stilte is nooit vanzelfsprekend. Soms kun je zien hoe de stilte je draagt. Als een geschenk.

Je kunt kijken naar het wezen dat je ziet in de spiegel. Waarschijnlijk ben je het zelf. Je kunt de littekens zien, ingedeukt door de tijd. Je kunt de ogen zien, ze willen nog zoveel.

Je kunt kijken naar de ruimte. Hoe ze zich rondom jou schikt, terwijl je door het huis loopt. En dat je daar zomaar mag zijn. Dat het goed is. Dat je daar kunt rusten, wanneer je dat zou willen.

Je kunt kijken naar het voedsel in je handen. Je kunt er de aarde in zien. Je kunt er handen in zien. Je kunt er de zon in zien. En het is daar zomaar, je mag het aanraken.

Je kunt kijken naar de planten bij het raam. Ze zijn geduldig. Ze verdragen jouw aanwezigheid. Meer zelfs: ze kennen al je verhalen. Ze nemen hun tijd om je iets duidelijk te maken.

Je kunt kijken naar de maan, daar buiten op het terras. De maan heeft eeuwen gezien, de maan ziet alle kanten van deze breekbare bol. De maan blijft rustig bij al het gekwetter. De maan weet wel beter. De maan zag de oorlog, zag het verlies, zag de wanhoop.

Je kunt kijken naar het zwijgen. Daar waar je je hoofd buigt, de nederigheid omarmt. Misschien zijn sommige mensen bang van het zwijgen. Wat ze zouden zien, in dat moment.

Je kunt kijken naar de verhalen. Hoe je van daar tot hier gekomen bent. De dingen in je huid geschreven. De mensen die naast je bleven lopen. Zomaar. Je hebt het nooit begrepen. Dat ze het deden was het antwoord. Je bent niet van jezelf alleen.

Je kunt kijken naar de anderen. Wat je zou kunnen doen om hen te beschermen.

Je kunt kijken naar de kinderen. Je hoort hun stemmen. Je droomt van de plek waar zij veilig zullen zijn, in alle stormen die nog op hen wachten.

Je kunt kijken naar je verwarring. Hoe je lichaam zich herschikt. Hoe het zwijgend een ritme zal vinden. Hoe het iets al altijd kende. En hoe dat misschien wel helpt.

Je kunt kijken naar de dood. De dood verdient onze stilte, niet ons getier. Hoe je even niet beweegt, hoe je even het hoofd buigt, in aanwezigheid bij je eigen afwezigheid. Wanneer iemand zich in de dood heeft neergelegd.

Je kunt kijken naar wat je te leren hebt. Misschien is het wel zo dat de boom geen schrik heeft van de seizoenen. De boom weet hoe te bewegen in de storm. De boom weet hoe te wachten in de winter. De boom verliest zich niet in het mysterie van de zonnewende. Misschien is het wel zo dat de rivier erop vertrouwt, rivier te zijn.

Je kunt kijken naar je eenzaamheid. Wat niet geheeld kan worden, als een vriendelijke reisgezel. Wat niet aan te raken is. Wat kijkt naar je verdriet. Wat er gewoon is, ergens in de vooravond. En ineens zie je de beelden. Waarom daar, waarom op dat moment. En het besef dat het voor al die anderen niet anders is, ergens onderweg.

Je kunt kijken naar de woorden. Hoe ze klein en verlegen mogen zijn. Hoe ze rustig een beetje naar achter mogen schuiven. Hoe er niet de hele tijd iets moet gezegd worden. Hoe dat zou kunnen helpen om iets te zien.

En hoe dat wat je ziet een geschenk zou kunnen zijn.

Hoe kwetsbaar we zijn.

08 maart 2020

De maan

‘Ik had eerst even moeten bellen. Ik kom hier nu zomaar binnenvallen.’
‘Het is goed hoor. Ik ben blij je te zien.’
‘Ja? Het is al zo lang geleden dat ik hier nog was. Ik ben wel blij eigenlijk dat ik deze plek nog eens zie. Ik zag ze alleen nog maar in mijn hoofd. Ik zag de maan, en die deed me naar hier komen.’
‘Ik moet nog heel even de afwas afwerken, als dat niet erg is. Ik was wat later thuis, was deze namiddag naar de film geweest.’
‘Was de film goed?’
‘O ja, ongelooflijk goed. Alles klopte gewoon aan die film. Ik was echt diep ontroerd. Alleen merkte ik weer bij mezelf dat ik redelijk onverdraagzaam word, zodra ik in de zaal zit. Mensen die minuten te laat binnenkomen, en dan nog uitgebreid door de rijen willen schuiven voor dat ene plaatsje. Het is zo storend, en ik kan het niet verdragen. Dat is eigenlijk altijd zo geweest. Ik kijk dan met een beetje verbazing naar mezelf.’
‘Ik begrijp je wel. Of ik weet alleszins hoe het voor jou is, van die keren dat we samen naar de film gingen. Je bent wel grappig dan.’
‘Was het een goede dag voor jou?’
‘Eigenlijk niet. Ik had zo slecht geslapen. Rare dromen. Ik wou niet thuis zijn vandaag, het voelde zo alleen. In de regen gaan wandelen leek me wel een goed idee. Maar het werkte toch niet echt. En toen was het alsof ik naar hier op weg was.’
‘En hier ben je dan. Wat was er met je dromen?’
‘Ik heb ze al een hele week. Ik zit ergens vast, waar ik niet kan bewegen. En er komen de hele tijd mensen binnen die tegen me roepen. Ze zijn kwaad op mij en brullen een hele tijd. En dan gaan ze weer weg. Mijn stem stokt, er komt geen geluid uit, en ik kan me ook niet bewegen. Soms schiet ik dan wakker, midden in zo’n droom. En dan komt die de volgende nacht gewoon weer terug.’
‘Ken je de mensen die staan te roepen?’
‘Ja, ik weet dat ik ze ken, maar toch kan ik hun gezicht niet zien.’
‘Hopelijk ben ik er niet bij?’
‘Nee, dat weet ik wel zeker. Jij hebt dat nooit gedaan. Ik misschien wel tegen jou, maar niet omgekeerd.’
‘Stel je voor dat ik zomaar je droom zou binnenwandelen.’
‘Maar jou zou ik wel herkennen denk ik.’
‘Ik heb ook zo’n droom die altijd terugkomt, maar wel niet nacht na nacht. Die droom over niet weg kunnen uit een huis dat de hele tijd van vorm verandert, waardoor ik alleen maar steeds meer verloren loop. En dan mijn schoenen verliezen. Het is zo’n logische droom, begin ik steeds beter te zien.’
‘Zie je waar het vandaan komt?’
‘Ja, ik denk het wel. En jij?’
‘Ik weet het nog niet zo goed. Ik voel me zo machteloos in die droom. Het is altijd alsof er iets is dat ik niet begrijp. Alsof er tussen mij en de dingen een soort zwart gat is of zo. Er is iets gebeurd, of ik heb iets gedaan, waardoor die mensen kwaad zijn op mij. Alleen weet ik niet wat het is, en weet ik tegelijk dat ik dat niet zal weten. Zo voelt het alleszins.’
‘Wat erg voor jou.’
‘Goh ja, maar nu zit ik hier de hele tijd over mezelf te vertellen. En ik had me nog zo voorgenomen om dat niet te doen. Het ligt aan jou, jij luistert altijd zo goed, en dan voel ik me meteen op mijn gemak of zo.’
‘Ik wil gewoon weten hoe het met je gaat, zoals altijd. Vaak zeg je zo weinig. Dan merk ik wel dat er iets niet goed zit. Maar het blijft ergens achter een scherm of zo.’
‘Dat hoor ik wel vaak. Ik kan er niet aan doen. Ik wou eigenlijk dat het anders was.’
‘Ik ken je al wel ondertussen.’
‘Het beeld dat ik had was dat ik hier gewoon zou binnenkomen en dan hier zou gaan zitten. Stilletjes. Naar de planten kijken. Of met jou naar de televisie kijken. En dan niets zeggen. Dat leek me zo’n fijn gevoel.’
‘Vroeger deed je dat ook soms. Dan kwam je binnen, vroeg of je een stuk van mijn strijk mocht doen of zo. Je vroeg dan of ik een uur of zo niets zou zeggen of vragen. En dan deed ik dat, en dan leek je zo blij naderhand.’
‘Misschien was het nu ook wel zoiets.’
‘Wil je dat ik zwijg?’
‘Dat mag. Als ik gewoon even hier zo mag zitten, dat zou geweldig zijn.’
‘Wil je nog iets?’
‘Ik besefte daarnet dat ik eigenlijk ooit nog wel eens met jou naar de film zou willen gaan. De laatste keer dat we dat samen deden was niet zo goed afgelopen. Ik heb me daar altijd een beetje schuldig over gevoeld. Ik gaf nogal tegengestelde signalen.’
‘Wat je wel vaker deed, eigenlijk.’
‘Ja, dat weet ik.’
‘We zullen nog wel eens samen naar de film gaan, goed?’
‘Ja, dat zou ik wel fijn vinden.’
‘En dan nu hier gewoon zitten?’
‘Ja.’

06 maart 2020

Kleinverlangen

Wat het wil zeggen, weet je niet helemaal zeker. Een verlangen naar kleine woorden.

Woorden die je nauwelijks aanraakt. Zoals woorden die amper de grond raken, zacht treden.

Misschien zou je zo willen zijn, even. Daar zou iemand je kunnen zien.

Even zie je hoe het zou kunnen zijn.

Als je wacht, komen er beelden in je lichaam. Beelden die je bijna kunt zien.

Je ziet hoe ze bewegen. Je ziet de beweging van wat je niet kunt zien.

De afdruk die ze laten. Door te kijken.

En je ziet waar je werd aangeraakt. En wat het deed.

De ogen blijven ook.

En de tijd, als een rivier. Je bent de oever, als je kijkt.

Je dacht aan iets van oud en iets van jong. Hoe het zou zijn als ze zou samenvallen.

En je ziet de tijd in je huid. En dat wat voor de woorden was.

In uitgestelde tijd van beweging.

Je probeerde iemand iets uit te leggen. Over een nulpunt.

Misschien zag ze wat je bedoelde. Bleef ze voor de woorden.

En terwijl je het zei, zag je iets over het kind. Hoe je het beschermde.

In afwezigheid. En hoe je er naar kon kijken.

Je ziet woorden die niet gezegd zijn. Misschien wachten ze.

Je legt je ene hand naast je hart, de andere ertegenover. En je adem.

Misschien is het een terugkeer. Misschien is het een verkenning.

Een vriend vraagt je iets. Je wacht op het antwoord.

Je ziet de vrouw op de bank. Je zou willen luisteren naar haar verhaal.

Je ziet de vrouw die zingt. Je zou haar iets willen zeggen.

Je verhaalhuid.

Je stem zakt diep. Soms is ze daar. Een terugkeer, of een verkenning.

En de druppels in je oor. Als zachte olie.

Je denkt aan dat geschenk. Dat zal blijven wachten.

Je bent aanraakbaar voor de beelden.

Ze schuiven door elkaar heen. Ze bezoeken je.

Je ziet grote woorden voorbij gaan. Ze mogen daar blijven.

Tintels, ergens in je nek. Zomaar.

Soms is het alsof je de sporen in je huid kunt zien druppelen.

Het is een verkenning, denk je.

En je rug, die ochtend. En je rug, de avond daarvoor. Terwijl je keek.

Je lichaam leek zo groot. En toch paste het ook wel.

Terwijl je uitstapte, dacht je na over het verschil tussen onzichtbaar en niet zichtbaar.

En je dacht aan die plek waar het heel warm was, toen die keer.

Hoe onhandig zou je nu zijn? Anders.

Je kunt schrijven met een zachte toets. Het verandert je flanken.

Misschien moet je een foto zoeken die beweegt.

01 maart 2020

Een rivier van woorden

De dagen. Alle plannen die je had. Woordplannen. Die grote tekst die je zou gaan schrijven, eindelijk. De belofte van een helder lijstje, gewoon netjes af te werken. (De illusie van een zeer lichte controle over de werkelijkheid.)

En toch veel woorden, terwijl de plannen zich verplaatsen naar een volgend lijstje. Wat misschien iets zegt over het gewone leven.

De vragen komen naar je toe. Of je dit ook nog even kunt doen, of je dat nog kunt doen.

Zoals die ene vertaling. Je neemt je woordrituelen waar. Eerst moet de tekst die je kreeg er een beetje netjes uit zien. Geen verspringende bolletjes of nummertjes. Geen verschillende lettertypes. Geen kleurtjes. Gewoon rustige woorden. En dan beginnen ploegen. Je kunt de tekst in jouw taal een klein beetje soepeler maken dan die is in de andere taal, maar vaak is het toch vooral ploegen en kneden, woord per woord. (Niet elke tekst is gemaakt om glashelder te zijn. Sommige teksten hebben als bestemming stilstand, en niet een riviertje.) In een laatste ronde nog alle kleine lettertjes en cijfertjes goed zetten. En dan de tekst uit handen geven. De woorden zijn een beetje nors, maar de tekst lijkt zacht.

Je kijkt naar de derde aflevering van de documentaire. En weer voel je elk beeld, elk woord. Dingen die in lichamen geschreven zijn, net voor de plek waar de woorden zijn. Er was een niemandsland rond die gedeukte lichamen, rond al dat verdriet. De woorden nemen het over, de dingen laten zich voelen.

Later stuur je nog een berichtje naar de mevrouw die de documentaire maakte. Je weet niet of ze jouw woorden zal lezen. Maar ze zijn er.

(Je ziet beelden, alsof ze langzaam onbenoemde plekken beginnen in te nemen.)

Je had je eerder al opgewonden over de uitspraken van een minister. Je had al via een collega het document van die regering gekregen. Je was al een beetje erg verontwaardigd. Die ochtend lees je in de krant het verhaal van de brief van de minister-president. Je handen beginnen te trillen. Uren later ben je nog altijd ziedend. Het is in zekere zin een  geruststelling dat de dingen je zo kunnen raken. Diepe schaamte voel je. Wat je leest, het gaat in tegen zoveel dingen die blijkbaar zo diep in je verankerd zijn. Je leest de woorden van het document nog eens opnieuw. Je ziet de kille zinnen. Rusteloos probeer je je op je werk te concentreren. Je weet dat er maar één uitweg is. Woorden. tijdens de middagpauze zet je de woordenstroom open. Je vingers ratelen over de toetsen, in een eindeloze stroom, ononderbroken. Je leest het nog een keer na. Enkel hier en daar schuif je er nog een woord tussen. De tekst is weg. De tekst zal zijn weg wel vinden. De tekst drijft van je weg. Je lichaam begint heel langzaam rustiger te worden.

Die avond. Jullie zitten in een cirkel. Je luistert naar de zinnen. Ze gaan heen en weer, bewegen vrij. In je hoofd zie je woorden. Als je die woorden in het gesprek zou leggen, zouden de stromen naar elkaar toe komen, dichter bij elkaar. Zo komen ze naar je toe.

(Je buik volgt een heel andere stroom, tot ver in de volgende dag.) (Je kunt van je lichaam geen lijstje maken.)

De volgende dag. Je hebt een briefing bij elkaar te puzzelen. Het is elke keer weer spannend. Je begint met fragmenten en vult de gaten verder op.

Je hebt nog een andere tekst te schrijven. Je hebt een half uurtje voorzien om te wachten op de tekst. Je ademt je naar de plek waar je zou kunnen beginnen. Het is alsof je huid verandert. Je had al een week het woord in je hoofd waar de tekst over zou gaan. Je had die hele tijd iets van een verzet gevoeld. (Zo is het vaak. Je weet dus dat je niet kunt weglopen van wat zich aandient.) Je begint te schrijven. Je volgt de rivier, het is de enige weg voor deze tekst. Je schrijft iets over het kind, de kinderen. Als het daar is, in die tekst die in de wereld zal zijn, zal het iets veranderen aan je lichaam, denk je. Nadien ben je een beetje bang. De tekst is uit je handen.

Die avond. Een concert. Je wilt gewoon zitten en luisteren en kijken, voor en na enkele dingen zeggen met de vriendin die bij je is. De zanger op het podium is geheel rustig zichzelf, zijn muzikanten bewegen met hem mee. Je begrijpt het niet, het maakt je rusteloos, die mensen die blijkbaar alleen naar een concert komen om de hele tijd heen en weer te lopen om nog meer bier te gaan halen, de hele tijd te kletsen. Je begrijpt het niet, mensen die meer bezig zijn met hun apparaat en voor de zoveelste keer een foto willen maken. (Je bent er pas als je een foto hebt gemaakt.) Het is iets in je, het maakt je rusteloos.

De volgende dag. Snel de weekendboodschappen doen, om aan het station op je bezoek te wachten. De vrouw is van ver gekomen om met je te praten. Over de kinderen. De uren vliegen voorbij. Haar verhaal ontroert je diep. Het is alsof de woorden er al waren. Het gesprek had op zichzelf gewacht, als een plek uitgespaard in de lucht. Het is een mooi geschenk.

Later die dag. De mannen. Ze zitten rond je tafel. Je kijkt hen aan. Zoveel jaar al zijn jullie samen onderweg. De verhalen volgen elkaar op, stuiteren soms een beetje heen en weer. En wat met de vaders? Daarover gaat het. De tijd is te snel gegaan, weer.

Die avond, weer een concert. De kerk die geen kerk meer is. De zanger van de groep is een vriend. (Hij is een beetje kaaltjes aan het worden, zie je.) Hij houdt van de woorden. De beelden tegen de kerkmuur achteraan lijken mee te bewegen.

En op zondag kijk je naar de rivier die langzaam dichterbij komt.