23 juni 2023

Het kantelt


Iets trekt. Iets trekt aan je. Je zou iets van de week willen kunnen vertragen. Tot je er helemaal klaar voor bent. (Zo werkt het dus niet, misschien is dat de bedoeling. Misschien kun je toch zelf een trage plek zijn.)

Je ziet ze daar bijna elke morgen staan op het perron. Een veilig plekje. Hoe oud zouden ze zijn? Ze knuffelen, ze kussen, allemaal een beetje onwennig en verlegen, en tegelijk een beetje gloeiend. Dat ene momentje voor ze naar school moeten vertrekken is van hen alleen, ook al beweegt de hele wereld om hen heen.

In de vergadering leg je je nota uit. (Volgens sommigen zijn jouw nota’s een literair genre op zich geworden. Soms worden ze op rituele wijze uit elkaar getrokken.) Wat je vertelt, lijkt zich zomaar neer te leggen. Mensen knikken. (Je bent een beetje verbaasd.)

Beelden van enkele dagen eerder gaan nog door je hoofd. Je zou. Je zou zo graag. (Misschien is het een traag verdriet.)

Ingewikkelde dromen.

Een andere dag. Je blijft thuis werken. (Misschien heb je geen zin om in het aangekondigde weer in de avondspits op een perron te staan. Je denkt aan de oude Julia. Ze kon niet tegen de warmte. Fons klom op het dak om een oud tapijt over het dakraam te leggen, zodat het koeler werd in huis.)

Je krijgt een bericht dat het boek voor je zus is aangekomen. (Nog even de warmte door om het op te halen.) Je loopt nog om langs de boekhandel om dat Duitse boek op te halen dat je besteld had. En daarna ook nog die andere winkel, voor dat verjaardagscadeau. En ook nog die broek bestellen. (Je bent zowaar dapper bezig, zeg je.)

(Je bent nog altijd niet goed genoeg voorbereid op de kanteldag die bijna komt.)

Je roept iets tegen het televisiescherm. Over vermoeiende veel te rijke mannen die zichzelf ‘avonturiers’ noemen. Als zij dat woord gebruiken, is het blijkbaar iets positiefs. Als het over andere mensen gaat, die minder geld hebben, en erg hun best moeten doen om vooral niet onder water terecht te komen, wordt hetzelfde woord meestal met misprijzen uitgesproken.

De dag. De kanteldag. (Het trekt.) Er staat zoveel op je agenda, en je wilt de hele dag bewust zijn, kantelbewust.

Je komt net buiten bij de kinesiste en zorgt er door een of andere verkeerde beweging voor dat een spier, ergens in je bekken of zo, bezwaar maakt. (Misschien wil de kosmos je iets zeggen.)

Wanneer je uit de trein stapt, hoor je de stem op het perron omroepen dat trein x niet zal rijden “omwille van operationele problemen”. Klinkt mysterieus. Misschien wil het iets zeggen als: de trein rijdt vandaag niet omdat de trein niet rijdt. Hoe mooi zou het zijn, als men het zo zou omroepen.

Tussen de vergaderingen door probeer je je lijstje af te werken. Je krijgt – net nu – de ene telefoon na de andere. (Je wou de tijd zo rustig voelen. Gelukkig trekt daar nog iets in je bekken, om je dicht bij de aarde te houden.)

Op weg naar huis, eerst nog even langs het postkantoor voor die drie pakjes. (Je hoopt dat ze allemaal blij zullen zijn.)

Een eerste avondvergadering. Tussendoor eten en afwassen. Een tweede avondvergadering. Het is zo warm in dat lokaal. Je stelt vragen. (Na de vergadering wil je liever niet blijven plakken met de anderen. Je wilt thuis zijn, alleen, met de laatste uren van de kanteldag.)

Een plek in de nacht. Op een of andere manier wil je die laatste minuten iets van de stroom voelen. (De stroom komt naar je toe. Je hoort stemmen op de straat. Je voelt iets koels bewegen om je heen.)

De dag van de regen. Iets is gekanteld. Het maakt je een klein beetje droef, zoals steeds. (Misschien draagt het je gewoon, en is dat genoeg.)

De namiddagvergadering. Je moet gewoon het gesprek leiden. Het tempo erin houden, iedereen aan het woord laten komen, grapjes maken. De twee vrouwen naast je antwoorden op alle vragen. Iets is perfect rustig, denk je.

(Het lijstje wordt maar niet kleiner, alles schuift telkens op.)

Een ingewikkelde droom, waar je rustig uit kunt stappen, zo lijkt het.

Je ziet hen niet staan op het perron. (Hopelijk is er niets gebeurd. Hopelijk is de prille liefde nog ongeschonden.)

In de hal van de trein, net voor je uitstapt. De man belt nog even met het thuisfront, hoor je. Wie zal als eerste inhaken, hij of zijn vrouw aan de andere kant? Het lukt blijkbaar maar niet. Waarna de ene “kusjes” na de andere volgt. Wanneer je uitstapt, zijn ze nog steeds bezig.

Na de vergaderingen ben je moe. (Het grootste deel van het lijstje is er nog altijd. De lijstjesinhaaldag zal helpen.) Je hoort dat er geen treinen rijden op jouw lijn. Je wacht nog even. Je hoort dat er terug treinen zouden rijden. Je gaat toch maar naar het station, laat die ene propvolle trein passeren. Je neemt de volgende, met heel veel plaats. (Misschien ben je moe. Je kunt het niet goed verdragen, hoe die mensen zo uitgebreid aan het telefoneren zijn.)

Op weg naar huis. Veel slenterende mensen in de winkelstraat. Je denkt aan de rivier. En aan alle dingen die je zou willen zeggen, misschien. En aan alle dingen die je niet weet. (En dat je niet mag vergeten onderweg nog een pot mayonaise te halen.)

Geen opmerkingen: