17 maart 2020

Het is zo stil

Het is zo stil. Soms kun je jezelf horen denken.

Even gaan zitten en alleen maar ademen. Voelen hoe je dichter bij de aarde komt. Je schouders, tranen, warme handen. Misschien ben je al geoefend in onderhuidse rusteloosheid.

Verlangen naar woorden, naar wat ze met je kunnen doen.

Het ritme van de dag. Je bent daar altijd wel een beetje goed in geweest. (Anderen zouden het een afwijking noemen.) Je probeert de stukjes te leggen.

De dingen moeten nog een beetje op hun plaats vallen.

Misschien moet je een verhaal maken, elke dag een stuk. Waardoor je kunt schrijven.

Het ritme van de woorden. Soms zie je waar dat is. Hoe het zal zijn als je daar met je lichaam in kunt schuiven. En hoe dat dan gebeurt.

Het is een beetje wachten op die beweging. Het is er al, maar je danst nog net een beetje naast jezelf.

Lange dromen. Met mooie verhalen. Er is daar een eindeloze stroom verhalen, denk je. Ergens. Je kunt je hand in het water houden, en het beweegt over je handen.

De foto’s die je maakte in die grote tuin. De nakende lente, die zich nog zo onbekeken voelde.

Soms denk je aan huid. Of is het je huid die denkt.

Soms denk je aan een trein. Hoe die je zou dragen, op andere dagen.

Soms denk je aan wiegen.

Je zag het in dat filmpje. Hoe die man die vrouw aan het wiegen was. Je weet niet of je zou durven wat zij doen, al kun je zien hoe het zou zijn. Het is nog een afwezigheid.

Dat boekje dat al een tijd lag te wachten. Je leest het nu in stukjes uit. Je wachtte op dat boekje om aan een tekst te kunnen beginnen. Die tekst wacht ook al een tijd. De tekst komt.

Kleine stukjes schoonmaken.

Veel dankbaarheid. Voor al die mensen die gewoon het goede doen.

Die film van de generale repetitie van de Johannes, die ze nog net konden opnemen. Je zou binnenkort ook met een vriendin naar de Johannes gaan. Dat gaat niet door. Maar de Johannes gaat niet weg. De dingen die blijven.

Het is een oefening in kijken.

Al die brieven die je zou gaan schrijven. Ze komen nog.

Een meisje post foto’s van de lente die eraan zit te komen. Ze doet je glimlachen.

Een beetje verlegen bij de apotheekmevrouw vragen of je ook gewoon oogdruppels mag vragen. Ze is blij dat ze nog eens iets gewoons kan doen. Je bedankt haar voor alles.

De dingen die in je lichaam geschreven zijn. Je kijkt ernaar.

Hard fietsen om een krant te gaan halen. Hoe fijn het is, de wind te voelen.

De planten op het balkon. Ze volgen gewoon zichzelf.

Je denkt aan iemand.

Hoe lekker die appel is.

Hoe goed het doet, gezichten zien.

Die man en die vrouw in het programma. Ze zien elkaar voor het eerst. Ze kunnen niet stoppen met kijken.

Die actrice in die film. Je kent haar ergens van. Het komt niet.

Wat je de volgende dag met het ritme zult doen, denk je.

De warmte zien. Proberen jezelf in de warmte te schuiven.

Roepen tegen de krant.

De was is nog niet helemaal droog. Morgen dan maar de volgende machine.

Je wilt dingen dicht bij je die een verhaal hebben. Ze maken je zachter.

Je denkt aan de kinderen. Je ziet iets over hoe je een kind beschermde, het is niet uit te spreken.

Een spaarlijstje, dingen die je zult doen als dit voorbij is.

Sommige mensen zouden stiller mogen zijn. Of zoiets.

De rituelen, hoe ze bij je zijn gaan horen.

Elke dag is een oefening. In dankbaarheid.

Geen opmerkingen: