23 juni 2020

Gedachten 98

Gezwind en zelfs enigszins fris het bed uit springen. Eindeloos veel varianten van pogingen tot soepel. (Die blijkbaar nog enigszins meevallen.)

Iemand zei je onlangs nog dat nog wel meer sommige dingen eigenlijk nog wel meevallen. Of iets in die aard. Je hebt het verdrongen. Het algemene falen hoeft geen default option te zijn.

Dus misschien valt het uit bed springen ook wel een beetje mee. Een klein beetje.

Het was je opgevallen, de geur van de nacht.

Elke keer weer voelt het lekker om in de trein te zitten.

Je luistert naar je adem, hoe die op en neer gaat, terwijl je door het park loopt.

Dat apparaat in de inkomhal van de toren waar je werkt. Je zou spontaan moeten zien waar je op moet duwen of waaraan je moet trekken opdat de gel eruit komt en spontaan op je hand belandt. Het apparaat blijft een raadsel. (Wat waarschijnlijk alleen aan jou zal liggen.)

Je bent helemaal alleen op de gang. Het is lekker rustig. (En de updates zijn vriendelijker deze week.)

Op de terugweg een eerste keer een controle in de trein. Je abonnement doet het nog steeds. (Het abonnement was ook blij nog eens een keer aangeraakt te worden.)

Het is druk in de winkelstraat. Mensen lopen door elkaar in alle richtingen. Je kijkt naar hoe ze bewegen.

Een eerste videogesprek. Ze eet eerst nog even haar ijsje op.

Even kijken. Ze is er nog. Jij bent er nog.

Er is een nieuwe broodmevrouw in de winkel. Ze wenst je nog een fijne dag, en jij haar ook.

Het zou kunnen dat de mevrouw aan de kassa niet echt in is voor een grapje, denk je. Je wilt haar niet verwarren. Je wenst haar nog een fijne dag. Haar ogen bewegen een beetje.

Je denkt aan landschappen. En het plekzijn. Waar de wind aan de andere kant van jou is.

Je denkt aan dingen die blijven.

Je had gedacht dat je lijstje ondertussen al korter zou zijn geweest.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Je belt naar de dokter. (Ze had gezegd dat je op dat uur mocht bellen. Je denkt toch dat je haar zult storen. Dat is niet het geval.) De resultaten van je bloed zijn goed. Ze zegt dat je een rustig bloedbeeld hebt. Wat wel een mooi beeld is eigenlijk. Je weet niet helemaal wat je je erbij moet voorstellen, maar het maakt je wel rustig. Zoals in rustig vaarwater of zo. (En het blijkt dat de light kaas voor redelijk spectaculaire resultaten zorgde.) We zijn goed bezig, zegt je dokter. Wat maakt dat je wel een beetje fier bent op we. (Het zal dus toch een meteoor worden die je vroeg uit het leven zal rukken. Al kunnen sommige dingen misschien nog wel meevallen. Mogelijk.)

Een tweede videogesprek. Er is geen ijsje.

(Het waren wel twee mooie gesprekken, denk je. Je voelt je een beetje vereerd.)

Armen die blijven.

De man in het televisieprogramma die een mooie vrouw ziet binnenkomen en letterlijk geen woord meer kan uitbrengen.

Die ene mevrouw in het journaal die altijd net iets te nadrukkelijk spreekt. Je bent niet helemaal zeker of haar stem haar belangrijkste verleidingsinstrument is. Al zijn er ongetwijfeld werelden die je niet kent. En nooit zult kennen. Wat ook wel een fijn gevoel is. Eigenlijk.

De ademplek die blijft.

Je hoort dat liedje. En je denkt weer aan de film waar dat liedje in was. En waar je zat, toen je die film zag. En het wat ongemakkelijke gesprek na de film.

Soms weet je nooit helemaal zeker waar je woorden naartoe gaan. Soms denk je dat elk woord net dat fatale verkeerde woord kan zijn net op dat moment, waardoor het alleen maar verloren kan gaan. En soms kan dat dus ook helemaal anders zijn. Varianten van liefde.

Maar het is wel een mooi liedje.

Het blijft.

Geen opmerkingen: