30 juni 2023

Woordhanden


Klaar voor een nieuwe week. (Al ben je misschien onderweg een beetje de tel kwijtgeraakt, denk je.) De trein is op tijd. Je beweegt door het landschap.

Ze zijn er allemaal. Rond de tafel, of op het scherm. Jij moet enkel het gesprek leiden. (Je kijkt naar kleuren, patronen, ogen, bewegingen.)

Ook dat andere gesprek mag je doen. Ze schrikken er een beetje van dat alles zo snel gaat. (Je houdt er wel van, eigenlijk.)

Eerst nog even over huis, om dan weer te vertrekken. Je weet niet helemaal zeker hoe dat werkt. (Misschien heeft je lichaam het nodig, om even daar te zijn.)

Tijdens de vergadering, in die andere stad, voel je ineens hoe moe je bent. Heel even neemt het je over, als een sluier.

Terug op weg naar huis. Je verheugt je op de treinrit, met dat dikke boek. Je hebt de stiltewagon. Nauwelijks vertrokken of die man daar gaat uitgebreid zitten bellen met zijn vriendin. Het maakt je zo verdrietig, het gaat niet meer over.

Een andere dag. Een namiddagafspraak. (Je stem komt van diep, merk je.) (Je hoort hoe haar woorden klinken.)

Je zoekt ankerpunten voor die tekst die je te schrijven hebt. (Eens ze er zijn, zal de tekst zich aan je laten zien, denk je.)

Op weg naar huis. De tekst begint te komen, merk je. (Woorden bewegen in golven door je heen.)

De avondvergadering. (Je schrijft de woorden op, voor de tussenkomst die je gaat doen. Je ziet de zinnen.)

Een andere dag. De mannen in de trein maken veel lawaai, ze lijken helemaal klaar voor iets. Bij het uitstappen zie je dat half de trein vol zat met syndicalisten. (Even later zul je ze vanuit de hoogte beneden zien staan. Vlokken schuim van het schuimkanon beneden dwarrelen naar boven voorbij je raam op de zevende verdieping.)

De woorden en beelden stuiteren door je hoofd. De tekst wacht op je. (Het is iets met handen, denk je.) Je kunt nauwelijks volgen. (Er is zo veel, ineens.)

Na de avondvergadering loop je weer naar huis. (Je denkt aan iemand.)

Een andere dag. Je derde videovergadering. De Britse mevrouw op het scherm. (Je weet niet helemaal zeker wat haar rol in de vergadering is.)

Een bericht, of ze langs mag komen om je haar te knippen. (Je probeert zo snel mogelijk thuis te geraken, belt om te zeggen dat je iets later zult zijn voor het etentje.)

Hoe extreem gelukkig het je kan maken, dat korte haar, je merkt het weer. (Een of ander trauma, ongetwijfeld.) Zoals elke keer zijn er nog te veel verhalen die nog niet kunnen verteld worden. (Er is altijd een volgende keer.)

Je fietst door de regen naar een dierbare vriendin. Een mooi gesprek. (Je ziet iets van de tijd.) Je probeert iets te vertellen over de kinderen.

Een andere dag. (Een dag met veel tekstwerk.)

Je begint met het nalezen en afwerken van de vertaling van die tekst. (Het is iets met handen, denk je. Je zou het niet kunnen uitleggen.) Eerst moet de tekst helemaal netjes worden, zo wil je het. Dan kun je de woorden beter zien, zijn ze beter aanraakbaar. (Het is een beetje alsof je je in een tekst in moet ademen, denk je, alsof je de zinnen moet kunnen voelen.) En dan kun je beginnen, rustig, zin per zin. (De tekst begint mee te ademen.)

Tussen de teksten door kijk je naar het filmpje. De mensen in de studio horen een nummer voor het eerst. Ze hebben allemaal verhalen die hen verbinden met die muzikanten. Het nummer beweegt hen. (Tranen, veel tranen.)

Je leest die andere tekst nog eens na. Er is geen tijd meer om hem nog echt om te gooien. (Dit zal het moeten worden.) Je past nog enkele dingen aan. (Het is goed zo, zegt de tekst.) Je stuurt hem door. Binnen enkele dagen zal hij gepubliceerd worden.

Je vertrekt wat vroeger, om thuis nog wat verder te werken. Onderweg kijk je alleen maar. Je ziet mooie dingen.

(Je lichaam herkent de thuisplek.)

25 juni 2023

Lana


Ik zag haar voor het eerst aan een verkeerslicht. Ik kwam terug van een wandeling, en stond op mijn fiets te wachten tot het groen zou worden. Ze kwam naast me staan, keek naar me alsof we elkaar al ergens van kenden. Het werd groen, en ze stak samen met mij over. We moesten blijkbaar in dezelfde richting. Het was alsof ze een beetje aarzelde. Toen vroeg ze of ik misschien zin had om even mee iets te gaan drinken. Het leek me een wel een goede dag om op alles wat zich aandiende ja te zeggen. Oefenen in open of zo.

We vonden een plekje in de schaduw. Ze heette Lana en was net als ik niet echt hevig zonzoekend of zoiets. Ik had zin in koffie en ook veel water. Zij ging voor de limonade.

‘Ik was een beetje doelloos aan het fietsen toen ik jou zag. Ik had geen zin om naar huis te gaan en ook niet om op een bankje in het park te gaan zitten. Soms wil je kunnen praten tegen iemand en dan tegelijk zien hoe haar of zijn gezicht reageert op wat je zegt. Niet om grote dingen te zeggen, niet om gewoon aandacht te krijgen, maar vooral om te voelen dat de woorden heen en weer gaan en dat ze allemaal gehoord worden. Het lijkt soms alsof veel mensen dat niet meer zo vaak doen. Ze lossen zinnen, alsof ze met hun profiel bezig zijn. Ze luisteren niet echt, stellen enkel een vraag om het antwoord van die ander zo snel mogelijk naar zich toe te trekken om weer over zichzelf te kunnen praten. Misschien ben ik te somber. Maar ik mis het soms, gewoon een gesprek, waarbij er alleen maar dat is, niets anders.’

Ik glimlachte en knikte, herkende me wel in wat ze zei.

‘Ben jij soms ook moe en bang? Niet in het groot of zo, maar klein. Soms ben je de hele tijd bezig met de dingen goed te doen, en lukt dat ook wel. Maar het kan dan zijn dat je daarna een beetje alleen achterblijft, alleen met jezelf. En dat je dan heel stiekem zou willen dat er iemand is die een beetje om je heen gaat zitten. Ik kan het niet zo goed uitleggen, iets in die aard. Die net dan niets van je vraagt, net dan je lichaam niet naar zich toetrekt, maar gewoon door er te zijn je buik terug zacht maakt.’

Het was alsof ze iets met zich mee droeg. Een of ander spoor. Ik zei haar dat ik soms ook moe en bang ben.

‘Het doet goed dat te horen, gewoon zo. Je vindt het misschien raar dat ik hier nu zit te praten, vanmorgen kenden we elkaar nog niet. Misschien is het oefenen. Ik nam me voor dat ik de eerste persoon zou aanspreken die ik intuïtief vertrouwde, en dat was jij blijkbaar. Misschien is leven wel elke dag een beetje oefenen. Het is een beetje moeilijk om over te praten, maar je kunt je waarschijnlijk niet voorstellen wat voor een overwinning het voor mij is dat we hier nu gewoon zitten en dat ik praat, alsof het gewoon is. Hij had me zo klein gekregen. Ik begon me bijna te verontschuldigen omdat ik ademde. Alles was slecht aan mij. En ik gaf hem niet waar hij recht op had, zo zei hij. Dingen die ik niet wilde doen. En ik voelde me al vies de hele tijd. Twee vriendinnen hebben me daar weggehaald. Zij deden wat ik zelf niet kon. Dat is nu een jaar geleden. En vandaag zei ik tegen mezelf dat het tijd was om iets dappers te doen.’

Ik bestelde een tweede limonade voor haar. Ik zei haar dat ik vond dat ze heel dapper was.

‘Dankjewel, dat maakt me een beetje verlegen. Weet je, ik denk dat het wel goed zal komen. Het is wel alsof ik littekens heb, en weet dat die nooit weg zullen gaan. Ik weet niet of ik ooit nog iemand zo dichtbij zal laten komen. Misschien zal ik altijd willen weten dat er een achterdeur is. Maar dat is niet zo erg. Soms denk ik dat wat ik verlang iets is dat voor een ander te veel of net te weinig zal zijn, het is maar hoe je het bekijkt. Maar het is goed. Het enige dat ik soms zou willen is iemand tegen wie ik af en toe kan zeggen: zullen we even bij elkaar komen schuilen, tot het onweer voorbij is? Kun je je daar iets bij voorstellen?’

Het is raar, hoe iemand soms net dat zegt wat je zelf een dag eerder nog gedacht had. Ik zei dat ik me daar heel goed iets bij kon voorstellen.

‘Dat is een mooie gedachte. Misschien is deze dag al wel helemaal geslaagd en is dat jaar dat voorbij is ook echt voorbij, een klein beetje. Ik denk dat ik nu ook wel een koffie wil.’

En ik bestelde een koffie voor haar, en voor mij ook nog een. Hoe warm het ook was, de koffie was heel lekker.

24 juni 2023

Stormy Weather


Billie zingt Stormy Weather.

Het kindje buiten blijft maar huilen, er komt geen einde aan.

Bij die ene beweging voel je het nog steeds.

De vrouw in de krant zegt dat ze eigenlijk alleen maar verbinding zoeken.

Ben je er genoeg?

Het is ginder druk blijkbaar, wat goed dat je hier bent.

Het boek is op de bestemming aangekomen.

Verhaalverlangen.

De planten blijven bij je.

Wat zou die trage beweging met je doen?

Je legt het boek op de stapel.

Bessie zingt Backwater Blues.

Even zie je het boekje dat je misschien zult schrijven.

Het huis ademt met je mee.

Zoveel dingen wegstrepen van je lijstje.

Het jongetje is er even niet.

Misschien heb je niets te zeggen.

Dingen die bijna, daar dacht je ook aan.

Hoe iets je altijd weer terugbrengt naar daar.

En je verder gewoon kijkt.

De dingen op het aanrecht.

Ze wachten rustig.

Zou je een plek zijn?

Die vrouw in de trein, die de hele tijd zat te zingen.

De boom lijkt zo soeverein.

Dat van de liefde, het verwart je.

Naar de tijd kijken, en.

Niet veel woorden.

Dat van die handen.

Waar ze is.

Een stukje opruimen.

Niet bestand tegen de blue notes.

Gelukkig.

23 juni 2023

Het kantelt


Iets trekt. Iets trekt aan je. Je zou iets van de week willen kunnen vertragen. Tot je er helemaal klaar voor bent. (Zo werkt het dus niet, misschien is dat de bedoeling. Misschien kun je toch zelf een trage plek zijn.)

Je ziet ze daar bijna elke morgen staan op het perron. Een veilig plekje. Hoe oud zouden ze zijn? Ze knuffelen, ze kussen, allemaal een beetje onwennig en verlegen, en tegelijk een beetje gloeiend. Dat ene momentje voor ze naar school moeten vertrekken is van hen alleen, ook al beweegt de hele wereld om hen heen.

In de vergadering leg je je nota uit. (Volgens sommigen zijn jouw nota’s een literair genre op zich geworden. Soms worden ze op rituele wijze uit elkaar getrokken.) Wat je vertelt, lijkt zich zomaar neer te leggen. Mensen knikken. (Je bent een beetje verbaasd.)

Beelden van enkele dagen eerder gaan nog door je hoofd. Je zou. Je zou zo graag. (Misschien is het een traag verdriet.)

Ingewikkelde dromen.

Een andere dag. Je blijft thuis werken. (Misschien heb je geen zin om in het aangekondigde weer in de avondspits op een perron te staan. Je denkt aan de oude Julia. Ze kon niet tegen de warmte. Fons klom op het dak om een oud tapijt over het dakraam te leggen, zodat het koeler werd in huis.)

Je krijgt een bericht dat het boek voor je zus is aangekomen. (Nog even de warmte door om het op te halen.) Je loopt nog om langs de boekhandel om dat Duitse boek op te halen dat je besteld had. En daarna ook nog die andere winkel, voor dat verjaardagscadeau. En ook nog die broek bestellen. (Je bent zowaar dapper bezig, zeg je.)

(Je bent nog altijd niet goed genoeg voorbereid op de kanteldag die bijna komt.)

Je roept iets tegen het televisiescherm. Over vermoeiende veel te rijke mannen die zichzelf ‘avonturiers’ noemen. Als zij dat woord gebruiken, is het blijkbaar iets positiefs. Als het over andere mensen gaat, die minder geld hebben, en erg hun best moeten doen om vooral niet onder water terecht te komen, wordt hetzelfde woord meestal met misprijzen uitgesproken.

De dag. De kanteldag. (Het trekt.) Er staat zoveel op je agenda, en je wilt de hele dag bewust zijn, kantelbewust.

Je komt net buiten bij de kinesiste en zorgt er door een of andere verkeerde beweging voor dat een spier, ergens in je bekken of zo, bezwaar maakt. (Misschien wil de kosmos je iets zeggen.)

Wanneer je uit de trein stapt, hoor je de stem op het perron omroepen dat trein x niet zal rijden “omwille van operationele problemen”. Klinkt mysterieus. Misschien wil het iets zeggen als: de trein rijdt vandaag niet omdat de trein niet rijdt. Hoe mooi zou het zijn, als men het zo zou omroepen.

Tussen de vergaderingen door probeer je je lijstje af te werken. Je krijgt – net nu – de ene telefoon na de andere. (Je wou de tijd zo rustig voelen. Gelukkig trekt daar nog iets in je bekken, om je dicht bij de aarde te houden.)

Op weg naar huis, eerst nog even langs het postkantoor voor die drie pakjes. (Je hoopt dat ze allemaal blij zullen zijn.)

Een eerste avondvergadering. Tussendoor eten en afwassen. Een tweede avondvergadering. Het is zo warm in dat lokaal. Je stelt vragen. (Na de vergadering wil je liever niet blijven plakken met de anderen. Je wilt thuis zijn, alleen, met de laatste uren van de kanteldag.)

Een plek in de nacht. Op een of andere manier wil je die laatste minuten iets van de stroom voelen. (De stroom komt naar je toe. Je hoort stemmen op de straat. Je voelt iets koels bewegen om je heen.)

De dag van de regen. Iets is gekanteld. Het maakt je een klein beetje droef, zoals steeds. (Misschien draagt het je gewoon, en is dat genoeg.)

De namiddagvergadering. Je moet gewoon het gesprek leiden. Het tempo erin houden, iedereen aan het woord laten komen, grapjes maken. De twee vrouwen naast je antwoorden op alle vragen. Iets is perfect rustig, denk je.

(Het lijstje wordt maar niet kleiner, alles schuift telkens op.)

Een ingewikkelde droom, waar je rustig uit kunt stappen, zo lijkt het.

Je ziet hen niet staan op het perron. (Hopelijk is er niets gebeurd. Hopelijk is de prille liefde nog ongeschonden.)

In de hal van de trein, net voor je uitstapt. De man belt nog even met het thuisfront, hoor je. Wie zal als eerste inhaken, hij of zijn vrouw aan de andere kant? Het lukt blijkbaar maar niet. Waarna de ene “kusjes” na de andere volgt. Wanneer je uitstapt, zijn ze nog steeds bezig.

Na de vergaderingen ben je moe. (Het grootste deel van het lijstje is er nog altijd. De lijstjesinhaaldag zal helpen.) Je hoort dat er geen treinen rijden op jouw lijn. Je wacht nog even. Je hoort dat er terug treinen zouden rijden. Je gaat toch maar naar het station, laat die ene propvolle trein passeren. Je neemt de volgende, met heel veel plaats. (Misschien ben je moe. Je kunt het niet goed verdragen, hoe die mensen zo uitgebreid aan het telefoneren zijn.)

Op weg naar huis. Veel slenterende mensen in de winkelstraat. Je denkt aan de rivier. En aan alle dingen die je zou willen zeggen, misschien. En aan alle dingen die je niet weet. (En dat je niet mag vergeten onderweg nog een pot mayonaise te halen.)

18 juni 2023

Best of Friends


Hoe werkt dat, een diepe vriendschap die teruggaat tot je vroege jeugd? Het heeft iets dat onvermijdelijk is, misschien wel onverwoestbaar. Je hebt elkaar in alle fases van je leven gezien. Je hebt alle kanten van elkaar gezien. Je begrijpt elkaars codes, weet welke ‘ondertitels’ er horen bij elke mogelijke uitspraak van die ander. Maar wat doet de tijd met zo’n vriendschap? Wat gebeurt er als de concrete wereld van machtsverschillen zich gaat moeien? Misschien is een jeugdvriendschap van een andere orde en overleeft ze alles. Misschien verhindert het hele idee van zo’n unieke band je om echt onder ogen te zien hoe je uit elkaar kunt groeien. Dit alles vormt de hoofdlijn van Best of Friends, van de Britse auteur Kamila Shamsie (vertaald als Beste vrienden). Het boek is meeslepend, uitdagend, laat je mechanismen van klasse en kleur zien, en hinkt tegelijk een klein beetje.

Het boek bestaat uit twee grote delen, een eerste in Karachi in Pakistan en een tweede in Londen. In het eerste deel zijn we in 1988. We leren Zahra en Maryam kennen, meisjes van veertien, die samen in dezelfde eliteschool zitten. Maryam is de dochter van een rijke industrieel en is gewend aan een luxueus leven. Zahra komt uit een andere omgeving. Haar vader is een cricketjournalist, haar moeder werkt op een school. Het zijn – zo al snel blijken – de nadagen van dictator Zia. De familie van Zahra is kritisch ten opzichte van de dictatuur, die van Maryam houdt zich niet al te veel bezig met politiek, alleszins niet met een of ander actief streven naar democratisering. En dan sterft de dictator in een vliegtuigongeluk. Een tijdperk komt ten einde. Zahra en Maryam hebben zowat hun hele kindertijd alleen maar die ene man gekend aan het hoofd van hun land. Na de verkiezingen komt dan Benazir Bhutto aan de macht. Een hoopvolle toekomst dient zich aan. Zal zij erin slagen het door mannelijke en oude machtsprivileges gevormde systeem te veranderen?

Dit eerste deel van het boek zindert. Het is alsof je als lezer de kleuren, geuren en geluiden van die bewegende en tegelijk schurende stad kunt voelen. Zahra en Maryam bevinden zich in een kruispunt, tussen invloeden en stormen. Tussen kind zijn en volwassen worden. Tussen oude patronen en nieuwe hoop. Tussen de privileges van rijkdom en het verlangen naar een andere maatschappij. Tussen tradities en de mondiale westerse consumptiecultuur. In een ontluikend lichaam. Het wordt allemaal geweldig beschreven. Je voelt wel hoe er verschillen zijn in de persoonlijkheden van Zahra en Maryam, innerlijke tegenstrijdigheden die misschien nog alle richtingen uit kunnen, of mogelijk toch vooral in de lijn zullen liggen van hun afkomst. Op een avond gebeurt er iets dat hen door elkaar zal schudden, als een soort culminatiepunt. Het zal mee van invloed zijn op de rest van hun leven.

In het tweede deel van het boek zijn we ineens in het Londen van 2019. Maryam en Zahra leven ondertussen allebei daar. Maryam is een durfkapitalist geworden, getrouwd met een vrouw, met een dochter. Ze heeft geïnvesteerd in een app voor gezichtsherkenning. Zahra staat aan het hoofd van een bekende mensenrechtenorganisatie en is een bekende progressieve mediafiguur. Ze heeft een scheiding achter de rug en heeft regelmatig avontuurtjes met foute mannen. Op hun manier zijn ze allebei ‘geslaagde’ migranten die het tot de hogere regionen van de maatschappij hebben gebracht. Om in die positie te komen hebben ze geleerd om het spel van de macht en de media te spelen. In politieke termen staan ze eigenlijk tegenover elkaar. Maryam heeft haar geld gestoken in technieken die door de organisatie van Zahra bestreden worden. Zahra is een bekende activiste, Maryam beweegt in het netwerk van de Tories. Maar hun vriendschap blijft onverwoestbaar. Ze zoeken elkaar steeds weer op. De vriendschap is gebaseerd op een soort onvoorwaardelijke loyauteit van vroeger, op het kunnen lezen van elkaars ondertitels. En misschien ook wel op het niet uitspreken van hun onderlinge verschillen.

Maar de culturele spanningen van de Britse maatschappij (in de periode van de Brexit) zetten druk op hun onaantastbare band. Er wordt hard opgetreden tegen migranten die blijkbaar veeleer van de tweede klasse zijn, nog niet behorend bij de betere cirkels. Enkele gebeurtenissen zetten een cascade van dingen in gang. En wanneer enkele mensen van toen, uit hun jeugd in Karachi, ineens weer op het toneel verschijnen, komt dat alles ineens tussen de twee vrouwen te staan. De fundamenten die maakten dat hun vriendschap alles kon overleven, wankelen.

Kamila Shamsie heeft onmiskenbaar een geweldige pen. De manier waarop ze de complexe en wisselende dynamiek in de vriendschap tussen die twee vrouwen beschrijft is meeslepend. De ene keer vertederd, en dan weer subtiel ontluisterend. Het is fascinerend te zien hoe allerlei vormen van grote en kleine politiek inwerken op de vriendschap. Toch is er ook een gevoel van onevenwicht in het boek. Het kader van die twee levensmomenten in twee steden werkt niet helemaal goed. Dat er zoveel jaar tussen het eerste en het tweede deel zit zou geen probleem mogen zijn, integendeel. Het is interessant dat je kunt zien in het tweede deel hoe iets heel erg gebleven is, ondanks een context die helemaal anders is. Maar om een of andere reden is het kleurrijke uit het eerste deel weg in het tweede, dat bijna een beetje schematisch aanvoelt. De stad is een achtergrond, geen personage. Het conflict bij het einde van het boek lijkt niet helemaal geloofwaardig en laat een wat raar gevoel na, alsof je als lezer heel veel dingen niet hebt mogen zien. Tegelijk voel je in de dilemma’s waarbinnen de twee hoofdpersonages bewegen ook heel erg relevante maatschappelijke vragen. De politiek dringt binnen in het persoonlijke, en het persoonlijke is politiek. Best of Friends is een heel sterk boek, dat tegelijk net niet dat biedt waarop je als lezer hoopte. 

17 juni 2023

Huidtijd


De week dient zich aan als warm. Het idee neemt een klein beetje je adem weg. Al doet de frisse wind op het perron je goed. (Gewoon meedrijven, denk je.)

Gaan eten met de collega’s. Het is al weer zo lang geleden. (Het verwart je, steeds. Je bent graag met hen, de gesprekken zijn mooi. Het eten is lekker. Je weet nooit vooraf wat voor soort buikdag het zal worden. Het zal zich wel laten voelen.)

De wind voelt jou.

Iemand zegt iets. Je lichaam verkrampt. (Niet om dat woord, denk je, het is iets anders. Je zou het niet kunnen uitleggen.) Later krijg je er nog een heel verhaal bovenop. Je leert iets.

Het wordt een lange buikavond. (Het is.)

Een andere dag. Misschien wil je een beetje verdwijnen in het ritme van de dag.

Terug op weg naar huis. Een lang gesprek op straat. Ze wijst je op iets dat je niet zomaar mag zeggen, ze heeft gelijk. Je probeert uit te leggen wat je wilde zeggen, had willen zeggen. (Kleine dingen doen ertoe.) Je wenst haar zoveel.

Die nacht. Ineens veel lawaai. Een alarm. De noodgenerator van het gebouw, net onder jouw appartement, schiet in gang (en zal nog een hele tijd verder draaien). In een stuk van de straat (je ziet niet goed tot hoe ver) is de elektriciteit uitgevallen. (Het is ineens een stuk donkerder buiten.) Iets valt weg. Je weet dat het straks wel weer in orde zal zijn. (Hoe moet het zijn om elke nacht bang te moeten zijn dat er een bom op je huis zal vallen. Nacht na nacht.) Je probeert te ontspannen, je zou toch nog moeten slapen eigenlijk. (Zorgen zijn soms praktisch. Zal de klokradio nog wel op tijd aanspringen straks?) Je wordt weer wakker van stemmen en zwaailichten. De mannen van Fluvius zijn bezig. Ineens is er weer licht op straat. (Is dat altijd zoveel licht?) Ze vertrekken, komen een uur later weer terug. Het is weer stil.

Die ochtend. Je zit een beetje gedeukt aan het ontbijt. Het hoofd van de meneer van het syndicuskantoor duikt ineens op aan je terrasrand. Dat het nu is dat ze een gat komen boren in de gang naast jouw deur. (Je wist het niet, de mail was niet verzonden.) Aan de apparatuur die de boormeneer binnen brengt te zien, zal het een redelijk gigantisch gat worden. Je vertrekt, laat de nog gatloze muur achter.

Je zit klaar aan de grote tafel, voor de dialoog. Je kijkt naar hoe de woorden bewegen, probeert het gesprek netjes te regelen. (Je weet wat je zou zeggen als je in een andere rol zou zitten, het wordt niet gezegd.)

Een andere dag. De halfjaarlijkse afspraak bij de tandarts. Het geluid van het ding in je mond voor het verwijderen van de tandsteen klinkt soms als dat van een meeuw, maar dan met distortion of zoiets.

Je hebt nu alle voorjaarscontroles en –onderzoeken weer gehad, denk je daarna op de fiets. En de resultaten gaan allemaal in dezelfde richting: je leeft nog, het is weer officieel bevestigd.

De fijne vergadering. (Je had alles netjes voorbereid de vorige dagen.) Je bent hier graag, denk je de hele tijd. (Je bent trots, eigenlijk, denk je.) Je ziet dingen bewegen, de hele tijd.

Je bent net op tijd voor je afspraak, na het werk. (Op weg daar naartoe leerde je andermaal iets over venten en auto’s, en hoe vermoeiend ze kunnen zijn, of zoiets.) Iets in het gesprek maakt je verdrietig.

In de trein, op weg naar je avondafspraak. Er is alleen je boek.

Een mooi gesprek. Het ontroert je. Iets over grenzen in je huid, en wat je ermee zou kunnen doen, of misschien ook niet. Wat de tijd doet, en niet doet. De woorden zijn veilig, ze mogen bewegen. Ze begrijpt wat je zegt.

Een andere dag. De mevrouw aan het onthaal is altijd heel blij als ze je ziet. Ze spreekt je bij je voornaam aan.

Je bent gastheer voor de grote groep wetenschappers. Ze nemen plaats in de zaal. (Je neemt wel een keer of zeven de lift, eer ze allemaal boven zijn. De onthaalmevrouw lijkt dat wel prima te vinden.) Het is er warm. Je loopt heen en weer voor water en koffie. (In jouw bureau is het eigenlijk ongeveer even warm.) Nee, je hebt geen magische gaven waarmee je voor hen koelte kunt toveren. Ze vinden het niet erg, zijn dankbaar wanneer ze vertrekken.

Je bent net op tijd voor het etentje. (Stel je voor dat je enkele minuten te laat zou zijn.) Je neemt plaats in het hutje (zo heet het blijkbaar). Ze komen eraan. Het is een beetje schuiven, tot iedereen in het hutje past. (Er is een waarschuwing voor de nog natte verf, op de kussens.) Je leert veel bij over een zangeres die je nog niet kende en die ongetwijfeld ongelooflijk cool is. De bakjes gaan heen en weer. Je kijkt naar de woorden. (Je ziet iets van de tijd.) Iets van een verdriet beweegt, je neemt het met je mee.

Eerst rustig de afwas doen en nog wat opruimen, daarna mag je gaan liggen. De dingen leggen zich neer.

Een andere dag. Op stap met de mannen. Verhalen in de trein. De boekhandel. De tentoonstelling van alle kunstwerkjes. De chocoladetaart, verrassend lekker. Het ontroert je allemaal. In de trein terug spreekt de mevrouw naast je je aan. Ze komt van Los Angeles en zal de volgende dag gaan luisteren naar Bruce Springsteen. Ze volgt hem in Europa voor enkele concerten. Jullie helpen haar met haar koffer en wijzen haar de weg. Ze zegt dat ze de volgende dag tijdens het concert zo hard zal roepen dat jullie het zeker zullen kunnen horen. Zonder twijfel, zeg je.

11 juni 2023

Daar waar je niet komt


‘Hoe gaat het met je leven nu?’
‘Oei, dat is een grote vraag. Maar ik denk dat het wel goed gaat. Ik denk dat ik stilaan in mezelf pas, of zoiets.’
‘Was dat dan vroeger nog niet zo?’
‘Het voelt nu alleszins anders, denk ik. Alsof ik meer met mezelf samenval, niet meer op de vlucht. Dat zijn wel grote woorden, maar misschien zijn ze wel goed.’
‘Ik denk dat ik wel begrijp wat je bedoelt. Ook in de zin dat ik zelf vaak niet weet waar ik ben. Dan kijk ik rond, om te zien of ik ergens ben. Het is raar, om soms zonder mezelf te gaan slapen.’
‘Stel je voor dat ik dan gewoon naast je kom zitten, om te wachten. Tot je er weer bent, en dan zou ik stilletjes vertrekken.’
‘Dat is een mooie gedachte.’
‘Het is wel mooi, dat je met het ouder worden ziet dat je toen minder verdwaald was dan je dacht. Dat je nadien wel de weg ziet of zo.’
‘Daar ben ik nog net niet, denk ik. En zie jij dan ook de vader in je? Die er had kunnen zijn, en die er ook al die tijd wel was, heb ik toch altijd gevonden.’
‘Dat blijft een moeilijke vraag. Ik denk dat het een plek geworden is waarvan ik weet dat ze er is, waar ik zelfs ook naartoe kan gaan, soms. Maar eens ik daar ben, kunnen er geen woorden zijn. Soms zien anderen die plek veel beter dan ik ze zelf kan zien. En misschien is dat wel niet zo erg.’
‘Het is helemaal niet moeilijk om dat te zien bij jou. De plek, en je aarzeling.’
‘Ja, stel je voor dat ik ook als vader te veel ruimte zou innemen in de wereld.’
‘Onnozelaar. Zul je dat dan nooit afleren? Waarschijnlijk niet.’
‘Sorry, ik had het niet moeten zeggen. Het is niet nodig. Ik las het nog in een interview in de krant. Die vrouw had het over mensen die het gewoon vanzelfsprekend vinden dat ze er zijn, en hoe raar ze dat nog altijd vond. Ik begreep wel wat ze wou zeggen. Maar het is ondertussen wel heel mooi om te zien welke moeder jij geworden bent. Je hebt het denk ik ook een beetje moeten veroveren.’
‘Ja, dat is wel een goede omschrijving. Het is wel rustig nu, denk ik, dat er een moeder in me woont. Ook al heb ik geen kinderen uit mijn buik.’
‘Ik wou het je vaak kunnen zeggen: blijf nu gewoon even zitten, je bent er al. Ik zag het zo goed bij je, de hele tijd. Je moest gewoon gaan zitten en het op je schoot nemen of zo. Dat wat je al was.’
‘Jij zag het altijd, dat is waar.’
‘Ik denk dat ik soms bang was van de vader die er in mij had kunnen zijn. Wat een vader is, was sowieso al een beetje een soort leeg blad in mij. Je kijkt daarnaar, en ziet een blad dat had kunnen beschreven zijn. Afwezigheid kun je ook zien, op zo’n blad. En dan had ik nog zelf mijn eigen blad moeten toelaten. Hoe had ik mijn kinderen kunnen beschermen? Hoe had ik ervoor kunnen zorgen dat ze helemaal veilig waren? En ik weet wat jij zult zeggen.’
‘Ja, je zou het gedaan hebben, denk ik. En ik weet wat jij nu gaat zeggen. Ik denk dat je mag kijken naar de vader die er nu in je is, kijken naar hoe die het zou gedaan hebben. Meer moet je niet weten, denk ik. Dat is genoeg. De rest mag je open laten.’
‘Dat is wel een mooie gedachte, dankjewel. Je ziet me. En dat is bijzonder.’
‘Het is mooi, dat we deze dingen kunnen zeggen, gewoon. Dat dit blijft.’
‘Misschien zijn wij wel een plek.’
‘Dat wisten we toch al lang.’
‘Ja, eigenlijk wel.’

09 juni 2023

Wat de zee weet


Een nieuwe week. (Wat gaan ze snel, trouwens.)

Het junigevoel. (Alle dingen die nog moeten gebeuren voor de vakantie, al die vergaderingen en documenten.) (Ergens in je hoofd zie het als een lijstje, alle dingen die je netjes zou willen afwerken, voor – aan de andere kant ervan – de vakantie zal beginnen.)

Het haargevoel. (Het wappert in de wind, denk je, het mag binnenkort weer heel kort. Is mijn kop niet te dik in dit haar? Is wat grijs was niet stilaan wit aan het worden?)

Het windgevoel. (De wind houdt je een beetje bij de grond of zo.)

Het soms-stilaan-een-heel-klein-beetje-moe-gevoel. (Soms. Moeten die meiden met hun Primarktassen – tassen die overigens van zichzelf vinden dat ze recht hebben op een eigen plaats in de trein – nu echt zoveel lawaai maken terwijl je gewoon rustig je krant probeert te lezen op weg naar huis?)

Je gaat naar huis, om snel weer te vertrekken. Het is iets met ritme. Even die plek in de tijd, even thuis, daar eten, en dan pas vertrekken naar die andere stad. (Ben je er al? Helemaal verdwenen in je boek…)

Na de vergadering zit je in de stiltewagon. Jij en je boek, meer is er niet.

Een andere dag. De dokter trekt het bloed. Het laatste onderzoek, zoals gewoonlijk. En de andere dingen. (Je hoort jezelf zeggen dat je goed wilt zorgen voor dat leven dat je zomaar terugkreeg, dankzij de anderen.)

Het overleg, je ziet de anderen op het scherm. Het voelt goed, denk je, met hen je verhalen delen.

Op het perron. De zomer komt dichterbij, zie je.

Een ingewikkelde droom, die nacht.

Een andere dag. Je kijkt uit het raam naar beneden, zoveel verdiepingen lager. Mensen met rode en groene jasjes aan. Veel mensen. Je kunt niet zien wat er op hun spandoeken staat. Ze hebben een schuimmachine bij. De schuimhoop wordt steeds groter, schuift op in de richting van de metro.

Die avond. Je fietst snel van de ene naar de andere vergadering. Men wacht op je, je hebt een klein woordje te doen. Je bent net op tijd. Bij het napraten komt de haarkwestie even ter sprake. (Het is een belangwekkend dossier.)

Nadien kijk je thuis nog even naar een stuk van die serie. Je zag ze al eerder, maar je wilt nog eens kijken naar hoe ze naar elkaar kijken, die twee. (Zoveel onuitgesproken, onvervulde, tragische liefde.)

Een andere dag. (Graag zou je zomaar enkele eilandjes hebben in de dag, een leegte in de tijd. Je zult de hele dag een beetje van het ene naar het andere moeten, terwijl je ook graag tussen de dingen in zou willen zijn.)

De vergadering met het gesprek over de tekst die jij maakte. (Sommige teksten lijken op zichzelf zo rustig. Eens die teksten de kamer verlaten kunnen ze worden vermalen, uit elkaar getrokken. Misschien bestaat er ook grensoverschrijdend gedrag tegenover een tekst.)

Die middag, de vorming die je gaat geven, samen met een vriend. Hoog in het gebouw. Helemaal daar aan het einde, zegt de vriendelijke mevrouw. Ze komen binnensijpelen, installeren zich. Ze zitten nog te eten, en luisteren naar wat jullie vertellen. De vragen die ze stellen. (Het is alsof ze diep in je bewegen. Je zou een eiland willen straks, om alles heel voorzichtig binnen te laten druppelen.)

Snel weer naar huis, je hebt nog een andere lezing voor te bereiden. (Ze is er al, natuurlijk, denk je. Maar je wilt je weer binnen kunnen wandelen in het onderwerp, ook al gaf je ze al enkele keren.) Enkele nieuwe foto’s, een mooie quote, het ritme denken. (Tussendoor komen nog die vragen die je moet beantwoorden.) Je bent er wel klaar genoeg voor, denk je.

Je had de weg al een beetje in je hoofd geoefend. Je wandelt er recht naartoe, samen met een vriend. Het is nog warm.

Je vertelt het verhaal. Iets over verdriet. Iets over hoop. Iets over verzet. Hun ogen, hoe ze luisterend naar je kijken. (Julia kijkt mee, zoals steeds.) Je voelt je dankbaar.

De dingen die je niet weet.

Weer thuis zou je nog een grote lege plek willen, voor je je uit handen zult geven aan de nacht. (Sommige plekken zijn alleen een verlangen.)

(Zo’n verhaal vertellen, het is als iets dat nadien nog door je heen blijft bewegen. Je kunt er alleen maar naar kijken, tot het zich neerlegt.) Daar zou nog een zin bij moeten, denk je in de nacht. Daar zou je een ander beeld kunnen gebruiken.

De ochtend gunt zich nog wat frisheid. (Je hebt nog iets verteld aan de planten.)

De gezichten in de vergadering, op je scherm. (Je moet eigenlijk ook dringend dat ding afwerken, dat vrijdagding, maar het is ook goed dat je er bent, denk je. Het is ook wel fijn om bij die mensen te zijn.) (Je wuift naar iemand. Het lijkt al weer zo lang geleden dat je haar nog zag, in het echt.)

Je hebt genoeg gedaan om te mogen vertrekken, denk je. Straks thuis nog een beetje. Maar je wilt daar zijn, denk je. Daar waar je hier bent.

04 juni 2023

En er is altijd nog Queen Jane


Je vertrekt vroeg, om op tijd bij je zus te zijn. De trein beslist er anders over. (Sommige treinen verdwijnen zomaar in het niets, zeg je tegen jezelf.) Langer onderweg, langere leestijd dus.

De dozen uit de vrachtwagen vinden een plek in het nieuwe huis. Nog een laatste keer met iedereen eten in het oude huis. Dozen vullen, dozen in de vrachtwagen zetten. Zullen we nog een foto maken? Iets is voorbij. (Het blijft door je heen gaan, in de uren van de terugreis.)

Een andere dag. Je koestert de korte stille ochtend, voor je vertrekt. De dag wordt een lange beweging. Je beweegt heen en weer, terwijl de mensen binnenkomen, een plekje zoeken en beginnen te eten. Iemand vertelt je dat je met zoveel concentratie brood stond te snijden. Misschien is dat wel een mooie gedachte, denk je.

Weer thuis ga je even liggen. (Je rug had dat – met enige aandrang – gevraagd.) Je vertrekt weer. Er zijn mooie verhalen in het park. Er is een film, die je tot diep onder je huid raakt. Het is alsof je lichaam ademt met de film. (Je huid herkent zoveel.)

Een ingewikkelde droom in de nacht. Je loopt door een Brussel dat je niet kent. De stad wordt steeds meer onherkenbaar. Je beseft dat je verdwaald bent. Na een kluwen van straten kom je uiteindelijk aan een tramhalte. Je probeert met handen en voeten te vragen aan de mensen daar waar je bent. Je zoekt een punt dat je zou kunnen helpen bij je oriëntatie. Een man en een vrouw zeggen dat je op de tram moet stappen die aan komt rijden. In de tram wordt alles weer rustig, je voelt je veilig. Je zou uren kunnen blijven zitten in die rijdende tram, denk je, ook al voel je dat je terug op weg naar huis bent.

Een andere dag. De schildermeneer komt een laatste keer langs. Alles is netjes klaar nu. (Het maakt je gelukkig.)

Je loopt de hele dag heen en weer door de zaal met het fototoestel. Op zoek naar lijnen, momenten. Soms kun je ze zien, soms laten ze zich zien. 

De avondvergadering. Even heb je de kans om bij te praten met iemand die je miste. (Je stelt verder vast dat je nog steeds geen aanleg hebt voor methodiekdwang. Iets met bolletjes die zeggen met wie je moet praten.)

De volgende ochtend. Een mooi gesprek met een vriendin. Je luistert, herkent alles wat ze zegt. Misschien had je het verwacht, maar het geeft niet. En jouw verhaal? (Je kunt zo snel niet omschakelen, denk je.) Er is een verhaal, maar laten we dat een andere keer doen, denk je.

Die dag ben je nog tot laat bezig. Brieven aan ministers, in allerlei talen, van allerlei regeringen. Drie keer checken of de aansprekingen wel kloppen.

Een andere dag. Het lijkt alsof er nog veel dingen op je lijstje staan. Je stem zakt een beetje weg, voel je tijdens de vergadering.

Je bent nog lang bezig met filmpjes en foto’s. (Iets maakt je rusteloos.)

Het is nog een beetje fris in de ochtend, maar het mag, denk je. De zon komt straks wel.

Je staat klaar om te beginnen met de opleiding die je elke maand geeft. En zoals bijna elke maand loopt de module van de collega voor je weer eens lang uit. (Je kunt er niet tegen, merk je nog maar eens.) Je begint te laat, maar alles komt goed, zoals steeds.

Na het werk. Voor je naar huis gaat, nog snel even langs de winkel. De nieuwe Bob ligt op je te wachten, weet je. (Je verwent jezelf, met de CD en de vinylversie.) Thuis wil je meteen luisteren. Iets legt zich neer in je. (Iets dat blijft.) En Queen Jane is er weer bij. Je luistert, voelt de tranen. (Iets gaat nooit over.)

Een mooie avond. Een gesprek met tijd. (Maar die Spanjaarden aan de andere tafel maken wel erg veel lawaai. En drinken ook wel erg veel.)

De ochtend is zacht.

Na de boodschappen is het tijd voor zelfopvoeding. Uitzoeken hoe je geluidsopnames moet bewerken en online zetten. (Jean, je kunt het wel. Je bent nog te jong om al te oud te zijn.)

Je vertrekt voor de fietstocht. Eerst nog foto’s maken. (De schaduwen maken het moeilijk. Of ze nog even anders kunnen gaan staan.) Fietsen door de stad, plekken met verhalen.

En daarna doorfietsen voor de pizza’s. Onderweg nog een vriendin ophalen. Het is als een ritueel, hoe jullie dit elk jaar doen.

Je hoort een verhaal dat je heel erg ontroert. Over een moeder en een vader, in de tijd. Over van een ver land naar hier komen. (Je bent ontroerd, en een beetje beschaamd. Je kunt elkaar zo lang kennen, en toch zoveel verhalen nog niet kennen van elkaar.) Voor altijd verbonden, denk je. (De dingen die blijven.)

Die avond. Je staat te kijken naar hoe ze dansen, hoe zij danst. Je kijkt naar bewegingen, naar lijnen, die zich soms niet laten zien. Het ontroert je. Je bent blij met de leegte die het plein is, zodat die kan ingevuld worden met dans. Iets herinnert zich.

Een ingewikkelde droom in die nacht. Je bent op stap door een bos. Je loopt er alleen, het is al een beetje duister. Ineens komt iemand bij je lopen. Hij begint met je te praten. Hij is niet oké, niet veilig, voel je meteen aan alles. Hoe hij praat, hoe hij onder je huid probeert te komen. Hoe je probeert hem af te weren, hoe hij rond je heen blijft cirkelen. Je bent blijkbaar toch aan de andere kant van het bos gekomen. Je zou iemand willen kunnen vertellen over die man, maar je denkt dat je niet de woorden zult vinden om juist uit te leggen hoe die man je onderuit probeerde te halen, hoe hij over je grenzen ging. Als je het uitlegt, zullen ze allerlei dingen vragen, en je antwoorden zullen niet in het schema van hun vragen passen, weet je al. Je voelt je machteloos.

Een stille zondag. Je laat beelden dichterbij komen. Iets over aanraakbaar.

Je zou moeten beginnen poetsen. Je wilt nog even blijven plakken bij muziek. Daar wil je zijn, denk je. Je ziet de mannen op het podium, ze zijn zo goed. En hoe ze over elkaar praten, over de muziek die ze opnieuw tot leven willen brengen. Over een vader.

De kinderen spelen op het plein. Je zit op het terras te lezen. Het boek is zo goed.