13 juni 2020

Gedachten 88

Je schuift langzaam de dag in, in kleine golfjes.

Je denkt nog aan de beelden van die serie die je de vorige dag ontdekte. (Je moet bekennen dat je na Babylon Berlin even verweesd was. Maar je bent blij dat je maatje ondertussen ook helemaal in die reeks zit.)

Iets met een klein beetje zenuwachtig, ook.

Gelukkig ben je officieel de enige.

In de winkel. Je wacht op de sla. Ook dat is een mooie minimeditatieoefening, wachten op de sla.

(De sla lijkt verheugd.)

Soms denk je: we hebben op elkaar gewacht. En je begrijpt niet wat dat zou willen zeggen.

Eerst nog de twee verslagen en de mails afwerken.

Dan de spulletjes voor onderweg. Je gaat op reis. (Een bezoekje in een andere stad. In je hoofd is het een reis. Pas door te reizen zul je de bestemming kennen, denk je.)

Een kans op een lokale bui. Zal die lokale bui nu net wel of net niet opduiken daar waar je naartoe gaat? Je propt toch maar voor alle zekerheid je regenjas mee in je rugzak.

Vroeger wou je dat altijd weten, hoe het eruit zou zien. De grens van de regen. Dat je dan naar links zou kunnen springen, in de regen, en daarna naar rechts, uit de regen. Of omgekeerd natuurlijk.

Zo zou je ook kunnen zien waar hier verandert in daar. En als je van hier naar daar gaat, waardoor daar hier geworden is, kun je misschien ineens zien dat de bestemming er al was.

Het plekje waar je altijd graag zit, in dat soort trein.

De mevrouw aan de andere kant begint uitgebreid met haar boekje te wapperen. (Om een of andere reden kun je daar niet goed tegen.)

Het station waar je vroeger zoveel uren hebt doorgebracht. Ze staat je al op te wachten. (Ze herkent je nog, dat is al iets.)

Ze legt je de geheimen van de Blue Bike uit.

(Het zadel staat wel een beetje te laag.)

De verhalen vloeien.

Misschien toch niet zo oud, dus.

Openende gezichten.

Spiegels.

Iets over Julia.

Iets over mannen.

Handen die belast zijn door de tijd. En meer weten over hun bestemming dan ze beseften.

Iets over kijken en zien.

(De regen is dus niet gekomen.)

Het is wel altijd handig om dat slotje naar beneden te schuiven aan de Blue Bike. De machine kan je hand opeten, als je niet oppast.

Je hebt weer je veilige plekje in de trein.

De woorden wachten nog even. Een beetje.

Misschien kunnen woorden ook reizen. Ze wachten op de dingen waar nog geen woorden voor zijn. Ze wachten op hun bestemming. En ondertussen is daar hier geworden. Heeft iets zich hier neergelegd.

Er zijn ook moeilijke woorden. Zoals helen of verlangen.

Misschien zijn sommige woorden zelf een reis.

Thuis nog snel iets te eten maken en de wasmachine aanzetten. Daarna komen er nog woorden.

Het is wel indrukwekkend tot wat voor een onontwarbaar kluwen die lintjes van enkele mondmaskers kunnen samenklitten. Je kunt het ontwarren niet versnellen. Je kunt het alleen doen. (Iemand zegt iets over een reis.)

Je huid gloeit nog een beetje. Er staat aftersun onder in de kast.

(De geur daarvan brengt je steeds terug naar een vakantie.)

Het wordt donker.

De dingen leggen zich neer, in zichzelf.

Geen opmerkingen: