30 december 2018

De rimpels van de dingen

Soms zie je te veel. Nadat je het eerst leeg gemaakt hebt, komen de dingen.

Kanteldagen. Dingen in je lichaam.

Uitgestelde bewegingen. Als naschokken, of soms de wachtruimte net voor de schok. En wat je dat leert. Je went nooit helemaal aan die onrust. Hoewel het iets gemakkelijker wordt om je huid te lezen. Als een zelfgetuige.

En ook al probeer je de dingen netjes naast elkaar te leggen, zo werkt het nooit.

De bus rijdt door het donkere landschap. Midden in het duistere veld staat een lamp, met een fel licht. Misschien beschijnt die niet meer dan een plek. Hier is de plek. Meer niet. Het zou een troost zijn.

Thuiskomen en je leven weer een beetje herschikken.

Een andere dag.

Schrijven over een boek. Je bent anders bij de woorden. Iets rustelozer. Misschien kun je anders falen dan met andere woorden. Misschien zal blijken dat je weer niets zinnigs te zeggen hebt. Maar ook, zoals altijd, pas bij het schrijven zie je in je hoofd wat je van het boek vond.

Je leest iets over rimpels die de tijd in je lichaam achterlaat. Rimpels die zich aan elkaar vastklampen, de tijd niet loslaten. Je ziet iets. Je weet dat je het zoekt, je weet dat het je zal verwarren. Je weet nog niet dat je niet zult voorbereid zijn op de verlossing.

Een andere dag.

Een boek over die rimpels. En wat het met je doet. Alsof je had gewacht, onder andere. Kwestie van het licht te doseren. En dat in de al iets langere dagen.

Een mooi gesprek. Veraf en dichtbij in de telefoon. Je hoort en ziet hoe je lichaam anders reageert op de ene of de andere zin. Iets met rimpelen en ontrimpelen.

Een andere dag.

Het boek maakt je rustig. De trein lijkt er anders door. Later zit je vooraan, naast de buschauffeur. Je kijkt naar het landschap. Op sommige plekken lijkt de leegte zo zielloos.

Je wandelt rond, zoekt de plek waar je moet zijn, waar de as verstrooid werd. Je zoekt in je hoofd naar het beeld van vorig jaar, toen de mensen erbij waren. Door hen te zien, zie je weer waar je moet zijn.

(Je weet niet goed wat je van de leegte moet denken hier.)

Je wou er zijn, om er te zijn voor iemand. Zou je niet in de weg staan, in deze leegte? Misschien is het wel goed, een klein beetje.

Het kleine meisje en de eenhoorn.

Je armen lijken te kort.

Wachten op de bus. De leegte van die weg met al die auto’s.

Vanaf de bus krijg je het weer warm.

Het boek heeft iets veranderd, je fietst sneller. Ergens in je huid zie je mededogen voor het jongetje.

Een andere dag.

Wakker worden uit een verwarrende en ook aangename droom die blijft duren, in golven op het strand. (Wat leer je uit dit alles? Ben je wel klaar?)

Een beetje poetsen in het huis. Alsof je zo de dingen toch een beetje netjes naast elkaar kunt leggen.

Een mooi gesprek, als een uitgestelde thuiskomst. Een geschenk. (En niet te wild drinken natuurlijk.)
Waar de woorden bewegen, elders en hier. Hoe je ze, door je huid, kunt zien, soms. Stotteren in de volle leegte voelt anders (dan in de lege leegte), zo merk je. Het niet eenzame ervan verwart je, een beetje.

En ook iets over Bach. En de dood.

Later, op weg naar huis, begrijp je iets van het jongetje. Welke plek zou er overblijven als de pijn zich terugtrekt, terug deel van de zee?

Dankbaar voor de dingen.

En verder wacht je op de insijpeltijd. En de ciaccona.

29 december 2018

Rivierbesef

‘Het is fijn om met jou hier te kunnen wandelen.’
‘De vorige keer dat we dit deden is al wel heel lang geleden, denk ik.’
‘Misschien maakt het wel niet uit. We zijn er nog, en we zullen er wel altijd zijn. Of zoiets.’
‘Dat zei je altijd vroeger. Voor altijd.’
‘Ik herinner me nog een mooi kaartje dat ik van je kreeg. En dat stond daar ook op. Dat ik dat altijd zei of zo.’
‘Altijd. Haha.’
‘Ik heb je gemist.’
‘Ik weet het. Jij zegt het tenminste.’
‘Daar zal ik maar niets over vragen dus.’
‘Nee, liever niet.’
‘Soms ben ik bang dat er iets met je is, en dan zou ik onmiddellijk willen bellen, om te horen of alles in orde is.’
‘Nog altijd? Dat had je vroeger ook zo.’
‘Ja, dat gaat niet over.’
‘Ook al zijn we ver van elkaar, ik heb het altijd als een warm gevoel ervaren dat jij daar ergens bent en dat ik bij jou in goede handen ben, op een of andere manier.’
‘Dat maakt me erg gelukkig.’
‘Als we oud zijn leg ik je dat allemaal nog wel eens uit.’
‘Ik heb nooit goed begrepen hoe dat zou werken, dat iemand mij zou missen. Omgekeerd is het niet zo moeilijk. Iemand zei me dat ooit, dat ik beter was in missen dan zij.’
‘Ik blijf dat grappig vinden. Ik zal het je wel nooit uitgelegd krijgen.’
‘Met het ouder worden zie je beter wat je maakte tot wie je geworden bent. Voor sommige dingen heb ik ongeveer een heel leven nodig gehad. Zien hoe de dingen werken, waarom je doet wat je doet, de blinde vlekken en de zwarte gaten, en ook de momenten waarop je toch voor het goede koos, het kan je tegelijk troosten en een beetje machteloos maken.’
‘Was het wel de moeite uiteindelijk, om alles te willen weten?’
‘Goede vraag. Ik denk het wel. Maar als je alles ziet, blijf je alleen naakt over, en kun je in wezen alleen maar aanvaarden wat je ziet. En daarna daarmee nog iets doen.’
‘Je was altijd al goed genoeg hoor. Ik vond het nooit zo erg.’
‘Ik wel, denk ik. Ik wou altijd wel een betere versie van mezelf kunnen zijn voor jou. Nu ik erop terugkijk zie ik beter wat niet goed was toen. Nu ben ik rustiger denk ik.’
‘Soms zie ik jou voorop lopen, al besef je dat niet. Soms denk ik dat ik het leven aan mezelf voorbij heb laten gaan.’
‘Je bent nog altijd jong.’
‘Denk je?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Ik was altijd een beetje jaloers op de werelden in je hoofd. Er was zoveel altijd, met zoveel verlangen in dat hoofd.’
‘En ik was dan weer jaloers op hoe aards je ook kon zijn. Hoe je in het echte leven stond en daar de dingen deed. Ik liep er altijd een klein beetje verloren, of was soms bang om in de wind te gaan staan.’
‘Ik denk dat je dat verkeerd ziet. Je hebt het werkelijke leven behoorlijk goed overleefd.’
‘Brieven schrijven naar jou, dat mis ik ook.’
‘Brieven krijgen van jou, dat was wonderlijk.’
‘Het voelde als zo’n veilige plek. Ik heb dat later nog beter gemerkt, bij het schrijven van brieven aan anderen. Het moet echt veilig voelen, anders doe je het niet goed, en niet graag, eigenlijk. Je komt jezelf dan tegen, als een drempel waar je over moet.’
‘Ik hield altijd van jouw brieven. Ze blijven in mijn hoofd, voor altijd.’
‘Heb je het koud?’
‘Ja, eigenlijk wel. Zullen we iets zoeken om even binnen te gaan, en iets warms te drinken?’
‘Ja, dat is goed. Ik moet je straks ook nog vertellen over dat boek dat ik aan het lezen ben. Het is alsof ik sommige dingen van mezelf nu pas begrijp. Ik moet me met terugwerkende kracht nog verontschuldigen tegenover jou, denk ik.’
‘Waarom zou je dat moeten doen? Dat slaat nergens op.’
‘Ik leg het je nog wel uit.’
‘Maar eerst koffie nu. Kijk, daar kunnen we binnen.’

27 december 2018

Asymmetry

Pas na een tijd begrijp je waar dit boek je heen brengt. Eerst ben je wat in de war, begrijp je niet helemaal goed hoe de drie onderdelen van dat ene boek met elkaar te maken hebben. Tot je nadenkt over de meest eenvoudige aanwijzing: de titel. En dan ga je ineens heel erg veel sleutels zien. Asymmetry van de Amerikaanse Lisa Halliday (vertaald als Asymmetrie) is een heel bijzonder boek. Het heeft iets met spiegels. Het heeft iets met grenzen, tussen jong en oud, tussen man en vrouw, tussen het Westen en het Midden-Oosten, tussen literatuur en werkelijkheid, tussen versies van onszelf. Het is een boek dat onbewust speelt met wat je ziet en niet ziet. Het is een boek dat je op een dwaalspoor lijkt te zetten, maar dat je nadien veel beter lijkt te zien.

Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel, Folly, krijgen we het relaas van een liefdesaffaire tussen de jonge Alice, die werkt voor een uitgeverij, en de veel oudere bekende schrijver Ezra Blazer. (Die schrijver blijkt in werkelijkheid deels geïnspireerd door Philip Roth, met wie Lisa Halliday ooit een korte relatief heeft gehad.) Alice droomt ervan ooit zelf een boek te schrijven, maar ze zit in een toestand van wachten. Op dat moment komt Ezra Blazer in haar leven. Ze krijgen een heftige relatie, die in fragmenten beschreven wordt. Hij overlaadt haar met cadeaus. Ze hebben discussies over wat literatuur moet zijn. Hij wil de wereld daarbuiten niet al te zeer binnenbrengen in de literatuur. Zij denkt daar anders over, maar weet niet of ze het zou kunnen. Dit alles speelt zich af terwijl de Verenigde Staten Irak binnenvallen. De wereld komt dus ook wel een beetje tussen hen in. Hij verwijst naar allerlei auteurs en filosofen. Het samenspel tussen de twee is vaak heel grappig, maar tegelijk ook een beetje wrang. De machtsbalans is niet gelijk. Alice lijkt het zelf niet altijd door te hebben, of duwt het weg, of beseft het nog niet. Als lezer heb je wel haar focus, maar je weet weinig of niets over wat ze werkelijk voelt. Het patroon tussen de man en de vrouw is uiteindelijk veel klassieker dan het leek, en dat ondanks de grote zelfspot van de mannelijke schrijver. Blazer heeft ook heel wat gezondheidsproblemen, door zijn leeftijd. Die leiden tot allerlei grappige situaties, maar zorgen ook in de feiten voor ongelijke rollen. Naarmate je de asymmetrie begint te zien, weet je dat de relatie gedoemd is.

Het tweede deel, Madness, heeft een heel andere toon dan het eerste. Amar, een econoom, met dubbele Amerikaanse en Irakese nationaliteit, is op weg naar zijn broer in Irak. Bij een tussenlanding in Londen, wordt hij tegengehouden op de luchthaven. Men laat hem het land niet in. Terwijl ergens achter de glazen wanden een eindeloze bureaucratische veiligheidsprocedure loopt die uiteindelijk tot de conclusie zal komen dat hij het land niet in mag, denkt hij terug aan verschillende momenten in zijn leven. Hij is geboren in het vliegtuig op weg naar de VS. Zijn broer is na een tijd teruggekeerd naar Irak. Amar is gebleven. We krijgen onder meer relaas van een eerdere reis naar Irak, met zijn ouders. Het wordt een helse tocht naar een land dat de gevolgen ondergaat van de geallieerde invasie. De ervaring confronteert Amar als in een spiegel met wie hij is, denkt te zijn, niet kan zijn. je ziet de asymmetrie in erg veel varianten. Het grote en machtige Amerika tegenover het wankele Irak, de willekeur van de lokale machtsverhoudingen en de groeiende chaos in het land, de gelijkenissen en tegenstellingen tussen de twee broers, … In het klein zie je dezelfde mechanismen in de aanpak van de anonieme grenscontrole in Londen tegenover Amar. De willekeur van het systeem. De omgekeerde asymmetrie van de erudiete Amar tegenover de mensen die over zijn lot moeten beslissen heeft geen effect.

Het korte derde deel, Ezra Blazer’s Desert Island Discs, is de weergave van een radio-interview bij een Britse omroep met de schrijver. (Het radioprogramma bestaat trouwens echt, bij de BBC.) Het komt chronologisch ook na de twee andere. De schrijver vertelt aan de hand van een aantal platen die hij kiest over zijn leven. Je hoort hoe de schrijver zijn eigen persona ontwikkelt en hoe hij het niet kan laten om te flirten met de presentatrice.

Door een aantal uitspraken van de auteur in dat interview zie je ineens dat het tweede deel wel eens de roman zou kunnen zijn die Alice in het eerste deel ook al subtiel lijkt aan te kondigen. Er zijn veel kleine details die als motieven doorheen de verschillende delen terugkomen. Er is een spel met referenties, onder meer naar de Alice van Wonderland. Er zijn allerlei spiegels, die inzicht geven in asymmetrieën.

Als je, nadat je het verband tussen de drie delen begint te zien, terug door het boek begint te bladeren, begin je steeds beter te zien hoe ingenieus het is opgebouwd. Wie een rechtlijnig verhaal verwacht, loopt misschien verloren, ergens halfweg. Wie meegaat met het boek en de gaten en spiegels zelf mee begint in te vullen, ziet steeds beter hoe goed het is. Het zegt iets over literatuur, over de mogelijkheid of onmogelijkheid om zo iets te laten zien over het echte leven. Het zegt iets over de wereld van vandaag, over de verwarrende complexiteit van wie we zijn, over machtsverhoudingen (in de kleine en de grote wereld). Het beweegt tussen ernst, humor en melancholie en bespeelt verschillende registers, die zo dan weer iets zeggen over verschillende lagen in de werkelijkheid van de wereld en onszelf en hun al dan niet kenbaarheid. Het zegt iets over wat literatuur kan zijn. Een heel bijzonder boek dus.

24 december 2018

Feest van het licht

Zou je ergens de aarde kunnen horen kraken, nu de dagen weer langer worden?

In het nieuws zegt een mevrouw dat we in dark times leven.

Het is stil buiten.

Het Weihnachts-Oratorium, het is een plek waar je nu graag wilt zijn.

 Misschien zijn er veel mensen samen alleen.

Je zou iets willen fluisteren, sommigen zullen het horen.

Of het ook kerstzegels mochten zijn, vroeg de vriendelijke meneer in het postkantoor.

De stilte van het wachten op woorden.

Je hoort een bericht dat een dierbare van een dierbare is overleden, even kantelt het licht.

De lichtjes beklemmende rusteloosheid van de winkelstraat, iets klopt niet.

Even denken aan de mensen die je graag ziet, in je hoofd een landkaart, even naar hen toe gaan.

En een voorzichtig ritueel.

Misschien zou het kouder moeten zijn buiten.

Dat alleen de muziek er is in het huis, het is wel goed.

Iedereen is er nog, in je hoofd, je bent veilig.

Het licht in de namiddag leek al een heel klein beetje onstuimig, voor wie keek.

Hoe je enkele dagen geleden echt schrok van je eigen schaduw die je in leek te halen.

Hoe je soms niet weet of er wel genoeg licht zal zijn om alle duisternis op te eten.

Soms probeer je het in een gesprek, het woord helen, om aan de klank te wennen, helen.

Die planten die iemand meenam van je terras, zouden ze nu op een fijne plek zijn?

Soms kun je aan licht denken.

Het licht van de maan, eerder van de week, als waaklicht.

Hoe je penhand verandert tijdens het schrijven van de adressen voor die stapel nieuwjaarskaarten.

De muziek lijkt licht te geven.

De muziek maakt iets van het donker buiten minder leeg, dat vond je vroeger ook al.

Om het kantelen van het licht te horen moet het soms ook een beetje stil zijn.

Het stukje met de echo.

Je lichaam verdwaalt altijd een beetje, die eerste dagen van de vakantie.

De mensen die nu voor anderen aan het zorgen zijn, en het licht.

Iets van de belofte bracht je altijd in verwarring.

Je bent blij voor de anderen.

De doos met de gekleurde lampen voor de kerstverlichting vroeger aan de winkel.

Zou de nacht zich anders neerleggen?

Het laatste koraal.

23 december 2018

Nanemens

Binnenkort komen er weer heel wat goede voornemens. Misschien is het wel tijd voor enkele nanemens, nu het jaar bijna voorbij is.

Van dat voornemen om dit jaar bij geen enkele hyperkleffe kerstfilm te blijven plakken bij het zappen is alweer niets in huis gekomen. Je bent een watje. Een of andere vreselijke straf is aangewezen. Zoals het verplicht kijken naar nog meer kerstfilms.

Naderhand bekeken had je dat ene potje dat je bijna een heel jaar op je aanrecht hebt laten staan toch ook eerder kunnen weghalen. Er is nog altijd een kans dat je dat doet voor het jaar echt uit is.

Vaststellen dat je harde strijd voor het laten uitdoven van gruwelijk lelijke woorden weer onvoldoende resultaat had. Er zijn nog steeds mensen die het hebben over uitrollen. Er zijn mensen die zonder in de lach te schieten woorden als benoveren of pitchen in de mond kunnen nemen. Er lijkt gelukkig al een lichte verbetering op het insteekfront. Enkele fossielen blijven daarentegen hardnekkig weerhouden verkeerd gebruiken. En er zijn ook nog vreselijke woorden als throwback. Je kunt alleen maar vaststellen dat je de rest van je eigen eeuwigheid nodig zult hebben voor het ontwikkelen van nog meer mildheid.

Je nadien afvragen of je je niet te veel hebt laten kwetsen. Je kwetsbaar opstellen is een keuze. Kwetsen vaak blijkbaar ook. Misschien is rustige kwetsbaarheid het antwoord.

Vaststellen dat het weer niet gelukt is om met een interview in de Flair te komen. Bijna was het gelukt. Tot men tot de ontdekking kwam dat je niet jong was. Wat anders klinkt dan oud. Waardoor men ook niet moet zeggen dat je niet mooi genoeg bent. Wat dan weer een geruststellend gevoel is, niet mooi genoeg zijn voor de Flair.

Tot de conclusie komen dat je nog steeds geen perfect systeem hebt om te weten wanneer je je regenbroek wél aan moet trekken. Misschien moet je in het leven bereid zijn om sommige risico’s te aanvaarden.

Nadien, met enig verdriet, vaststellen dat je – zoals je ook vooraf wist – te veel opzij hebt moeten schuiven, waardoor je er te weinig was voor je dierbaren. Hoewel je je daarop mentaal had proberen voor te bereiden, maakte het je toch een beetje ongelukkig. Wat dan eigenlijk weer een goede zaak is.

Met veel pijn moeten vaststellen dat dat voornemen om 17 boeken per dag te lezen weer niet helemaal haalbaar bleek. Wat op zich nog geen reden is om het voornemen voor volgend jaar nu al preventief te dimmen.

Eveneens vaststellen dat het voornemen om een lang persoonlijk gesprek te voeren met Bob Dylan misschien niet het goede was. Het werden er immers zeven korte. Die mens zegt soms wel erg weinig, al kan dat ook aan de verlegenheid van de vragensteller liggen.

Ooit hoorde je van een goede vriend dat je met het ouder worden tegelijk milder wordt en tegelijk minder goed tegen onzin kunt. Het was geen voornemen, maar het heeft zich wel voltrokken, merk je. Misschien leer je beter wat of wie goed voor je is.

Of het een voornemen of een droom was om steeds je huishouden perfect onder controle te hebben kan niet eenduidig uitgemaakt worden. Het universele recht op falen biedt troost, zoals steeds.

Je had je voorgenomen iets meer te begrijpen over hoe dingen in een lichaam geschreven worden. Dat is gelukt. Hoe je diezelfde zin onwoordelijk zou moeten zeggen, zonder het woord begrijpen, weet je nog niet. Hoe je dat alles kunt weten zonder het woord weten te gebruiken evenmin. Gelukkig duurt verlangen langer dan een zin, of dan zinnen.

Het besef dat je ook het voorbije jaar maar een glimp van je dromen hebt gezien is wel een fijne gedachte eigenlijk.

Het besef dat je sommige dingen wel kunt eigenlijk ook.

De vaststelling dat je het voorbije jaar het woord misschien niet echt minder bent gaan gebruiken kun je misschien als een troostrijke gedachte zien.

Het voornemen om eindelijk te begrijpen hoe Jeroen Meus dat doet met dat pletten van die knoflook met zijn mes zal andermaal worden doorgeschoven naar volgend jaar.

Dat het voornemen om de piano te laten restaureren ondertussen geen voornemen meer is heeft je erg gelukkig gemaakt.

Dat het voornemen om niet langer lichtjes uit balans te raken als er iets stuk gaat – zoals nu het geval is met je stofzuiger – voorlopig nog een voornemen blijft duidt waarschijnlijk op een of andere boeddhistische les die je nog te leren hebt. Wat op zich dan ook weer een geruststelling is, dat je er nooit helemaal bent, maar wel altijd onderweg.

Je voornemen om elke dag te lachen en dankbaar te zijn bleek niet zo moeilijk.

Je voornemen om al die namen van bloemen en planten wél te onthouden was gelukkig geen voornemen. Een mens leert bij, voornemengewijs, ook nanemengewijs, waarschijnlijk.

En al het andere dat gelukkig niet voor publicatie vatbaar is…

21 december 2018

De zee vanbinnen

Een plekje vooraan, dicht bij de dansers. Je bent wel toe aan dicht, denk je.

Welke talen huizen er in je lichaam? Misschien ken je die van de woorden het best, misschien is zelfs dat niet waar. Misschien zijn ze een veilige plek. Met welke taal kijk je, luister je, zou je kunnen spreken? Door welke taal kun je je laten raken?

Je verlangt naar de taal die zou kunnen horen bij de bedding die je in je ziet, ergens vanbinnen. Je ziet zonder woorden.

De vorige keer toen je haar zag, danste ze op de muziek van die man die altijd wel ergens in je hoofd aanwezig is. Je was een beetje bang van het schuren van twee werelden, twee talen. Je ervaart die muziek van hem altijd heel woordelijk. Je wist niet hoe de bewegingen zouden werken, zonder uit te beelden, zonder een spiegel te zijn, hoe ze hun eigen taal zouden zijn, als een eb en een vloed.

Nu danst ze zelf niet. De vrouwen dansen, en het is een beetje alsof ze zelf met hen mee danst, en tegelijk ook niet. Je ziet die vrouwen, hun spieren, hun lichamen, hun vormen, hun zwaartekrachtverleiding. En je ziet de bewegingen. Zoals je niet weet waar de golf ophoudt en de rest van de zee begint. Misschien is de golf wel het verlangen van de zee, en de zee de troost van de golf.

Ze verbeelden niet, ze zijn. Soms zijn ze als elkaars trilling, na een steen in het water. Soms zijn ze elkaars bestemming. Soms zijn ze elkaars eenzaamheid. Soms zijn ze elkaars onlosmakelijkheid. Soms zijn ze elkaars afwezigheid. Soms zijn ze elkaars onbereikbaarheid, draaiend in zichzelf.

Soms ontsnappen ze aan de tijd, aan de schuldige aarde, in dat draaiende lichaam.

Misschien loopt de zee door, tot in jou, tot voorbij jou.

Je denkt aan liefde die was, die is. Aan wat je lichaam zich herinnert, en wat nog niet, en nooit. Het heeft iets met taal te maken, talen. En wat niet kon, niet kan. Zonder de grammatica.

Verhalen. Ze bewegen bijna achteloos door de ruimte. Het is goed. Je begrijpt iets.

In de nok van de avond naar huis. Geschiedenissen schuiven al over elkaar heen.

Een andere dag.

Je zoekt een plekje ergens achteraan in de kerk. Daar kun je toeschouwer zijn.

Je moest hier zijn, dat wist je. Het heeft iets met de getijden te maken.

Verhalen over iemand die er niet meer is, en in die verhalen toch ook wel. Je kijkt, ziet bewegingen, je ziet mensen, en hoe ze in elkaar overlopen.

Je hoort de betekenis van het woord stemgemis.

Je bent een beetje verlegen, ook.

De verhalen die je kende, de verhalen die je vermoedde, de verhalen die je nog niet kende. Ze bewegen. Soms in en uit elkaar, soms met elkaar, soms naast elkaar. Zo gaat het met een leven. Het is wat het is.

Iemand zegt je dat het goed is dat je gekomen bent. Die woorden zijn mooi.

Buiten ga je nog even iets tegen haar zeggen. Misschien mag dat wel niet, denk je heel even, en dan weer niet.

Je vertrekt. Iets is koud.

Je denkt aan liefde die was, die is. Waar de zee geweest is blijft het land zich het water herinneren. Je begrijpt iets van hoe het was, wat het was. Wat was het voor jou, wat was het voor haar, misschien weet de zee het.

Je fietst verder in de regen.

Het verhaal blijft bewegen. Misschien verlang je naar woorden.

In de nacht bewegen de verhalen van de dag nog hevig door elkaar heen. Je moet wachten tot ze zich neerleggen, een beetje.

Een andere dag.

De drukte duwt je voor zich uit. Je had het anders gehoopt.

Je had gehoopt om meer tijd te hebben voor dat ene moment, maar het is niet anders.

Het schrijfmoment. De wens. In de rivier kun je de zee aanraken.

En pas daarna, als de woorden er staan, als je ziet wat ze je zeggen, kun je echt denken aan het kantelen. Het is de dag van het kantelen. Zoals er tussen twee bewegingen, twee aarzelingen, twee tastverzoeken een niemandsland kan zijn. Het is de dag van dat nulpunt. Het is een dag die je moet eren.

En ook straks zul je buigen voor de dag, voor het kantelen, voor de zee vanbinnen, voor de afdruk van de liefde in het zand, voor het onvermogen en het weten, voor de dans, voor wat was en is.

16 december 2018

Stemgemis

‘Is het erg als ik even binnenkom?’
‘Nee hoor, graag. Je bent altijd welkom hier.’
‘Is dat zo?’
‘Ja. Wat dacht je?’
‘Ik weet niet. Ik heb je toch veel verdriet gedaan.’
‘Ja, dat is wel zo. Maar dat was toen. Misschien had ik toen graag gehad dat de dingen anders zouden zijn gelopen, of dat je er nadien anders op had gereageerd. Maar dat is eigenlijk jouw zaak. Je zult wel jouw redenen gehad hebben.’
‘Eigenlijk niet. Ik had niet veel redenen, ik had geen goede uitleg. Het ging gewoon zoals het ging, en dat was niet netjes tegenover jou.’
‘Normaal denk ik in zo’n situatie altijd meteen dat ik alles fout had gedaan. Dat was nu ook wel zo, maar dat gevoel is voorbij gegaan. Anderen hebben me daarvan overtuigd.’
‘Jij hebt niets fout gedaan. Iets in mij wou gewoon ergens anders zijn, ook al was het goed hier.’
‘Is het raar voor jou om weer hier te zijn?’
‘Ja, een beetje wel. Maar het is tegelijk alsof het gisteren was.’
‘Iets van jou is altijd wel hier gebleven, dat wou ik ook zo.’
‘Ben je niet kwaad op mij?’
‘Nee. Niet meer, waarschijnlijk. Het duurde even eer ik kwaad was, zoals gewoonlijk.’
‘Het is raar, ondanks alles, maar ik voelde daarnet nog dat ik het niet wil, dat je kwaad bent op mij.’
‘Is het dan belangrijk wat ik van je vind?’
‘Blijkbaar, ik begrijp het zelf ook niet zo goed. Ik kan niet zijn zoals jij bent, jij bent een beetje te groot voor mij, of zo.’
‘Dat lijkt me wel fel overdreven.’
‘Nee, je moest eens weten.’
‘Vertel het me ooit nog maar eens. Al weet ik dat je dat toch niet zult doen.’
‘Waarschijnlijk niet, inderdaad.’
‘Ik heb je stem gemist, ik merk het nu weer.’
‘Mijn stem?’
‘Ja. Hoe ze klonk ergens in de nacht. Je stem was ver weg en dichtbij tegelijk. Ik heb altijd het gevoel gehad, trouwens, dat jij ver weg moest zijn om dichtbij te kunnen komen.’
‘De bedoeling was dat ik dat verborgen had gehouden.’
‘Dat was wel een beetje moeilijk. Als je ver genoeg weg was, hadden we vaak heel mooie gesprekken. Alsof je dan niet weg hoefde te lopen. Wat je wel deed als je echt dichtbij was.’
‘Viel dat zo op dan?’
‘Enigszins, om het zacht uit te drukken.’
‘Maar jij ziet te veel, altijd. Jij begrijpt alles. En het moet dan ook nog in woorden.’
‘Weet je, als ik jouw stem hoorde, begon ik zelf ook anders te praten. Ik merkte het aan mijn eigen stem.’
‘Jij hebt een mooie stem, weet je dat?’
‘Ik kan dat nog altijd niet goed geloven.’
‘Het is wel zo.’
‘Waarom ben je eigenlijk gekomen?’
‘Eigenlijk weet ik het niet zo goed. Als ik erop zou antwoorden, zou ik waarschijnlijk weer weglopen. Ik heb geen speciale vraag of zo. Ik wou misschien gewoon dat je niet kwaad zou zijn op mij.’
‘Is dat genoeg dan?’
‘Voor de kosmos wel.’
‘Het zou wel fijn zijn als je af en toe je stem laat horen. Gewoon om te vertellen hoe het met je gaat.’
‘Maar is dat wel goed?’
‘Ik kan ondertussen al lang gewoon je stem horen, zonder de andere dingen die ik ooit wilde horen, ook al waren ze er misschien niet.’
‘Ze zijn er wel geweest, maak je geen zorgen.’
‘Het maakt niet zoveel uit. Wil je iets drinken?’
‘Wat stel je voor?’
‘Ik heb nog altijd een fles champagne klaarstaan voor jou.’
‘Ja? Dat lijkt me wel een goed plan.’
‘Dan doen we dat.’
‘Stiekem.’
‘Stiekem.’ 

15 december 2018

Grenskijken

Kijken. Waar het kantelt.

Aan de andere kant van de tafel zit iemand die je nog niet kende, tot nu toe. Je zou willen kijken, met tijd. Zoals je kunt blijven luisteren naar een stem. Zoals je een landschap ziet. Zoals je iemand leest. Je doet het niet.

Zoals je leest. Hoe bewegen bewegingen? Welke evenwichten zoeken zich in een lichaam? Waar gaat staan over in verdwijnen?

Je staat te kijken naar het drukke plein voor het station. Fietsen, bussen, trams, voetgangers, ze zwermen door elkaar heen. Kun je alleen de beweging zien, of verlang je naar een verhaal?

Je ziet jezelf op een foto, je schrikt. De foto ziet iets.

(Je bent leesbaar, denk je, voor wie de zinnen kent. De tijd kantelt in je huid.)

Het is donker. Het is licht achter dat raam. Het beeld laat zich traag bekijken.

Sommige mensen kunnen zich uit zichzelf terugtrekken, denk je. Wat je ziet, troost je niet.

Alsof je naar je huid kijkt. Je lichaam verwart zich tussen twee snelheden. Misschien is het aan het vertragen, in statische elektriciteit. Misschien is het wachtklaar. Misschien vindt het zichzelf wel terug.

Die ene actrice. Je kunt blijven kijken naar haar. Misschien is ze altijd elders.

De mensen op het perron kijken in alle richtingen, waarbij ze elkaar ontzien. Je houdt ervan om wel te kijken, naar verhaallichamen.

Je weet nooit goed hoe lang je in iemands ogen mag kijken. Je beseft dat je je eigenlijk nooit realiseert dat een ander op dat moment ook in jouw ogen kijkt, alsof je zelf een soort lege vlek zou zijn, niet eens een nulpunt.

(In je droom lijkt een gigantisch vliegtuig een noodlanding te maken in de straat waar je woont. Je ziet ineens de dalende wielen voorbij je raam komen. Verderop in de straat zijn de huizen stuk. Het vliegtuig ligt daar, rokend. Kijk je, loop je weg, of er naartoe? Je wordt wakker.)

Waarom blijf je telkens bij die ene foto hangen?

Die hele stapel platen die je hebt meegebracht. Je aarzelt een beetje. Als ze daar liggen, zie je muziek die je zou kunnen zien. Iet zou zich kunnen openen. Je haalt er een plaat uit, zet ze op. Je hoort alles, je ziet waar iets het overneemt. Het verandert de ruimte.

Je kijkt naar je handen.

(Je mist twee meisjes, het overvalt je ineens, terwijl je aan het eten begint. Je zou hun willen vragen om te vertellen, de verhalen, en dan alleen maar kijken.)

Je belt iemand op, om te vragen hoe het met haar gaat. Je hoort haar stem, waardoor je haar ineens anders ziet dan net daarvoor.

Wat zou de nacht van je zien?

Je denkt aan een traag gesprek, en hoe je naar de woorden zou kijken.

Je ziet iemand aan de andere kant van de tafel. Ineens zie je in haar iemand anders. (Familie waarschijnlijk, denk je. Iets komt dichterbij.)

Je ziet het verdriet in iemand.

Je zit in de hoek van de kamer. Je sluit je ogen. Je bent aanwezig, soms verdwaal je even, waarna je afdaalt. Wat je ziet, zou iets met je huid kunnen doen.

Je ziet het huis. Je ziet de plek waar je veilig kunt zijn, je ziet waar het je zou kunnen achterlaten, waar je nog steeds verweesd zou dwalen. Tot de dingen zich neerleggen. Zoals elke dag dat weer kan doen. Misschien is het gewoon zo.

Je kijkt.

09 december 2018

Even


Soms is het een beetje te veel van hier naar ginder, denk je, al proactief. Soms zou je gewoon ergens willen blijven, voor even. Soms wil je het ritme van gewone dagen, zul je later denken.

Je staat opleiding te geven. De klimaatmars zit nog een beetje in je benen, je wiebelt een beetje anders. Soms weet je niet van tevoren of die lange zin er in het Frans uit zal komen of niet. (Waar komen Franse zinnen vandaan? Waarom lopen ze in zichzelf vast, ergens halverwege? Existentiële vragen.)

Een namiddag over technologie, en hoe die cultureel en ideologisch verankerd is. (Je had liever meer tijd gehad om jouw bijdrage voor te bereiden. Het is wat het is, je moet nu even snel denken, terwijl je dat liever trager had gedaan.) Je bent blij als je je vrienden hoort praten. Fijn dat je een heel klein stukje van de puzzel mag leggen, fijn dat je bij dit clubje mag zijn. (Misschien ziet men niet dat je een klein beetje verlegen bent.)

Van vergadering naar vergadering naar vergadering. (Eigenlijk vind je dat niet zo fijn. Later zul je het beter zien, het vooravondeiland dat je graag hebt voor jezelf.)

Een andere dag.

De avondvergadering die nog moet komen gooit een schaduw voor zich uit. Je knutselt alles netjes in elkaar, dat stuk heb je zelf in de hand.

Ergens in de nacht thuiskomen, en denken aan iets van een kelk.

Weten dat je lichaam in vertraging zal reageren.

Je lichaam kan zacht wakker worden, of niet.

(Tussendoor denk je nog terug aan vorige week, een zaal vol vrouwen. Hoe je je op een of andere manier heel erg thuis voelde daar, verwelkomd.)

Lijstjes afwerken.

Je vertrekt naar weer een debat over vliegtuigen. In de hal van het station sta je rustig aan te schuiven aan het loket. Een vriendelijke meneer van de spoorwegen vraagt of hij je kan helpen. Je zegt dat je gewoon een ticket wilt. Hij zegt dat je dat ook bij de automaat daar kunt halen. Je zegt dat je dat weet maar dat je liever bij een echte mens gaat, en dat je hen zo ook wilt steunen. Hij zegt dat hij dat liever ook doet. (Het maakt je een beetje droef.)

Van aan de debattafel kijk je naar de mensen in de zaal. (Eerder schrok je al van de foto’s die je van jezelf zag, hoe moe je leek, of droef, dat kan ook. Je bent een beetje moe.) Bij de laatste vraag neemt iets het van je over. Je geeft jezelf uit handen aan woorden die maar blijven komen, ze trillen diep in je. (Nadien komen mensen je bedanken. Het verwart je altijd een beetje, je voelt je dankbaar.)

Laat die avond, weer thuis, nog de afwas doen. Je wilt echt met een leeg aanrecht de volgende dag kunnen beginnen, anders is het alsof de dingen je uit handen glippen.

(Hoe zit het met die handen? Tegen middernacht sta je in het huis, je handen trillen. Misschien ben je echt een beetje te moe.)

Een andere dag. Je lichaam wordt verkeerd wakker. (Het woord verkeerd zou je niet kunnen uitleggen, alleen vaststellen.) Het is beter die dag thuis te werken. Het is beter die zoveelste avondvergadering af te bellen. (Natuurlijk zul je alles wel nog voorbereiden en doorsturen, anders zou er ongetwijfeld een of andere goddelijke straf volgen voor zoveel gemakzucht.) Heel even terug in een ander ritme, heel even weer zelf je thuis zijn.

De dag beweegt zich rustig verder. Je adem komt weer dichter bij je huid.

Een avond met een warm dekentje en een romantische film. Meer heb je niet nodig. (Soms ben je een voorspelbaar watje. Vaak, eigenlijk.)

Een andere dag. Je werkt je stukje af. En Julia is er weer bij, stel je vast. Soms kiest een onderwerp zichzelf, en kun je alleen maar volgen. (Raar, zitten snotteren bij de woorden die je zelf schrijft. Een watje, dus.)

Je staat klaar voor de brede zaal waar je zo meteen een gastcollege zult geven. De studenten komen binnen. (Soms vraag je je af wie zij zien, als ze jou daar zien staan.) (Je hoort jezelf praten, soms ben je verbaasd.)

Twee vergaderingen later. Je krijgt je eerste en nu al allermooiste nieuwjaarskaartje. (Het ontroert je diep.)

Een nacht in etappes. In een van je dromen loopt Bob Dylan naast je.

Een dag die overzichtelijk lijkt, waar de dingen gewoon na elkaar komen.

(Die nieuwe plaat van Van Morrison klinkt wel lekker.)

In fijn gezelschap bij de quiz. Soms kijk je naar hen, en glimlach je. (Hopelijk zien ze het niet.)

Ergens in de verte valt er iets.

In de nacht fiets je weer naar huis, de regen is even gaan liggen.

(Soms wacht je op een bericht.)

De zondag trekt zich traag op gang. Platen van Louis Armstrong en Derroll Adams. Het is goed.

02 december 2018

En Julia is er altijd

(Wat te zeggen.)

Je bent een klein beetje zenuwachtig, nauwelijks merkbaar, misschien. Straks moet je iets zeggen in het halfrond. Je hebt de vorige dag in je schriftje je woorden voorbereid. Een beetje toch. (Over die laatste zin twijfelde je. Je neemt je voor om dapper te zijn.)

Je kijkt rond. Zoveel vrouwen. Zoveel kracht en wijsheid aanwezig. En jij bent eigenlijk alleen maar een klein jongetje, dat hier misschien wel niets te zoeken heeft.

Er komen twee slimme mensen voor jou. Je luistert. Terwijl is iets in je lichaam alert, niet helemaal hier, en toch ook wel.

De mevrouw met de zachte stem kondigt je heel mooi aan.

(Misschien verwachten ze wel veel te veel van jou, willen ze iets dat groter is dan jouw kleine verhaal.)

Je gaat toch maar achter die microfoon staan. Recht en een beetje wankel tegelijk. (Er is ook nog iets met een man.)

Je vertelt over zonder kinderen. Dingen die mensen zeggen. Dingen die je zelf zegt.

Je zegt iets over die oerkracht die je ook in de zaal voelt.

Je bent een man zonder.

(Iemand verwacht dat je mooie woorden zult brengen. Je weet wel wat je zou willen zeggen, maar misschien zijn de woorden niet mooi genoeg.)

Ik wil liever vrij zijn in mijn verdriet. (Op die zin had je misschien een beetje moeten oefenen. Om die zo achteloos te laten vallen. Hoewel, een beetje gebroken is ook wel goed.)

Dingen die mensen zeggen en die je pijn doen. Je zou iets willen zeggen over dingen die mensen tegen je zeggen die geen pijn doen, die je warm maken.

(Wat doe je jezelf aan? Doe het toch maar, Jean. Die laatste zin.)

Je vertelt over Julia. Niet bepaald traanloos, maar misschien is dat niet zo erg.

(Julia is blij.)

Niet iedereen blijft traanloos, stel je vast.

Het is pauze. Een mevrouw die straks gaat spreken komt naar je toe, ze vraagt of ze je een knuffel mag geven. Je krijgt ook daarna zoveel mooie verhalen te horen. Twee vroedvrouwen. Ze vertellen over warme en koude handen.

(Wat je vertelde, werkt – zoals steeds – als een soort uitgestelde beving in je lichaam. Je ziet de aardlagen. Er is meer dan je besefte. Maar het is goed zo, denk je.)

Na de pauze komt de mevrouw van de knuffel aan het woord. Zwangerschap en geboorte en spiritualiteit. Vanaf de eerste zinnen die ze zegt lopen de tranen. Het heeft iets met wijsheid te maken, met die oerkracht, met iets dat vanzelfsprekend juist lijkt, en groot, en herkenbaar, en ook een wereld waar jij geen deel van bent. Alsof je alles kunt voelen in je lichaam, terwijl je tegelijk een toeschouwer bent, op de tribune.

De voormiddag daalt verder in. De lagen zouden bloot kunnen liggen.

Tijdens de middag hoor je nog mooie verhalen. Nog mensen die je komen bedanken. Terwijl jij vooral dankbaar bent.

Een heel bijzonder gesprek. Het valt een beetje uit de tijd. Alsof je ineens in een nu aan kunt komen, waar je niets uit moet leggen. (Blijkt dat je geheel doorleesbaar bent, je kunt niets verbergen. Maar het is goed zo.) Je hoort mooie verhalen. Ze maken je klein, blijven de dagen daarna door je hoofd gaan. Over verlies en verhalen. Over angst en onkwaadheid. (Je wou nog zoveel vragen.) Je voelt je dankbaar.

Het is een beetje raar dat je moet vertrekken. Het is een beetje raar om weer naar die wereld buiten te gaan waar je moet werken, terwijl je liever de rest van de dag zou kijken naar hoe verhalen bewegen in aardlagen. Dichter bij je zelf. Met de littekens zachter in je huid.

(Julia is bij je.)

(Verhalen blijven bewegen in je huid.)

Een zondag. Tussen duizenden mensen. Je bent blij, en trots. (Je hebt loeiende rugpijn.) En je bent ook droef.

Iemand zal je later zeggen dat het iets van jou is, de droeve kant in de dingen te zien. Misschien heeft hij wel gelijk.

Je begrijpt het zelf niet helemaal. Misschien is het eenvoudig. Julia was bij je.