05 juni 2020

Gedachten 80

De vorige avond laat nog een fijn terrasgesprek. Je had eerder die dag nog gedacht: wanneer zien we elkaar nog eens.

Kinderen worden groot, denk je nog.

Die ochtend, je enige vergadering van die dag. Je hoort van een vriend dat hij die nacht opnieuw opa geworden is. Met de volle maan.Je bent blij voor hem.

(Soms ben je even vergeten dat de tijd verder beweegt, tot er weer een kind geboren wordt.)

(Je zou aanraakbaar kunnen zijn.)

Drie zakken knuffels en twee zakken kinderboekjes. Je propt ze op je fiets en brengt ze weg. Het verzamelpunt is beneden onder het gebouw. De mevrouw bedankt je. Er zijn al terug veel spullen gebracht, zegt ze. Niet zo lang geleden was alles op. Misschien hebben kinderen al die tijd gewacht op fonkelende ogen.

Je knutselt verder aan de tekst van elke vrijdag. (Het is eigenlijk elke keer meer werk dan je hoopte, stel je vast.)

Je krijgt een bericht met veel vragen (en ook iets over de dans). Je zou de tijd willen hebben om op alles rustig te kunnen antwoorden. In het echt. Je kunt alleen snel al iets antwoorden. De woorden gaan nog enkele keren heen en weer. (Binnenkort gaan jullie in het echt verder praten.)

Een telefoon. Tussen de werkvragen door vertelt ze hoe moeilijk het soms was de voorbije weken om niet te verdrinken tussen en met de kinderen.

Je krijgt een bericht van een grote meid. Ze is toevallig in je buurt de volgende dag. (Je was net van plan haar zelf ook een berichtje te sturen.) Je zult ervoor zorgen dat je haar toevallig tegenkomt. (Wat een fijn vooruitzicht, denk je.)

Hoe gelukkig het je maakt, om daar te staan, en minutenlang alleen maar naar de regen te kijken.

De meneer in de winkel verontschuldigt zich omdat er een scheurtje zit in de broodzak. Hij wil meteen een andere zak nemen. Hij lijkt een beetje verrast als je zegt dat dat vooral niet hoeft. De mevrouw aan de kassa vraagt het daarna ook nog eens, en is ook heel even verrast. Het zou ook verschil maken voor als je het brood in de diepvries legt, zegt ze. Diepvries? Daar doen wij niet aan, zeg je.

Je denkt nog aan dat mooie liedje, de vorige avond, in die serie. Het leek zo’n nulpunt, even weg van de zwaartekracht van de chaos. Komm und trag mich durch die Welt. (Wat is er met die zin? Je bent er niet tegen bestand.)

Je ziet dat er bij de buurvrouw een verjaardag gevierd wordt. Het kleine meisje wordt twee jaar.

(Iets is rustiger in je huid. Je benen zijn niet rusteloos, je handen zijn warm, het tintelt.)

(Je kijkt.)

De tekst is bijna klaar. Je collega wijst je erop dat de vertaalmachine van het woord ‘topvrouw’ (in dit geval van UNEP) la meilleure femme heeft gemaakt. Wat ook wel mooi is eigenlijk.

Poëzie krijg je soms zomaar cadeau.

Je zit een beetje zenuwachtig klaar voor het scherm. De celloklas geeft een optreden. Van de ene naar de andere woonkamer. In verschillende stadia van zenuwachtigheid. (Misschien wel hoe ouder hoe zenuwachtiger.) Je ziet haar al in het klein bovenaan zitten, naast haar mama. Ze is aan de beurt nu. Met een wat ingehouden statigheid speelt ze. (Bijna had je gezegd: met een uitgestreken gezicht. Dat zou een onbedoeld te flauw grapje zijn.) Je weet niet helemaal zeker in welk hokje dat past, maar je bent heel trots op haar. (En de eenhoorn vertrekt nog.)

(Gelukkig is er niemand die je ziet, terwijl je staat te koken. Ze zouden zo door je heen blazen.)

De lichte verwarring die je voelt bij het journaal. Alle dingen ‘die weer mogen’. Het lijkt zo veel, om een of andere reden. Alsof je ineens ziet hoe eindeloos veel dingen er tegelijk bezig zijn, als ‘alles’ weer mag. Misschien had je geleerd om niet alles tegelijk te zien en zie je nu hoe alle dingen zich weer in elkaar haken. Misschien was je wel stiekem een beetje gaan houden van het gevoel dat je de dingen gewoon een voor een naast elkaar kon zien, in volgorde (en dus niet allemaal tegelijk). Je weet niet helemaal zeker wat je eigenlijk voelt.

(Je kijkt.)

De mevrouw ontroert je. Hoe ze hoopt terug te kunnen gaan naar dat kamertje, weer aan het raam zitten en haar klanten ontvangen. Want er is niets meer.

De man ontroert je. De voormalige politiecommissaris. Hoe hij beweegt als hij praat. Zijn ogen. (Het fenomeen baseballpet zul je echter wel nooit begrijpen, denk je.)

(Misschien zou alles je kunnen ontroeren.)

Je ziet de hagel.

(Zoveel dingen nog die je zou willen vragen, besef je.)

De dingen mogen zich neerleggen.

Geen opmerkingen: