04 juni 2023

En er is altijd nog Queen Jane


Je vertrekt vroeg, om op tijd bij je zus te zijn. De trein beslist er anders over. (Sommige treinen verdwijnen zomaar in het niets, zeg je tegen jezelf.) Langer onderweg, langere leestijd dus.

De dozen uit de vrachtwagen vinden een plek in het nieuwe huis. Nog een laatste keer met iedereen eten in het oude huis. Dozen vullen, dozen in de vrachtwagen zetten. Zullen we nog een foto maken? Iets is voorbij. (Het blijft door je heen gaan, in de uren van de terugreis.)

Een andere dag. Je koestert de korte stille ochtend, voor je vertrekt. De dag wordt een lange beweging. Je beweegt heen en weer, terwijl de mensen binnenkomen, een plekje zoeken en beginnen te eten. Iemand vertelt je dat je met zoveel concentratie brood stond te snijden. Misschien is dat wel een mooie gedachte, denk je.

Weer thuis ga je even liggen. (Je rug had dat – met enige aandrang – gevraagd.) Je vertrekt weer. Er zijn mooie verhalen in het park. Er is een film, die je tot diep onder je huid raakt. Het is alsof je lichaam ademt met de film. (Je huid herkent zoveel.)

Een ingewikkelde droom in de nacht. Je loopt door een Brussel dat je niet kent. De stad wordt steeds meer onherkenbaar. Je beseft dat je verdwaald bent. Na een kluwen van straten kom je uiteindelijk aan een tramhalte. Je probeert met handen en voeten te vragen aan de mensen daar waar je bent. Je zoekt een punt dat je zou kunnen helpen bij je oriëntatie. Een man en een vrouw zeggen dat je op de tram moet stappen die aan komt rijden. In de tram wordt alles weer rustig, je voelt je veilig. Je zou uren kunnen blijven zitten in die rijdende tram, denk je, ook al voel je dat je terug op weg naar huis bent.

Een andere dag. De schildermeneer komt een laatste keer langs. Alles is netjes klaar nu. (Het maakt je gelukkig.)

Je loopt de hele dag heen en weer door de zaal met het fototoestel. Op zoek naar lijnen, momenten. Soms kun je ze zien, soms laten ze zich zien. 

De avondvergadering. Even heb je de kans om bij te praten met iemand die je miste. (Je stelt verder vast dat je nog steeds geen aanleg hebt voor methodiekdwang. Iets met bolletjes die zeggen met wie je moet praten.)

De volgende ochtend. Een mooi gesprek met een vriendin. Je luistert, herkent alles wat ze zegt. Misschien had je het verwacht, maar het geeft niet. En jouw verhaal? (Je kunt zo snel niet omschakelen, denk je.) Er is een verhaal, maar laten we dat een andere keer doen, denk je.

Die dag ben je nog tot laat bezig. Brieven aan ministers, in allerlei talen, van allerlei regeringen. Drie keer checken of de aansprekingen wel kloppen.

Een andere dag. Het lijkt alsof er nog veel dingen op je lijstje staan. Je stem zakt een beetje weg, voel je tijdens de vergadering.

Je bent nog lang bezig met filmpjes en foto’s. (Iets maakt je rusteloos.)

Het is nog een beetje fris in de ochtend, maar het mag, denk je. De zon komt straks wel.

Je staat klaar om te beginnen met de opleiding die je elke maand geeft. En zoals bijna elke maand loopt de module van de collega voor je weer eens lang uit. (Je kunt er niet tegen, merk je nog maar eens.) Je begint te laat, maar alles komt goed, zoals steeds.

Na het werk. Voor je naar huis gaat, nog snel even langs de winkel. De nieuwe Bob ligt op je te wachten, weet je. (Je verwent jezelf, met de CD en de vinylversie.) Thuis wil je meteen luisteren. Iets legt zich neer in je. (Iets dat blijft.) En Queen Jane is er weer bij. Je luistert, voelt de tranen. (Iets gaat nooit over.)

Een mooie avond. Een gesprek met tijd. (Maar die Spanjaarden aan de andere tafel maken wel erg veel lawaai. En drinken ook wel erg veel.)

De ochtend is zacht.

Na de boodschappen is het tijd voor zelfopvoeding. Uitzoeken hoe je geluidsopnames moet bewerken en online zetten. (Jean, je kunt het wel. Je bent nog te jong om al te oud te zijn.)

Je vertrekt voor de fietstocht. Eerst nog foto’s maken. (De schaduwen maken het moeilijk. Of ze nog even anders kunnen gaan staan.) Fietsen door de stad, plekken met verhalen.

En daarna doorfietsen voor de pizza’s. Onderweg nog een vriendin ophalen. Het is als een ritueel, hoe jullie dit elk jaar doen.

Je hoort een verhaal dat je heel erg ontroert. Over een moeder en een vader, in de tijd. Over van een ver land naar hier komen. (Je bent ontroerd, en een beetje beschaamd. Je kunt elkaar zo lang kennen, en toch zoveel verhalen nog niet kennen van elkaar.) Voor altijd verbonden, denk je. (De dingen die blijven.)

Die avond. Je staat te kijken naar hoe ze dansen, hoe zij danst. Je kijkt naar bewegingen, naar lijnen, die zich soms niet laten zien. Het ontroert je. Je bent blij met de leegte die het plein is, zodat die kan ingevuld worden met dans. Iets herinnert zich.

Een ingewikkelde droom in die nacht. Je bent op stap door een bos. Je loopt er alleen, het is al een beetje duister. Ineens komt iemand bij je lopen. Hij begint met je te praten. Hij is niet oké, niet veilig, voel je meteen aan alles. Hoe hij praat, hoe hij onder je huid probeert te komen. Hoe je probeert hem af te weren, hoe hij rond je heen blijft cirkelen. Je bent blijkbaar toch aan de andere kant van het bos gekomen. Je zou iemand willen kunnen vertellen over die man, maar je denkt dat je niet de woorden zult vinden om juist uit te leggen hoe die man je onderuit probeerde te halen, hoe hij over je grenzen ging. Als je het uitlegt, zullen ze allerlei dingen vragen, en je antwoorden zullen niet in het schema van hun vragen passen, weet je al. Je voelt je machteloos.

Een stille zondag. Je laat beelden dichterbij komen. Iets over aanraakbaar.

Je zou moeten beginnen poetsen. Je wilt nog even blijven plakken bij muziek. Daar wil je zijn, denk je. Je ziet de mannen op het podium, ze zijn zo goed. En hoe ze over elkaar praten, over de muziek die ze opnieuw tot leven willen brengen. Over een vader.

De kinderen spelen op het plein. Je zit op het terras te lezen. Het boek is zo goed.

Geen opmerkingen: