28 juni 2020

Partita No. 2

Een zondagnamiddag. Je bent al een tijdje weer thuis, hebt nog even wat geslapen.

Iets van je is in een parallelle wereld, nog niet helemaal wakker.

Nog even de krant lezen op het terras. Verhalen over doden. En een hoofdstuk uit je boek. Je knikkebolt een beetje. Het is zo tragisch.

Het is alsof plekken door je heen schuiven. Je moet wachten. Je adem zal je wel terugbrengen.

Het was alsof je adem zo dicht bij je bleef, achter dat mondmasker in de trein. Adem die je omringt, en iets van wat verdwijnt ver weg houdt.

De mensen op het plein.

Het is stil, zo stil. Het licht verandert niet de hele tijd.

Je ziet dat er in je hoofd een gesprek bezig is. Je ziet zinnen.

Je loopt door het huis. Een verdriet valt over je, in aarzelende golven.

Het is tijd voor de partita, denk je.

Je gaat even hier staan, daarna daar. Je kijkt.

Je denkt aan handen.

Een verhaal weegt op je, het maakt je droef. Iets over niet willen teleurstellen.

Rusteloze opstandigheid. Je handen trillen.

De tijd heeft zich in lagen in je neergelegd. Ineens zie je hoe je huid iets weet, iets kan zien. Over waar hier in daar zou kunnen verdwijnen.

Je denkt aan een gesprek van enkele dagen geleden. Verhalen die zich spiegelen. Misschien is er een plek waar je kunt gaan staan. En kijken naar wat is.

Het is alsof de viool de dingen uit elkaar haalt, waardoor ze naast elkaar komen te liggen. Zichtbaar.

Je ziet de lagen beter nu. Je ziet waar je verkeerd was. Je ziet waar je misschien zou kunnen komen, zonder dat de erfzonde je over zal nemen.

En het verdriet blijft.

Je kunt het wiegen, dat heb je gezien.

Je ziet een man staan.

Je zou iets willen kunnen doen.

(Misschien doe je het al, een beetje.)

Je ziet hoe het ene woord je lichaam zacht maakt, terwijl het andere in een kramp verandert.

Hoe je een spiegel kunt zijn van een lege plek.

Ze is onderweg, daar ergens.

Langzaam vallen de beelden terug met je samen. Bijna toch.

Je kijkt naar je handen.

De kleine bewegingen in het huis.

De planten vertellen je iets. Ze bleven bij het huis, terwijl jij weg was.

De aardappelen zijn gebakken. Ze ruiken lekker.

Het is alsof het eten je rustiger maakt. En terug naar de zondagavond brengt.

(Zoals het zo vaak gaat, eigenlijk.)

En de wind.

24 juni 2020

Gedachten 99

In etappes wakker worden. Alsof sommige dingen zich telkens opnieuw moeten neerleggen. Je kijkt, glimlacht, en het gesprek gaat verder.

Er was iets met die diepe stem.

De mevrouw met de fiets kijkt niet binnen. Dus.

Liggend op de tafel bij je kinesiste wordt de kwestie van de douchedeur ook even aangepakt. Samen met je rug.

Onderweg naar huis haal je nog even de bloedresultaten op. Heel veel cijfertjes, waar je met een ernstige blik naar kijkt, ondertussen begrijpend en minzaam knikkend.

(Hoe die cijfers toch iets doen. Hoe je vorig jaar ineens begon te wankelen, toen je niet goed begreep wat ze juist betekenden. Hoe het leek alsof je zelf niets kon doen, alsof je overgeleverd was. Misschien zijn het de naweeën van de kankerperiode, toen. Misschien is het in je lichaam ingeschreven, dat alles onder je voeten kan weggetrokken worden. Zo dichtbij kan wankelen zijn. Nu dus niet.)

Weer eerst een wasje draaien, bij thuiskomst. Je doet de lakentelling in je hoofd.

Dat verhaal dat de vorige nacht naar je toe kwam. Ineens zag je het, in je buik. En dat je opstond, om het op te schrijven, zodat je het goed zou kunnen vertellen. Iets met de polen.

Over polen, maar dan andere polen. Hoe verstorend het is, dat niet meer mensen lijken te wankelen door het nieuws van een snikhete pool.

Het is hoog tijd voor dat verslag dat al enkele dagen op je wacht. Het is alsof het telkens een kleine drempel is, dat ene verslag. Alsof er net iets meer van afhangt.

Je kijkt even. Dichtbij. Dichtbij.

Je maakt je klaar voor het overleg. Nog snel even alle documenten lezen.

Iets met een trein, ook.

Je collega’s van Buitenlandse Zaken hebben het overleg zoals steeds erg grondig voorbereid. Je geniet er steeds van om hen bezig te zien. Hoe ze ook heel nauwkeurig hun woorden kiezen. Soms een beetje onderkoeld, soms net niet. De aanwezigen stellen hun vragen, reageren, lichten hun standpunten toe. Sommigen praten heel erg snel, als een wervelwind. Anderen bijna verlegen ingetogen. Soms zit je alleen te luisteren naar de stemmen, niet naar wat ze zeggen.

Maar meer dan twee uur een videovergadering is toch wel een beetje vermoeiend, hoe interessant het ook is.

Daarna nog snel die twee kleine verslagen afwerken, zodat ze ook van je lijstje weg zijn.

Je voelt dat ze aan het springen is in de verte.

(Terwijl je staat te koken, is er ineens weer even dat moment. Je kijkt naar je armen. Ze weten iets.)

Roepen naar de televisie. Waarom is dit een goed plan, meneer de minister. Omdat dit het plan is dat ik maanden geleden al voor ogen had. Misschien kan men een extra code rood invoeren. Voor dagen waarop het woord ik niet mag gebruikt worden.

Je zoekt de websites op met de steunfondsen voor de muzikanten. (Het is wel fijn als andere mensen helpen tegelijk ook zo hard jezelf helpen is, enigszins. Niet dat je permanente verlangen naar muziek iets zou kunnen zijn als eigenbelang. Het is gewoon een deel van je adem, of zo.)

De wind.

Soms komen de zinnen gewoon even in je hoofd. Ze bewegen daar.

(Je zou haar en haar en haar dringend moeten bellen. Je zou dringend die twee verjaardagscadeaus moeten regelen. Je zou die brieven nog willen schrijven. Hopelijk heeft de kosmos enige clementie met jou.)

En zo trekken de woorden zich ook een beetje terug. Alsof ze even een andere plek willen zoeken dan de gedachten, elke dag. Het is even goed geweest. De woorden gaan niet weg. Ze komen enkel een beetje minder vaak. Ze willen even gewoon kijken naar de verhalen.

23 juni 2020

Gedachten 98

Gezwind en zelfs enigszins fris het bed uit springen. Eindeloos veel varianten van pogingen tot soepel. (Die blijkbaar nog enigszins meevallen.)

Iemand zei je onlangs nog dat nog wel meer sommige dingen eigenlijk nog wel meevallen. Of iets in die aard. Je hebt het verdrongen. Het algemene falen hoeft geen default option te zijn.

Dus misschien valt het uit bed springen ook wel een beetje mee. Een klein beetje.

Het was je opgevallen, de geur van de nacht.

Elke keer weer voelt het lekker om in de trein te zitten.

Je luistert naar je adem, hoe die op en neer gaat, terwijl je door het park loopt.

Dat apparaat in de inkomhal van de toren waar je werkt. Je zou spontaan moeten zien waar je op moet duwen of waaraan je moet trekken opdat de gel eruit komt en spontaan op je hand belandt. Het apparaat blijft een raadsel. (Wat waarschijnlijk alleen aan jou zal liggen.)

Je bent helemaal alleen op de gang. Het is lekker rustig. (En de updates zijn vriendelijker deze week.)

Op de terugweg een eerste keer een controle in de trein. Je abonnement doet het nog steeds. (Het abonnement was ook blij nog eens een keer aangeraakt te worden.)

Het is druk in de winkelstraat. Mensen lopen door elkaar in alle richtingen. Je kijkt naar hoe ze bewegen.

Een eerste videogesprek. Ze eet eerst nog even haar ijsje op.

Even kijken. Ze is er nog. Jij bent er nog.

Er is een nieuwe broodmevrouw in de winkel. Ze wenst je nog een fijne dag, en jij haar ook.

Het zou kunnen dat de mevrouw aan de kassa niet echt in is voor een grapje, denk je. Je wilt haar niet verwarren. Je wenst haar nog een fijne dag. Haar ogen bewegen een beetje.

Je denkt aan landschappen. En het plekzijn. Waar de wind aan de andere kant van jou is.

Je denkt aan dingen die blijven.

Je had gedacht dat je lijstje ondertussen al korter zou zijn geweest.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Je belt naar de dokter. (Ze had gezegd dat je op dat uur mocht bellen. Je denkt toch dat je haar zult storen. Dat is niet het geval.) De resultaten van je bloed zijn goed. Ze zegt dat je een rustig bloedbeeld hebt. Wat wel een mooi beeld is eigenlijk. Je weet niet helemaal wat je je erbij moet voorstellen, maar het maakt je wel rustig. Zoals in rustig vaarwater of zo. (En het blijkt dat de light kaas voor redelijk spectaculaire resultaten zorgde.) We zijn goed bezig, zegt je dokter. Wat maakt dat je wel een beetje fier bent op we. (Het zal dus toch een meteoor worden die je vroeg uit het leven zal rukken. Al kunnen sommige dingen misschien nog wel meevallen. Mogelijk.)

Een tweede videogesprek. Er is geen ijsje.

(Het waren wel twee mooie gesprekken, denk je. Je voelt je een beetje vereerd.)

Armen die blijven.

De man in het televisieprogramma die een mooie vrouw ziet binnenkomen en letterlijk geen woord meer kan uitbrengen.

Die ene mevrouw in het journaal die altijd net iets te nadrukkelijk spreekt. Je bent niet helemaal zeker of haar stem haar belangrijkste verleidingsinstrument is. Al zijn er ongetwijfeld werelden die je niet kent. En nooit zult kennen. Wat ook wel een fijn gevoel is. Eigenlijk.

De ademplek die blijft.

Je hoort dat liedje. En je denkt weer aan de film waar dat liedje in was. En waar je zat, toen je die film zag. En het wat ongemakkelijke gesprek na de film.

Soms weet je nooit helemaal zeker waar je woorden naartoe gaan. Soms denk je dat elk woord net dat fatale verkeerde woord kan zijn net op dat moment, waardoor het alleen maar verloren kan gaan. En soms kan dat dus ook helemaal anders zijn. Varianten van liefde.

Maar het is wel een mooi liedje.

Het blijft.

22 juni 2020

Gedachten 97

Op na een enigszins korte nacht. Geluiden in de nacht.

Toch twinkelt de ochtend zich op gang.

Het Stabat Mater van Pergolesi.

De mevrouw die elke ochtend haar fiets komt stallen daar buiten glimlacht naar binnen. Ze doet dat niet elke dag.

Mooie verhalen.

En de belangwekkende kwestie van de kalk op de glazen douchedeur.

Je hebt een afspraak bij de dokter. Een jaarlijkse controle. Je bent blij haar weer te zien. Vaak is het alsof je je wilt verontschuldigen dat je zomaar tijd inneemt. Ze vindt het nooit erg.

Terwijl je door de stad weer naar huis loopt, merk je hoe nachtlagen zich voorzichtig neerleggen.

En je denkt aan grote handen.

Je maakt een nieuw lijstje voor de week. Je probeert de hele week even in je hoofd te zien. Dan is het gemakkelijker om eraan te beginnen.

De brandweer komt de straat in gereden. Ergens bij een van de buren is er een probleempje.

Je denkt aan dat liedje. And the Healing Has Begun.

(Je moet dat haar nog eens laten horen, denk je.)

Je weet nog waar je was toen je die plaat voor het eerst hoorde. Die plaat met die blauwe hoes. Hoe je er eindeloos naar kon luisteren toen je ze ook zelf gekocht had. Je moet een jaar of zestien geweest zijn. Hoe ze je in vervoering bracht.

De eerste videovergadering van de dag. Je probeert in de voorvergadering een nummer van de nieuwe plaat van Bob Dylan te laten horen aan je collega’s. (Ze zijn je afwijkingen stilaan gewend.)

Er was toch nog enige twijfel over het stukje dat je had geschreven. Of het wel goed was zo. Het begint zijn weg te vinden zie je, wat wel een geruststelling is.

’s Middags nog even een mega-afwasje doen. Met harde salsamuziek.

(Er zijn diverse manieren om wakker te blijven.)

Je fietst door de stad, voor een gesprek. Je bent natuurlijk weer te vroeg. Je wandelt nog even rond door de abdij. Je ziet de onderliggende lijnen in het gesprek.

(Iets heeft je heler gemaakt, denk je.)

De laatste prutsklusjes aan het verslag. Het is nu echt klaar.

Nog even op het terras. De geluiden.

Je praat nog even met de planten. Niet alleen kennen ze al je geheimen. Ze kijken. Hoe je beweegt in het huis. Ze hebben iets gezien dat je ontroert.

(Ze is er nog. Een zin die je zou willen zeggen komt in je hoofd.)

De tweede videovergadering. Je zegt aan de voorzitster van de vergadering dat zij beschikt over een speciale knop om elektroshocks te geven aan aanwezigen die zich niet helemaal goed gedragen. Even een moment van vertwijfeling.

Je denkt nog terug aan de zonnewende. Aan schoonheid in een moment van gewichtloosheid. Ondertussen ben je aan de andere kant. Je was er wel, denk je, dit keer, toen het kantelde.

Het is goed, denk je. De dag mag zich bijna neerleggen. Het ritueel volgt nog.

21 juni 2020

Gedachten 96

Misschien eens een ander moment. Misschien is de avond voor andere dingen, een keer.

Misschien is de avond helemaal alleen voor zichzelf, en voor het verhaal van de avond.

Buiten komen de wolken. De wind is er ook.

(Je hoort stemmen in de andere kamer.)

De nacht was diep, in etappes. De ochtend was vroeg.

De plek van de dag leeggemaakt. Zodat er maar één ding is.

(Hoe je daar soms naar kunt verlangen, dat er maar één ding is, en dat je helemaal daar kunt zijn.)

Vroeg naar de bakker, voor taartjes. Het doosje past netjes in je tas.

(Soms past zo’n doosje met taartjes net niet in je tas en gaat het een beetje schuin zitten. Waardoor de taartjes een beetje in elkaar schuiven. Wat natuurlijk onaanvaardbaar is, of zo. Een klein beetje.)

Onderweg, op het plein, het open raam met luide salsamuziek.

Nog even de krant van de zondag.

(Kijken hoe het verhaal verder gaat. Het aftellen.)

Enkele antwoordjes versturen. Een beetje rekken, wegens nog geen zin om al met het poetsen te beginnen.

(Interne dialoog, je spreekt jezelf streng toe.)

Die dingen die je steeds laat liggen bij het poetsen, voor de volgende keer. (Je neemt je dapper voor om er daar enkele van te doen dit keer.)

Een stapeltje jazzplaten, voor de rest van de voormiddag. (Ze klinken zo goed.)

Toch ook wel fijn, om te verdwijnen in het heen en weer lopen door het huis.

(Je lichaam is ondertussen nog steeds niet geheel van rubber, merk je.)

Iets van de gedachten loopt naar zijn einde, denk je. Alsof je even wat verder van de woorden zou willen. Misschien is het iets voor de volgende dagen.

Je probeert te luisteren naar de dag die kantelt, het seizoen dat kantelt. Net wanneer de warmte echt gaat beginnen, worden de dagen korter. Alsof iets je steeds aan je verdwijnen zou willen herinneren. De getijden van het verlangen en het sterven. Ergens kantelt het. Ergens is er heel even een moment van gewichtloosheid. Alsof de zee ook heel even haar adem inhoudt. Misschien kun je in dat ene moment iets leren over de liefde.

Elk jaar ben je een beetje bang dat je het moment van het kantelen zomaar voorbij zou laten gaan, zonder een dans, zonder je hoofd te buigen voor de dingen. Alsof je dan niet in de aarde zou zijn.

De plek van de dag leeggemaakt. Voor het kantelen. Jezelf uit handen geven, jezelf in handen geven.
(Als je nog meer poetsdingetjes doet, zie je hoeveel je er nog laat liggen.)

Misschien een trage wals.

Je probeert handen te zien.

Het is genoeg voor nu, zegt je rug. Misschien is het wel goed genoeg. Misschien is het nu het verhaal, van de dans.

Je loopt door de stad.

Natuurlijk te vroeg aan het station. Je zoekt een plekje waar je de treinen kunt zien binnenkomen. Je wacht tot je haar trein ziet.

(Misschien had je iets moeten inoefenen.)

Het is.

De dag is goed, de dag volgt zichzelf nu wel.

Je adem kantelt.

Je hoort de zee.

20 juni 2020

Gedachten 95

De drukke vrijdag zit nog in je lichaam, merk je ’s nachts. Naast andere dingen.

Iets in je zegt dat je eigenlijk meer een lege plek zou willen in de dag, om de verhalen gewoon te laten bewegen. Om te kijken, te wachten op woorden, of nog-niet-woorden. Maar het is niet anders. Ook de zaterdag heeft nog een grote brok in de categorie te doen.

(Het lichaam worstelt een beetje tegen. Je probeert het gewoon even neer te leggen.)

Tegelijk is iets ook dichtbij, de hele tijd. (Het is wonderlijk.)

(Misschien mag het.)

(Stemmetjes.)

In de winkel. Soms denk je dat je iets aan het vergeten bent. In je hoofd kijk je in je kasten, om te zien wat het zou kunnen zijn. Je ziet niets.

Je probeert in je hoofd te zien wat je morgen op de tafel zult zetten voor het etentje. Dat helpt soms ook.

(Zal het wel genoeg zijn? Zal het wel lekker genoeg zijn? Zul je niet door de mand vallen? Hoe ga je dat nog doen morgen voor het dessertje?)

(Maar verder ben je helemaal niet zenuwachtig, vanzelfsprekend.)

Thuis begin je al aan de vertaling van het verslag. (Dat ding past niet zo goed in je zaterdaglichaam, merk je nog

Tussendoor nog snel even naar de wereldwinkel. En ook even zoeken waar de zoete beertjes liggen, in het kader van de belangwekkende dingen.

En dan verder.

Bob is er ook. Met elke beluistering ontroert het meer.

(Je kijkt even. Het voelt rustig zo. En iets trilt in je huid.)

Je knutselt verder aan het verslag. Je kunt het proces niet versnellen, het heeft geen zin.

Heel even gaan liggen na het eten.

Je spreekt al af met jezelf dat die andere dingen die je nog moest doen niet meer voor deze dag zullen zijn.

(Daar waar je kunt kijken, het lijkt ondertussen een ander stuk van je lichaam.)

Het is eindelijk klaar.

(Daarna is het het overgangslichaam, dat weet je ondertussen. Het kan je lichtjes bang maken.)

De verhalen komen dichterbij, schuiven terug in je. (Koud, tranen, trillen, enigszins.)

Terwijl je staat te koken, is het alsof er een gesprek beweegt in je hoofd. Je begrijpt het nog niet helemaal.

En de vergadering begint.

(Je hoort de spiegel van je gesprek. Het is zo wonderlijk.)

(Dankbaar.)

Je bent een beetje te moe voor een vergadering op zaterdagavond, denk je. (Het duwt je lichaam weer een beetje opzij.)

En het mag stil worden.

Nog even naar Bob. Kleuren die bij deze avond passen. Ze veranderen je adem.

(Je kijkt naar je handen.)

De dag mag zich terugtrekken.

19 juni 2020

Gedachten 94

Helemaal wakker ben je niet, maar het lijkt toch alsof je helemaal klaar bent voor de dag. Gedeukt kan ook dus.

Gevoelde aanwezigheid.

Je neemt je voor om je wekelijkse vrijdagse klus dit keer vroeger af te hebben. Het verandert je gevoel van dagruimte, hoe zoiets anders te veel plek in kan nemen, waardoor je je in de hoek van je eigen dag geduwd voelt. Met net te weinig adem. Of zoiets. (Het is als een beeld in je lichaam, woorden zijn er misschien niet echt goed voor.)

Je krijgt een berichtje van een vriend. Hij vraagt of je klaar bent voor de grote dag. De nieuwe plaat dus.

Je begint er gezwind aan, zeg je tegen jezelf. Eerst nog snel die vijf mails buiten, dan is dat ook van je bord.

(Is ze er al?)

In je ritme blijven, denk je.

Het verwarrende besef dat de seizoenen bijna gaan kantelen. Zoals elk jaar is het ineens daar. Het verlangen om op die dag helemaal aanwezig te zijn en de tijd te voelen kantelen in liefde. Zee te zijn.
Even komt het door je hoofd. Even voel je je vermoeidheid.

(Je hebt al enkele weken het gevoel dat dingen elkaar beginnen te vinden. Alsof het mag.)

(Zij zegt dat het mag.)

Het is alsof je vingers de toetsen gemakkelijk vinden. Dat is niet elke dag zo, je weet niet hoe dat komt.

En straks mag je die nieuwe plaat gaan halen. Je wacht rustig af. Op een uur komt het nu ook weer niet aan.

(Zou je toch iets zeggen?)

De kleine boodschappenronde. Je hebt de nieuwe plaat in je handen. (Het woord plaat is universeel, voor vinyl en cd, je krijgt het niet afgeleerd.) Ze trillen een klein beetje. Eerst nog even naar een andere winkel. (Uitstel van genot.) De mevrouw aan de kassa is weer een beetje verbaasd blijkbaar. Alles is goed, zeg je. Het is alsof ze dat nooit verwacht, dat iemand dat kan zeggen. Dat zijn de beste klanten, zegt ze.

Je hoort de plaat voor de eerste keer. Het is nog overweldigender dan je had gedacht.

(Ze is er nog. Ik ben er nog.)

Op een of andere manier het gevoel hebben dat je alle tijd hebt. (Terwijl je tegelijk met ijzeren discipline probeert de dingen te doen die je moet doen.)

Hij is zo goed… Die plek waar hij rondwaart. Het is een rijk van schaduwen, in een soort eindtijd. Maar hij beweegt er met een soort lichtheid. Nabij de Rubicon. Met de menigten in hemzelf. Maar hij zegt het ook: I’ve made up my mind to give myself to you.

Je hebt de vrijdagtekst eerder af dan je had gevreesd. Misschien is er nog net tijd voor die andere tekst?
Je stukje dat zal komen na het weekend. Je had al gezegd dat het misschien zaterdag zou worden. Misschien kan het nog net.

Je krijgt een mooie vraag, waarop je alleen maar ja kunt zeggen, vanzelfsprekend.

Eigenlijk heb je nauwelijks een idee waar je stukje zich naartoe zal schrijven. Je hebt een woord en een beeld, meer niet. Tot je verbazing stroomt de tekst.

(Dingen die je haar moet vragen.)

Het journaal, terwijl je staat af te wassen. In de categorie woorden die ook door de VN-Veiligheidsraad zouden moeten verboden worden: content. Waar ook gewoon het woord inhoud zou kunnen gebruikt worden, om maar iets te zeggen. Waarom is het niet meer van deze tijd om te zeggen dat een krant inhoud zou moeten leveren en wel van deze tijd dat een mediaplatform content moet aanbieden? Het zal wel aan jou liggen. (Misschien hoor jij meer in de tijd van de Rough and Rowdy Ways. Het valt niet geheel uit te sluiten.)

Eerst die ene tekst verzenden, dan die andere tekst afwerken. Daarna kun je ademen, met je ene hand hier en je andere daar, zoals je dat leerde. Je adem daalt in.

Het is tijd om die plaat weer op te zeggen, nu ben je klaar.

(Dingen die je nog zou willen zeggen. Maar er is alle tijd, dus alles is goed.)

Je krijgt een bericht. Je bent blij dat zij iets van zich laat horen.

De dingen mogen zich neerleggen. En jij erbij.

18 juni 2020

Gedachten 93

Met de fado naast je keer je terug naar de plek waar de woorden wachten op je handen.

(Enigszins uitgeput na een hectische dag.)

Je plooit je hoekige lichaam uit elkaar. Een beetje toch.

(Er is iets veranderd in je huid. Dat weet je sinds de vorige dag. Als thuiskomen in wat je nog niet kent.)

(Je besefte het ergens midden in de nacht.)

(En in de ochtend was er een brief. Je handen trilden niet meer. Je zag de rivier in je ogen.)

Je zou een woord moeten zoeken voor rusteloze rust.

De lijstjes.

Je ploegt je door het werk. Je zou alles netjes, een voor een, willen afwerken en op de juiste plek leggen. En telkens even ademen tussendoor.

(Je denkt aan alchemie.)

Je maakt een afspraak bij de dokter, voor een controle die je normaal elk jaar rond deze tijd laat doen. Het gewone leven. (Het is dus de bedoeling dat je toch nog oud zou kunnen worden.)

Het virtueel seminarie dat je moest organiseren begint. Alles netjes binnen een uur. Waar je normaal foto’s zou maken van de mensen, inzoomend met je telelens, wachtend op het juiste moment, maak je nu een screenshot.

Dat gevoel mis je wel een beetje. Het toestel in je hand. Rustig kijken naar gezichten door je lens. Wachten op een moment. De streling van het licht.

Soms kun je verhalen vermoeden, zouden ze er kunnen zijn. Soms zou er verdriet kunnen zijn, soms een nieuwe liefde, soms een onrustig kind in de nacht dat is achtergebleven thuis, soms slecht nieuws dat net is binnengekomen. Soms zijn er schalkse blikken. Soms weet iemand dat de lens haar ziet. Soms zie je het reliëf van de huid door die grote lens. Alles is er al, alles zou er kunnen zijn.

Maar dat scherm, die momentopname, met mensen die met een plat gezicht in alle richtingen staren, het lijkt zo verhaalafstotend.

Trouwens, dat mensen een mondmasker dragen waar dat moet, dat begrijp je. Maar dat ze zichzelf voor hun profiel fotograferen met een masker op, dat begrijp je echt niet, eigenlijk.

(Je denkt aan de plek van je handen. Hoe ze luisteren, naar de binnenkant van de huid.)

Je fietst even door de stad, stopt bij een winkel. Een trosje mevrouwen wil gezellig, trosjesgewijs gaan winkelen. (Het zal misschien wel shoppen zijn.) Ze blijven zonder ophouden met elkaar praten, nemen de ruimte is, met alle tijd.

Het is merkwaardig, hoe sommige mensen met grootse gebaren, alsof het geweldige inspanningen vraagt, fietsen, en eigenlijk voor geen meter vooruit gaan. Je schiet er zo voorbij.

Nog drie videovergaderingen te gaan, denk je onderweg.

(Even  zit je, in een moment van gewichtloosheid. Hoe gelukkig je bent, eigenlijk. In dat ene moment. Daarna gaat alles weer verder.)

Je zou even de tijd uit elkaar willen kunnen schuiven, zodat je met je zus zou kunnen praten. Zomaar, als een open plek in de dag. Maar de vergadering is al begonnen.

Er is nog iemand met wie je zou willen praten. (Je schuift het naar achter in je hoofd.)

De vergadering weegt op je rug.

Je maakt een mooi lijstje met al die gesprekken die je de volgende dagen moet voeren. Hoe je zult luisteren is belangrijk voor hen, ze wachten al zo lang, denk je. (Misschien kun je het wel.)

(Hoe rustig je was, toen je die brief aan het schrijven was. Hoe gemakkelijk de woorden kwamen.)

Roepen naar het journaal. Sommige mensen blijven onvermoeibaar vermoeiend. (Dat kan niet goed zijn voor het karma, denk je.)

Nog even die dingetjes doen, zodat je uit je weg kunnen gaan.

Daarna mag de fado komen. En je lichaam verandert meteen.

(Je leest de brief nog eens. Hoe vanzelfsprekend de rivier is, je mag er zomaar naar kijken, en het pad volgen.)

Eerst een fadozangeres, daarna een fadozanger. Van de ene plek naar de andere, en terug. Ze wisten iets van elkaar. Ze hebben het altijd geweten, maar wisten het nog niet.

Kijken naar alles wat is.

17 juni 2020

Gedachten 92

Een wat onrustige nacht.

(Dingen die in je huid zijn geschreven. Oefenen, in blijven kijken, gewoon alleen maar kijken.)

(De dingen kunnen met je op de loop gaan. En het hoeft niet. Het hoeft niet zo te zijn.)

De geuren van de ochtend.

(De tijd kan je wankel maken. De tijd die even doorbreekt in een moment, als een soort ondertijd, die een nu verstoort.)

Tot de adem weer gaat liggen.

Je hoort iemand die je zeer dierbaar is op strijdbare wijze tekeergaan op de radio. Wat ben je trots op haar. (En je roept iets tegen de radio, tegen die andere mevrouw, eigenlijk. Als je zo vilein cynisch bent als zij is, dat moet toch wonden nalaten, denk je.)

Het is lekker koel buiten.

De mondmaskerbuikligpraattechniek is deze week iets minder succesvol bij de kinesiste. Ze begint meteen met de juiste vraag. Je zou omstandig en genuanceerd en twijfelend willen antwoorden, maar je buik ligt niet helemaal goed op dat kussen, en het masker sluit de lucht een beetje af. Door het praten trekken je schouders samen, en dat was net niet de bedoeling. Lichaamsmultitasken.

Nog even over huis, en dan op weg naar de trein. Het voelt al terug een beetje gewoon.

Door de aangedampte bril je krant lezen. Brilranden opzoeken om krantflarden te lezen. (Nieuwe competenties ontwikkelen zich.)

En je dacht dat alle 734 updates voor je computer vorige week al waren gepasseerd. Nee hoor. Een nieuwe lading dient zich aan. De hele tijd loopt je scherm vast. (En je wou net een beetje voortmaken.) Uiteindelijk vraagt het apparaat om opnieuw op te starten. Ja, doe maar denk je. (O jee!) Een eindeloos lange tijd draaien die bolletjes zo al kantelend rond. Ondertussen even de planten water gaan geven. (Zen Jean, beschouw het als een zenoefening. Resultaat van de zenoefening voorlopig suboptimaal.) Uiteindelijk, ja!, het springt over op updates installeren. Tergend traag loopt het procentaantal op. (Zen Jean, nog steeds…) Het blijft even op 100% staan, je denkt: ja, nu gaat het verlossende moment komen. Nee hoor! Het springt weer op 0%. Dit keer met nog een ander woord: opschonen. Opschonen? (En je had al tijdens het wachten met zo’n speciaal vochtig doekje je scherm opgeschoond, maar dat telt blijkbaar niet…) Het ding blijft precies eeuwen op 0% staan. (Zen Jean, probeer het nog eens…) En dan ineens floept het naar 50% en nog verder. Nadien probeer je jezelf ervan te overtuigen dat je wel lekker schoon aan het woordwerken bent. Door gerichte concentratie lijkt het zelfs of je toetsenbord je troostend zacht ontvangt.

Nou ja, elke dag valt er wel een les te leren in het leven.

Leun maar naar achter, zeg je. Dan kan je niets gebeuren. Je wordt gedragen.

Je adem legt zich neer, je bent weer bij de rivier.

Je werkt, met inbreng van je collega’s, die Franse vertaling verder af. Het is allemaal later dan verwacht, maar dat document is toch al klaar. (Nu het andere nog…)

Buiten begint het onweer het over te nemen.

Van zeven hoog kijk je naar de stad. De striemende regen doet de huid van de stad tintelen.

Die vroegere trein zul je maar niet doen.

(Je twijfelt even, en doet het dan toch. Dapper zijn, denk je. Later denk je aan klamme handen.)

Op weg naar het station is er nauwelijks regen. De voetgangers glimlachen achter hun masker. (Jij ook straks, het staat er trouwens ook op gedrukt: ik lach aan de binnenkant.) De auto’s en vrachtwagens en bussen staan vast – er zijn problemen in de tunnels – en toeteren, naar iets. De trein loopt binnen. Je vindt een veilig plekje, in de hoek.

In de andere stad, je thuisbestemming, heeft de regen nog steeds zin in zichzelf. In de winkelstraat zie je allerlei varianten van licht geklede mensen zonder regenjas met hemden of shirts die bijna transparant op hun huid plakken. Terwijl gutst de regen verder en vertraagt zichzelf toch na een tijdje.

Enigszins nat kom je thuis.

(Eerst even gaan kijken. Je bent blij.)

Tijdens het koken gaat het gesprek in je hoofd gewoon verder.

(De rivier.)

Na het eten, een brede glimlach.

Je krijgt een tekst. Je hoofd moet eerst leeg zijn om die te lezen. Eerst moet die vergadering achter de rug zijn, dan zal je hoofd klaar zijn voor de tekst.

De bomen hebben geprobeerd zoveel mogelijk regen op hun huid vast te houden.

16 juni 2020

Gedachten 91

Je ademt je uit het hollen van de dag terug naar de woorden.

Zo lijkt het wel.

(Misschien zou je nu alleen maar willen kijken, naar verhalen over handen. En hoe die je veranderen.)

(Je adem vertraagt, je schouders veranderen, de fluittoon is nog hevig, je handen worden warmer, je voeten rusten op de vloer, daarnet waren ze nog koud, je ogen tranen, … Het is dat tussengebied.)

(Soms is dat de akelige plek, het tussengebied.)

Bijna bij de woorden.

De nacht leek warm. (In je droom was je aan het praten met B.B. King.)

Je bent hier, en iets van je is daar.

(We zijn er nog, de dag kan verder.)

Het lijstje van de dag. (Je schuift een hoop dingen even opzij. Sommige dingen moeten even wachten.)

Je krijgt een heel mooi bericht. Het gaat goed met haar, zegt ze. (En het ijsje was ook lekker.) Dat is alles wat je wilt, dat het goed gaat met haar. (Dat ze altijd een plekje rondom haar kan voelen waar ze uit de wind kan gaan staan.)

(Zinnen komen soms pas dagen later. Iets over een veilige plek.)

Even de stad in om een pakje naar het postkantoor te brengen. (De verjaardagscadeaubalans is weer in orde.)

Verder werken aan de vertaling.

Een eerste videovergadering. Iemand zegt dat we al ons hele leven aan het vergaderen zijn. Ons hele leven lijkt toch wel erg veel. Waarna er een discussie komt over de kleuterschool. Of we daar ook al aan het vergaderen waren. (Dat weet je niet meer, je weet nog wel op wie je verliefd was in de kleuterschool. Of de dames in kwestie dat toen ook wisten, vraagt men. Hopelijk niet, zeg je. Er worden belangrijke onderwerpen aangesneden tijdens videovergaderingen.)

Je krijgt goed nieuws. Iets over gedichten. Je bent heel blij voor haar.

Na het eten even een half uurtje stappen. En daarbij ook een nieuwe stukjesfotoreserve aanleggen. Ergens onderweg hangt een babytruitje aan een kapstokje aan de muur. Het lijkt zo verlaten, zo eenzaam.

En dan verder werken aan dat verslag. Regeltje per regeltje bouw je de vertaling op, zo lijkt het wel. Knippen en plakken. Stukjes van vorig jaar opnieuw gebruiken. Stukjes vertalen die er voor het eerst instaan. Prutsen met grafieken. Merken waar anderen gefoefeld hebben.

Een tweede videovergadering. Je verontschuldigt je al meteen voor het feit dat je er waarschijnlijk nog iets lelijker dan anders uitziet. Met zo’n enigszins gehavende verslagkop. Het wordt een fijn gesprek. (Je weet nooit helemaal zeker of wat je zegt wel nuttig of interessant is voor een ander.) Je laat haar de tekening van de eenhoorn zien, die je ooit kreeg van een klein meisje.

Je hoort iets aan de telefoon dat je een beetje kwaad maakt.

Na de afwas. Eerst moet dat verslag uit je systeem, pas daarna kun je naar de woorden ademen.

Jóhann Jóhannsson is bij je.

Er is veel wind buiten.

Het is alsof je handen weer zachter geworden zijn. Het ritme van de woorden helpt je.

(Je denkt ineens aan het boek dat je ooit schreef voor de kinderen van je zus. Dat ene beeld blijf je zien. Je weet niet meer hoe het juist was in het boek.)

En toen kwam de moeilijkste vraag. Tanat vroeg aan Hannah om zelf een verhaal te vertellen. Hij zou naast haar zitten. Hij zou haar hand vasthouden. Maar zij moest vertellen. Zijzelf moest de woorden bevrijden die al zo lang in haar armen en haar buik zaten. Hij zou wachten en luisteren.

En je had ook wel gehoopt op regen, denk je. Het zal voor een andere dag zijn.

15 juni 2020

Gedachten 90

Het is alsof je net iets lichter de week ingaat, merk je terwijl je het bed uitfloept.

(Misschien kan die techniek nog verder geperfectioneerd worden. Je gaat overleggen met de kabouters. Eventueel kan er wat kabouterconsultancy geregeld worden.)

Je hebt niet in alles wat je in de krant leest evenveel zin, denk je. (Ook niet in alles wat je op de radio hoort. En ook daar zijn technieken voor.)

Je kijkt naar het lijstje van de week. De afspraken van de volgende dagen zie je voor je. Daarna kun je rustig beginnen.

Verhalen bewegen verder.

Je probeert zoveel mogelijk dingetjes af te hebben voor de eerste vergadering.

Je denkt nog aan een zwaard.

Verhalen over jonge meiden en muziek. (Het is wel heerlijk eigenlijk, hoe vanzelfsprekend het verhaal lijkt. En hoe je dat rustig maakt.) Je zou aanraakbaar kunnen zijn.

Je vraagt iets.

De vergadering. Je moet nog altijd oefenen op specifieke humor voor videovergaderingen. (Leuk is alvast een grap in de chat zetten en dan kijken hoeveel seconden het duurt tot er iemand ergens in beeld begint te lachen. Maar misschien moet je grappen bedenken die iedereen begrijpt.)

(Er zijn mensen die zeggen dat je altijd ernstig bent. Dat zou kunnen tegenvallen.)

Je hebt nog enkele dingen op je dappere lijstje staan, voor de volgende dagen. (Ook belangrijk in het kader van de zelfopvoeding.)

Je krijgt een vraag voor een volgend webinar.

Je haalt de dorre takken uit die twee planten.

De mevrouw in de krant die elke tien jaar een brief aan zichzelf schrijft.

Je maakt je klaar voor de vergadering later die dag. Je leest nog eens alle documenten door, legt een lijstje naast je scherm met de puntjes en de namen. Alles zit klaar in je hoofd. Je kunt weer verder werken aan eerst die andere dingen.

(Die vertaling van dat verslag is echt wel het betere prutswerk…)

De vergadering start. (Het is belangrijk dat het een goede vergadering wordt, zeg je tegen jezelf, en dat iedereen dat zo ook voelt.) Je ziet en hoort al die mensen die hun projecten voorstellen, en het maakt je zo gelukkig. Jij mag een beetje de bedding tekenen en woorden zoeken voor de rivier. Het stroomt, denk je. (Iets wat je ooit droomde, is aan het gebeuren, denk je.) Blije gezichten bij het einde van de vergadering.

Je loopt even heen en weer. (Alsof je eerst een stukje terug naar huis moet lopen, je hoofd in de wind.)

De wind is zacht.

(Straks ga je weer aan de zee denken, neem je je voor.)

Je prutst nog wat verder aan het verslag. (Het gaat zo traag vooruit…)

Je staat lichtjes dansend te koken.

Het journaal begint. Je hebt geen zin in sommige dingen die straks gaan komen. Ze ook nog zien is net iets erger dan ze alleen maar horen. Je laat de televisie opstaan en gaat buiten beeld de douche schoonmaken.

(En wat je ook probeert, nooit krijg je het glas van de douchedeur helemaal goed. Misschien moet je daarover ook eens met de kabouters een breed overleg organiseren.)

De wind buiten lijkt een beetje tintelend. (Je weet niet wat dat zou willen zeggen.)

Je hoort de vogels.

Shawn Colvin zingt. Er is iets in haar stem dat past bij deze avond.

(Eerder zag je het ineens voor je, hoe die jaren voor dit nu zoveel verhalen hebben ingedikt, heel zorgvuldig, tot wie je nu bent. Je had die tijd nodig om hier te komen. In dat ene moment zag je dat er nog dingen na dit nu kunnen komen, leek iets zich te openen. Alsof het mag.)

Misschien is het die tintelende wind.

Misschien is het een herinnering aan een geur.

Ze zingt ook dat ene liedje. I can't tell one from the other. I find you, or you find me? There was a time before we were born. If someone asks, this is where I'll be, where I'll be oh! Iets over een plek waar je zou kunnen blijven.

Misschien.

14 juni 2020

Gedachten 89

De pianosonates van Haydn vergezellen je door de dag. Het heeft iets te maken met het licht dat ze uitstralen, denk je.

Een naglimlach.

In de nacht waren de beelden gaan liggen. Zo gaat het steeds. Zoveel uur later moet je even terugkeren, om te kijken naar hoe de beelden – nadat ze op zichzelf hebben gewacht – zich langzaam beginnen neer te leggen. Eerst is er de staart van de late wervelwind. Dan ontwarren ze. Eerst was het beeld trillend, langzaam wordt het scherper. En je kunt alleen wachten, jezelf laten dragen door de nacht.

In de ochtend komen er woorden en zinnen in je hoofd. Misschien zou je ze moeten opschrijven. Misschien hoeft het niet, zullen ze wel gewoon blijven.

Verspreid over de dag krijg je zoveel mooie berichtjes. Over de zonderkindvaderdag. (Je bent helemaal van de kaart van ontroering. Je weet niet waaraan je dit verdient.) Er zijn woorden die een heel leven teruggaan, en een liefde die een heel leven zal blijven. Ze is daar, rustig.

Julia ligt nog in haar bed. Hoe ze er steeds zo’n warrige boel van kan maken, het is een raadsel. Maar ze ligt er zo vredig bij. Alsof de wereld in rust is.

En je denkt aan andere papa’s, met of zonder kind. En je denkt aan twee meisjes die hun papa moeten missen vandaag.

Niet te lang in de krant blijven hangen, er moet straks ook nog gewerkt worden.

Je ziet een trage dans, terwijl een vrouw een verhaal voorleest. Haar stem is zo mooi.

Julia zit aan de tafel. Ze ziet er nog een beetje warrig uit, maar haar ogen zijn al klaar voor de dag. Je gaat even bij haar zitten. Jullie hebben daarin geoefend. Zo naast elkaar zitten, kijken, en zogenaamd niets zeggen. Het wordt een mooie dag.

(Handen en een stem, dat moet je nog eens uitleggen.)

Iets gaat niet. Iets met beelden. En eigenlijk is dat een mooie gedachte.

Je leest dat boek dat je is toegezonden snel even diagonaal door. (Je oog valt op een behoorlijk gruwelijke dt-fout.)

Julia zit op het terras, met haar boeken. Ze studeert liever vroeg in de dag dan laat. Daarin lijkt ze op jou. Jij hebt nooit een nacht doorgestudeerd, en dat zal zij ook nooit doen, denk je. Ze heeft een heel ritueel van dingen die ze met haar haar moet doen, voor ze kan beginnen studeren.

Je begint dan toch maar met de herwerking van die lange tekst. Het zal in omtrekkende bewegingen moeten gebeuren denk je. Als in een soort trage wals. Elke keer een beetje weghalen, een beetje indikken. En hier en daar een woordje erbij.

Je hoort iets over kwaadheid. Je kijkt naar je handen. Het is er.

’s Middags de krant bijna op lezen. Alleen de boekenbijlage nog opzij leggen, voor straks.

Julia komt bij jou aan de tafel zitten. Ze aait je even over je kale kop en leest over je schouder mee in de krant. Ze roept iets lelijks tegen de krant over Donald Trump. Je zegt haar dat ze dat artikel over die jonge feministische meiden moet lezen.

Verder dansen door de tekst. Je hebt de tekst van 14.000 tot 10.000 woorden teruggebracht. Dat is wel genoeg voor vandaag.

Het is tijd om nog wat te lezen op het terras. De boekenbijlage en je boek.

Een erg mooi terrasbezoekje, met een plantje, en het verhaal over een vijver. De jonge vrouw die ooit naast je woonde, komt ook langs. Ze is ondertussen gedoctoreerd.

Julia heeft het artikel gelezen. Ze legt uit wat het voor haar betekent, feministe zijn. Je leert weer eindeloos veel van haar. En je bent trots. Waar onderweg heeft ze al die dingen vandaan gehaald? Hoe komt het dat zij zoveel meer kan en weet dan toen jij zo oud was?

Je ziet iets, en de zondagmelancholie slaat toe. Misschien zijn het die berichtjes die je huid hebben aangeraakt? Misschien is het dat litteken? Misschien is het gewoon dat moment van de dag?

Je begint aan het eten. Terwijl de aardappelen staan te koken, doe je de plantenronde, buiten en binnen. En er moet muziek op. En het moet hard. Je haalt de oude platen uit de kast. Dat nummer van die plaat die je eindeloos draaide, toen je zo oud was als zij nu is. …, you're the poet in my heart. Never change, and don't you ever stop. En dan die andere plaat. Van die concertfilm die je wel zes keer bent gaan kijken in de bioscoop, en die je leven veranderde. Go down, Miss Moses, there's nothin' you can say. It's just ol' Luke and Luke's waitin' on the Judgment Day. Well, Luke, my friend, what about young Anna Lee. He said, do me a favor, son, won't you stay and keep Anna Lee company? En je denkt nog aan die andere plaat. Daar dacht je de vorige dag ook al aan. I'm just an animal looking for a home and. Share the same space for a minute or two. And you love me till my heart stops. Love me till I'm dead. Terwijl sta je te dansen, trillen je handen, en lopen de tranen. Het is goed zo.

Iets in de verhalen in het journaal over hoe hongerig sommige mensen zijn om op vakantie te vertrekken maakt je droevig. (Of misschien was je dat al.)

Julia zegt dat ze jouw muzikale uitspatting wel grappig vond. Je vraagt haar of ze ooit samen met jou naar die concertfilm zou willen kijken. Je waarschuwt haar wel dat je je dan waarschijnlijk behoorlijk onnozel zult gedragen. Ze zegt dat ze dat ondertussen al gewend is, ze ziet jou al haar hele leven bezig…

13 juni 2020

Gedachten 88

Je schuift langzaam de dag in, in kleine golfjes.

Je denkt nog aan de beelden van die serie die je de vorige dag ontdekte. (Je moet bekennen dat je na Babylon Berlin even verweesd was. Maar je bent blij dat je maatje ondertussen ook helemaal in die reeks zit.)

Iets met een klein beetje zenuwachtig, ook.

Gelukkig ben je officieel de enige.

In de winkel. Je wacht op de sla. Ook dat is een mooie minimeditatieoefening, wachten op de sla.

(De sla lijkt verheugd.)

Soms denk je: we hebben op elkaar gewacht. En je begrijpt niet wat dat zou willen zeggen.

Eerst nog de twee verslagen en de mails afwerken.

Dan de spulletjes voor onderweg. Je gaat op reis. (Een bezoekje in een andere stad. In je hoofd is het een reis. Pas door te reizen zul je de bestemming kennen, denk je.)

Een kans op een lokale bui. Zal die lokale bui nu net wel of net niet opduiken daar waar je naartoe gaat? Je propt toch maar voor alle zekerheid je regenjas mee in je rugzak.

Vroeger wou je dat altijd weten, hoe het eruit zou zien. De grens van de regen. Dat je dan naar links zou kunnen springen, in de regen, en daarna naar rechts, uit de regen. Of omgekeerd natuurlijk.

Zo zou je ook kunnen zien waar hier verandert in daar. En als je van hier naar daar gaat, waardoor daar hier geworden is, kun je misschien ineens zien dat de bestemming er al was.

Het plekje waar je altijd graag zit, in dat soort trein.

De mevrouw aan de andere kant begint uitgebreid met haar boekje te wapperen. (Om een of andere reden kun je daar niet goed tegen.)

Het station waar je vroeger zoveel uren hebt doorgebracht. Ze staat je al op te wachten. (Ze herkent je nog, dat is al iets.)

Ze legt je de geheimen van de Blue Bike uit.

(Het zadel staat wel een beetje te laag.)

De verhalen vloeien.

Misschien toch niet zo oud, dus.

Openende gezichten.

Spiegels.

Iets over Julia.

Iets over mannen.

Handen die belast zijn door de tijd. En meer weten over hun bestemming dan ze beseften.

Iets over kijken en zien.

(De regen is dus niet gekomen.)

Het is wel altijd handig om dat slotje naar beneden te schuiven aan de Blue Bike. De machine kan je hand opeten, als je niet oppast.

Je hebt weer je veilige plekje in de trein.

De woorden wachten nog even. Een beetje.

Misschien kunnen woorden ook reizen. Ze wachten op de dingen waar nog geen woorden voor zijn. Ze wachten op hun bestemming. En ondertussen is daar hier geworden. Heeft iets zich hier neergelegd.

Er zijn ook moeilijke woorden. Zoals helen of verlangen.

Misschien zijn sommige woorden zelf een reis.

Thuis nog snel iets te eten maken en de wasmachine aanzetten. Daarna komen er nog woorden.

Het is wel indrukwekkend tot wat voor een onontwarbaar kluwen die lintjes van enkele mondmaskers kunnen samenklitten. Je kunt het ontwarren niet versnellen. Je kunt het alleen doen. (Iemand zegt iets over een reis.)

Je huid gloeit nog een beetje. Er staat aftersun onder in de kast.

(De geur daarvan brengt je steeds terug naar een vakantie.)

Het wordt donker.

De dingen leggen zich neer, in zichzelf.

12 juni 2020

Gedachten 87

Erg vroeg wakker. Je voelt of je er nog ligt.

Soms ben je ergens, en tegelijk ben je toch niet helemaal daar, of alleen daar.

Soms val je samen met jezelf. Een moment.

Misschien ben je een plek waar lijnen soms samenkomen.

Of zo lijkt het toch.

Dan kun je zijn in afwezigheid. Of dan kun je dat zien, dat het zo is.

Als een ander je ziet, wie ziet ze dan?

Soms ben je verbaasd dat een ander je herkent. Je kijkt, ziet dat die ander lijkt te weten wie je bent, en dus veronderstelt dat je lijkt op wie je de vorige keer was. Misschien kun je daar wel even mee verder.

(En toen moest het ontbijt nog komen. Ongeveer.)

Misschien was het omdat je wist dat je zoveel te doen zou hebben.

Eerst even heel snel al die tekstvoorstellen klaarmaken en verzenden.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Het aankomstuur voor het feestbezoek wordt naar beneden afgerond. Dat lijkt je wel een goed plan.

Je probeert iets te vertellen aan een vriendin. Ze heeft de goede woorden, zoals steeds.

Verder puzzelen aan de vrijdagtekst. (Het lijkt nog steeds of die elke week langer wordt.)

Vragen. Kun je dit even bekijken en reageren? Kun je even horen of jullie kunnen meewerken? Zou je die tekst kunnen afwerken? Zou ik je daarvoor mogen uitnodigen? (Het weekendlijstje wordt langer.)

Even de stad in voor cadeautjes. Het verjaardagscadeaubeheer is een belangwekkende kwestie. (Je had ook wel voor jezelf een nieuwe cd besteld. Het mocht van de kosmos.)

(Naar het postkantoor ga je wel niet meer vandaag, denk je.)

Vragen. Kun je ook nog even dit doen? Waar staat dat in de tekst? Het is wel fijn dat je altijd onmiddellijk kunt helpen. (Ooit was je ambitie om het antwoord sneller te versturen dan de vraag, maar dat heb je opgegeven.)

Intussen schuift de vrijdagtekst in de tijd op.

(De nieuwe cd is wel heel mooi. Je houdt van zijn stem.)

Je leest een interview met Bob. (Interviews met Bob zijn bijzonder zeldzaam.) Het ontroert je heel erg. (Je exemplaar van de nieuwe cd, die volgende week verschijnt, heb je weken geleden al besteld. Goede planning is belangrijk in het leven.)

(Er zijn mensen die zeggen dat je een zeer lichte neiging tot controle hebt, naast een zeer bescheiden aanleg tot discipline. Het blijft geheel onduidelijk waar ze dat halen.)

Je denkt aan iemand.

Je krijgt telefoon van een vriendin, via je computer. Er is een ringetje rond haar foto dat meebeweegt met haar stem. Je hebt de neiging om dichter naar het scherm te schuiven. Je weet niet waarom. De foto zelf beweegt niet, ook al lijkt het zo.

(Misschien is het wel tijd om de volgende weken weer eens wat brieven te schrijven. Gewoon geheel analoog met de hand en je vulpen met zwarte inkt.)

Je bent enigszins uitgeput als de tekst eindelijk klaar is en de ruwe vertaling ook is gemaakt. (Maar het is toch ook weer gelukt, eigenlijk.)

De mevrouw op de televisie zegt dat ze kale mannen met een driedagenbaardje wel mooi vindt. (Je hebt je ’s morgens nog geschoren, dat wordt dus weer niets.)

(Er komt precies een gelig puntje bovenaan de cactus.)

De zoon van je vroegere baas krijgt als journalist het eerste punt in het nieuws. Het gaat denk je over de edele discipline van semantische discussies voor gevorderden. De journalist verwijst drie keer naar het eerdere persbericht waarin 25 maal het woord stond dat niet meer mag gezegd worden. waarop de minister ook drie keer hetzelfde antwoordt. Het voordeel van dat alles is dat je wel weet wat de minister zelf denkt.

Je klapt heel voorzichtig. Misschien is het wel de laatste keer. Je buigt het hoofd.

(Zodra die laatste mails verzonden zijn, schuift iets van je af.)

Je gaat naar de regen kijken.

Je denkt aan de zee.

Als je al je stukken uit elkaar zou halen en naast elkaar leggen, waar zou je dan zijn?

Je kijkt naar je handen.

Even zit je daar op de pier. Het is net donker. Er is weinig wind. Je hoort het geluid van het water dat heel voorzichtig en teder het land aanraakt, en zachtjes dichterbij komt. Als je daar zou staan, aan de rand van het water, of als je zelf iets van het land zou zijn, zou je het water kunnen voelen. Misschien kijk je hier, en sta je daar, tegelijk. Zo ben je ergens. En als je lang genoeg wacht, kun je kijken naar afwezigheid.