30 september 2018

We zitten naast elkaar en kijken

Goede vriend Willy

Vandaag kwamen we weer samen voor onze jaarlijkse ontmoeting. Enkele honderden mensen kwamen fietsen en wandelen. Nou ja, je hebt het zelf ook wel gezien, veronderstel ik.

Het is een beetje ingewikkeld, wat we daar eigenlijk doen. We herdenken en we vieren. Het is wel een speciale vorm van vieren. Verdrietvieren. Misschien komt dat woord in de buurt.

We herdenken zoveel mensen die stierven aan die kloteziekte, veroorzaakt door het gebruik van asbest. We herdenken dus ook jou. Al zou je dat zelf misschien niet zo willen. Jij bent een van de gezichten op dat grote bord met foto’s. Ik ga elke keer even kijken of je er nog hangt, en elke keer opnieuw schrik ik als ik je gezicht daar zie.

Het gruwelijke aan die vreselijke ziekte is dat je op een lugubere wijze al kunt denken aan wie we zullen herdenken in de loop van de volgende jaren. Het stond pas nog in de krant. Dat de wetenschappers verwachten dat het aantal doden zal pieken tegen 2024. Sommige vormen van kanker zijn gevaarlijk, ze kunnen je doden of het kan ook goed komen. Ik was in die categorie. Sommige vormen van kanker zijn een doodvonnis. Jij was in die categorie.

Je weet het wel ondertussen, ik vind die samenkomst elk jaar weer verwarrend. Ik zit daar zoals steeds met een dierbare vriendin aan de tafel waar de mensen zich komen inschrijven. Elk jaar starten we met een beetje chaos. Het duurt even eer ons systeem weer werkt. De uren trekken zichzelf voorbij. Mensen komen en gaan. En in de kieren van die uren wankel ik af en toe even.

Ik zie die dappere vrouwen bij het bord met de foto’s. En ik voel me klein en weerloos. Ik zie de trailer van die film waarvoor men ook bij een vorige editie daar was. En ik voel hoe de razende verontwaardiging het in een flits weer even overneemt in mij. Ik zie jouw mooie gezin. En ik voel me verlegen, en ook blij dat ik er mag zijn en dat ik een klein beetje mag voelen dat ik een deel ben geworden van dat moment elk jaar.

En elk jaar weer, en dat gaat niet over, zie ik jouw afwezigheid in aanwezigheid. Ik weet niet hoe het juist zit, maar ik heb het gevoel dat je in de loop der jaren met iets meer rust bent gaan toekijken. Je ziet dat het allemaal wel loopt. En je houdt er ook wel van dat sommige dingen elk jaar een beetje niet helemaal lopen, dat ze zich op gang moeten trekken. Misschien is dat wel een mooi deel van het ritueel, dat we het telkens weer een beetje moeten uitvinden ter plekke. Alsof we ons zo onbewust beschermen tegen een routine. Een routine mag het niet worden, hoe veilig dat ook zou zijn. Een ritueel, dat mag wel.

We vieren dus ook het leven. Ik denk dat jij dat zo wou. Ik herinner me nog uit ons laatste gesprek hoe je dat leven graag dichtbij had willen houden. En hoe je niet anders kon dan het uit te ademen. Ik weet nooit goed hoe het moet zijn voor sommigen als ik daar rondkijk. Weten dat je al zoveel mensen uit je eigen familie verloren hebt, weten dat je misschien ook het doodvonnis al slapend in je hebt, en dan met veel energie anderen moed inpraten of gewoonweg leven zijn. We houden het leven in onze handen. Soms glipt het weg tussen onze vingers. Soms blijft het daar. Soms weet je dat het gedoemd is om daar niet te blijven. Dat het bij mij bleef, omdat ik toevallig in een ander vakje zat dan jij, het blijft me verwarren.

En elk jaar moet ik even ronddolen, in mijn hoofd, op die plek. Weg van het vaste ritme aan die tafel. Om jou even te zien. Vandaag was het ergens rond half drie. Ik voelde hoe je naast me kwam zitten. We zaten daar, en keken naar de mensen. Het is denk ik iets van mannen, naast elkaar zitten en vooruit praten, zonder elkaar te veel aan te kijken. Je zei niet zoveel, het kwam traag op gang, een beetje aftastend, zoals jij dat altijd deed. Normaal zouden we nu praten over de kiescampagne en over al jouw ideeën voor nieuwe acties, met fietsen, ongetwijfeld. En hoewel je naast me zat, besefte ik ineens weer dat dat niet echt ging, dat ik dat niet aan je mocht vragen. Als je dood bent, zijn sommige dingen een beetje voorbij. Iets in die aard zei je me. Maar we kunnen hier wel zitten en kijken, en voorzichtige dingen zeggen over het leven, en over hoe je het kunt vieren. Dat zei je me ook, geloof ik. Ik zat daar een beetje alleen op die bank, en toch ook niet, dus. Ik zag een beetje verdriet in je ogen, en ook wel trots, terwijl je naar de mensen keek.

Het is een beetje ingewikkeld, verdrietvieren. Gelukkig maar.

Tot altijd weer.

28 september 2018

Pianoverlangen

Het woord zit al dagen in je hoofd. Of het iets waar dat woord voor staat. En eigenlijk misschien niet zozeer in je hoofd alleen.

Het pianoverlangen beweegt in heel je lichaam. Al dagen. Misschien is het je lichaam.

Die nieuwe piano. Nee, die oude piano. Die terug een beetje nieuw is.

Je kijkt ernaar. Je vingers zoeken, tasten. Je vingers raken de piano aan. De piano glimlacht.

(Misschien is het verlangen naar de piano een verlangen naar tijd, naar traagheid, naar alleen maar piano, en de ruimte die zo zou ontstaan, als een wak in de tijd.)

De toetsen bewegen anders. Alsof ze iets hebben teruggevonden. Alsof ze helemaal terug in het moment zijn.

Je speelt traag en voorzichtig. Iets verandert in jezelf, alleen daardoor.

(Dag na dag, hollen van hier naar ginder. Die grote beweging slokt je op. Het heeft niet veel zin je ertegen te verzetten. Mee met de stroom is de beste beweging. En toch. Al die tijd is er het verlangen. Woordverlangen. Ergens in je lichaam zie je hoe het is. Zitten op die stoel. De woorden aanraken, en kijken hoe ze de schaduwen aangeven waardoor het pianoverlangen aanraakbaar zou kunnen worden.)

In de klank hoor je oud en wijs.

Soms klinkt in je lichaam iets dat ouder is dan jezelf. Soms zijn je toetsen jong en veerkrachtig, in het moment. Het voelt veilig, de tijd te voelen die verder gaat dan tot waar je lichaam komt.

(Hoeveel verlangens zouden er huizen in het pianoverlangen?)

Je kijkt naar de partituur, je ziet de muziek. Je ziet een droom. Je ziet waar je zou kunnen zijn, aan de andere kant van het verlangen.

De piano staat daar zo rustig en soeverein in de kamer. (Een tijdje geleden leek hij nog vermoeid en gehavend. Nu draagt hij de tijd met trots.)

Het is een woord waar je naar verlangt en waar je schrik van hebt. Misschien heeft het pianoverlangen iets te maken met geheeld worden.

(Als de dagen voorbij hollen, voel je de afstand tot de woorden, als pijn, in heel je lichaam. En terwijl je traag verdwijnt in de woorden, in hun ritme, in het materiaal waarin ze zijn, wordt je huid zachter. Misschien is pianoverlangen een zachthuidverlangen.)

Hoe zou je het moeten uitleggen aan iemand die je lief is, wat het is? (Misschien zou ze het zo al begrijpen.)

(Hoe traag zou je kunnen dansen. En hoe je zou samenvallen met jezelf. En hoe veilig het daar zou zijn.)

Gewoon daar zitten, kijken naar de toetsen. Eindeloos. Als naar elke plek.

(Hoe je de andere dag zat te vertellen aan die twee vrouwen. Over de zee. En de kinderen. En hoe je nadien voelde hoe het gesprek je zachter had gemaakt.)

Er zijn ook woorden in je huid geschreven. Ze kunnen leesbaar zijn.

En dezelfde angst die je voelt, tegenover het boek dat je nooit zult schrijven, denk je. Als je echt zou spelen, hier, urenlang, dagenlang, dan zou je misschien over die lijn heen kunnen. De lijn die door je lichaam loopt.

En je kijkt naar de piano. En je zou willen dat je zus hier is, dat zij zou spelen. Je zou kijken naar haar. En naar de tijd die jullie delen. En naar de woorden.

Misschien heeft de piano alle tijd, voor jou.

Misschien vindt de piano het niet zo erg dat je niet zo heel goed weet wat je met je handen moet doen. Om te vertellen over het pianoverlangen.

In je hoofd is er een tijd die weldra komt. Je bent bezig iets achter te laten, een oude huid. Op een of andere manier zie je die plek, al zou je ze niet kunnen beschrijven.

(Er zijn mensen die beter dan jijzelf weten waarover je het hebt.)

En hoe je traag door het huis gaat, hoe je stem zich heeft teruggetrokken in zichzelf, hoe de dag zich neerlegt.

Misschien mag je erop vertrouwen dat de piano blijft.

(Je hoort iemand piano spelen. De kunst van de fuga. Hoe helder het is allemaal, hoe ze het speelt. Als het kon, zou je naast haar staan, om te kijken, alleen maar kijken.)

Hoe je weer even thuis was.

16 september 2018

We dwalen

‘Soms denk ik wel eens dat we allemaal dwalen. Dat is een geruststellende gedachte, eigenlijk.’
‘En als je dwaalt, kun je dan ook terechtkomen, daar waar je wilde zijn?’
‘Misschien vraag ik me dat al niet meer af. Het is gemakkelijker om die vraag niet te beantwoorden.’
‘Misschien ken je je bestemming pas nadat je er aangekomen bent. Je kijkt rond, en beseft dan pas dat het de plek is waar je wou zijn.’
‘En wat als een mens je bestemming is? Aankomen op een mens, zoals op een station, dat is wel een beetje ingewikkeld. Misschien kun je dat beter ook niet weten.’
‘Ik heb speciale stootkussens alleszins.’
‘Dwalen is minder erg dan vluchten, denk ik. Het is rustiger. Het is als een plek op zich.’
‘Het is een woord dat je vaak gebruikt in je brieven. Vluchten.’
‘Het duurde een tijd eer ik dat woord zag, eer ik besefte dat het bij me hoorde. Tot dan was het daarom niet anders, het woord was er gewoon nog niet.’
‘Wie niet goed naar je kijkt, ziet het misschien niet. Ik weet ondertussen waar het zit in jouw lichaam.’
‘Dwalen kan soms klinken als de weg kwijt zijn, maar je kunt het ook voelen als een plek waar je nog niet alles hoeft te weten. Je tast wel een beetje in het duister, je rommelt wat aan, maar het is tegelijk ook niet zo heel erg. De ander dwaalt ook.’
‘Wil je dan niet thuiskomen, ooit?’
‘Eerst moet je over de zeeën, langs de eilanden. No direction home.’
‘Ik zou soms graag willen dat je het zou kunnen, thuiskomen. Vaak lukt het al een beetje, soms lukt het bijna helemaal. Dat zie ik aan je.’
‘Jij mag dat zien.’
‘Dat weet ik.’
‘Voor jou lijkt het vaak rustiger.’
‘Dat lijkt zo ja.’
‘Ik hou van dit ritme, van hoe het landschap voorbij schuift terwijl je in de trein zit. Zeker als je dicht bij me zit. Vorige week reed ik nog eens mee met iemand in de auto, op de snelweg. Het voelde zo chaotisch aan, het maakte me bang. In de trein is het zo anders. Alleen lijkt de trein altijd sneller te rijden als je terugkomt van de zee. Net wanneer je mooie gesprekken kunt voeren.’
‘Maar ik ga niet weg straks, als we daar zijn.’
‘Ik weet het, het is nog iets  van vroeger. Iets dat zal blijven, misschien.’
‘En dwalen we nu ook, op dit moment?’
‘Ja, maar nu mag het. Jij bent bij me. Het is stil. De wind kan een beetje door ons heen waaien.’
‘De wind aan het strand maakte me droevig vanmiddag. Ik moest denken aan toen we de eerste keer daar waren. Hoe ik toen dacht dat ik je zou verliezen, en jij mij.’
‘Er was heel veel wind toen. We zijn toen nog achter dat muurtje gaan zitten om wat te eten.’
‘Ja, jij had een doosje bij je met lekkere groentjes.’
‘Weet je dat nog?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Ik was toen nog erg in de war, voelde me schuldig. Omdat ik niet meer kon zijn voor jou.’
‘Ik was ook nog jong toen, wou dingen die niet altijd goed waren voor mij. Maar dat wist ik toen nog niet.’
‘Misschien was het toen nog meer verdwalen. En is het nu dwalen.’
‘Dat is wel een mooie gedachte.’
‘Kijk, het is beginnen regenen.’
‘Dat klopt wel nu, eigenlijk.’
‘Zullen we nog even doen of we slapen? Voor dat laatste stukje?’
‘Ik zal wel echt slapen. Jij kunt zelfs niet doen alsof.’
‘Slaap jij maar dan. Dan zal ik doen alsof, zonder dat jij het merkt.’
‘En ga jij het dan zeggen als we er bijna zijn?’
‘Ja. Dat is wel een mooie bestemming voor ons trouwens. Er bijna zijn.’
‘Ssssjjjjtttt.’

15 september 2018

De krachten van de natuur

Welke natuur kun je zijn?

Je hoort de nieuwe plaat van een van je grote muzikale helden. I’m longing for a storm.

Iets over natuurkrachten. Ze kunnen allemaal bij je zijn. Ze kunnen zijn wie jij bent.

Je denkt aan een liedje dat je ooit hoorde. Die ene zin bleef bij je. We're tender as a lotus and we're tougher than stone.

Soms denk je aan die woorden en weet je weer wat je zou willen zijn.

Soms neemt de storm het over. Soms is het de verontwaardiging. Soms zijn het je dromen die pijn doen.

Soms ben je kwaad. Kwaad is ingewikkeld, soms.

Soms zien mensen het in je ogen. Soms wijzen ze je erop. Soms doet dat pijn.

Soms ben je radeloos kwaad. Op een kloteziekte, om maar iets te zeggen.

Je probeert het af en toe, om daar iets over te zeggen. Hoe die storm je verwart. En dan hoor je, zoveel maanden later, dat die woorden iets betekenden voor een ander.

Je probeerde het al enkele keren uit te leggen. Aan iemand die je dierbaar is. Hoe zij ook jouw storm is.

Iemand noemde je ooit een vulkaan. Het kaartje heb je nog ergens.

En er is dat andere liedje. I have always been a storm. Het hoorde bij zoveel stille avonden. Je wist nooit goed waarom het je zo aantrok.

Soms moet je wachten tot de wind gaat liggen in je lichaam. Het is de enige weg.

En soms ben je windstil.

Niet meer op de vlucht.

Dan zou je kunnen vertellen over de lotus.

Zou de rivier kunnen helen? De rivier is de belofte van de zee.

De littekens en de huid. Soms ken je de volgorde niet.

Je kunt kijken naar de wind. Je kunt kijken naar het water.

Soms is mist je lot. Iets met verlangen.

De dingen zijn geschreven in je huid. De grammatica ontbreekt.

Misschien zou je een trage regen verkiezen. Een regen met geduld.

Je wou het nog uitleggen, enkele dagen geleden. Maar het was niet het moment.

Je zei het nog, minder lang geleden. En iemand wist meteen wat je bedoelde. Ze had het al die tijd al gezien.

Soms wil je dat de dingen na elkaar komen, als onderscheiden seizoenen. Zo werkt het niet.

En misschien is dat wel goed.

Vaak is er alleen de stroom, voel je hoe het stroomt. En verdwijn je.

De wind kan eenzaam zijn. Soms wil je ergens onderweg schuilen.

Daar waar het veilig is kun je hier zijn. En dan is het onweer daar.

In je dromen zie je hoe het is. Soms weten je handen het.

Hoe het juist zit met die woorden, het blijft ongezegd. Sommigen zeggen dat ze de natuur op afstand houden. Soms denk je dat het omgekeerd is.

Je bent te lezen.

09 september 2018

Over de voordelen van oudere mannen

In tijden van nakende lokale verkiezingen is het belangrijk dat er af en toe ook over de echt wezenlijke dingen geschreven wordt. Gelukkig houdt de kwaliteitspers ons met beide voeten op de grond. Enkele dagen geleden stond in de Metro een werkelijk belangwekkend en intrigerend artikel. (Dat het zich op dezelfde pagina bevond als de horoscoop zal wel toeval zijn. Volgens mijn horoscoop was het die dag trouwens de ideale dag voor een liefdesverklaring. Die kans heb ik blijkbaar gemist.)

De titel van het artikel brengt een mens al meteen in de war. “De relationele voordelen van een oudere vrouw.” Klinkt wel een beetje instrumenteel of zo. Iets als: de voordelen van Fleur de Sel bij gebakken aardappeltjes op zondagavond, of de voordelen van de nieuwe gezichtscrème die zwarte randen onder je ogen binnen 58 minuten doet verdwijnen.

Bijgekomen van de wat rare titel lees je dan het inleidende blokje. “Heb je er ooit al eens over nagedacht om een oudere vrouw te daten? Om je te overhalen zijn hier vier redenen waarom het een supergoed idee is om een rijpere dame aan de haak te slaan.”

Die zin is helemaal ingewikkeld. Blijkbaar zitten oudere vrouwen daar ergens als een trosje op elkaar in een of ander reservaat of zo. Normaal loop je er altijd omheen, op weg naar je date. Maar misschien, op basis van een proactieve kosten-batenanalyse, zou je kunnen overwegen om een ommetje te maken. De auteur gaat er ook van uit dat je de hele tijd denkt aan een date, maar dus niet aan een date met een oudere vrouw. Het is ook een beetje luguber – als er dan toch zoveel relationele voordelen aan zijn – om zo’n vrouw dan aan de haak te slaan. Dat zorgt toch voor enige beschadiging, of niet? Wat misschien dan weer een relationeel nadeel zou kunnen zijn.

Maar goed, alles voor de wetenschap. Dus lees je verder. Er blijken vier voordelen te zijn: (1) ze is verstandiger, (2) ze heeft een grotere seksdrive, (3) ze begrijpt dingen beter, (4) ze lost problemen op. Bij het tweede argument wordt verwezen naar een studie van de universiteit van Texas, waarbij het ging over “vrouwen tussen 27 en 45 jaar”. Waarmee ook meteen duidelijk is wat we kunnen beschouwen als een ‘oudere vrouw’.

De verwarring wordt alleen groter. Als dezelfde leeftijden kloppen voor mannen ben jij dus al voorbij het stadium ‘oud’. Misschien gaat de categorie ‘heel oud’ van 46 tot 134 jaar. Met wat goede wil zouden er nog voordelen zijn aan het daten van oude mensen, maar voor heel oude mensen is er dan niets meer, of enkel nadelen. (En je dacht nog wel dat je pas oud zou zijn zodra je zou beginnen overwegen om een elektrische fiets te kopen, wat toch niet zal gebeuren voor je 93ste, en niet zodra je voor het eerst op My Pension gaat kijken om te weten hoe hoog je pensioen zal zijn.) En als je als man van 53 een date hebt met een vrouw van 32, dus met een oudere vrouw, is dat dan een relationeel voordeel? (Of ben je dan een oude snoeper?) Of is – simpele verklaring – de beoogde lezersgroep van Metro een man van 26 of zo? Het leven is ingewikkeld.

De wetenschap zal ons andermaal moeten redden. Ongetwijfeld zullen er overal ter wereld dikke studies stof liggen te vergaren die handelen over de relationele voordelen van oudere mannen (hopelijk niet alleen in de Trump University). Op basis van een prewetenschappelijke intuïtie kunnen we misschien voorspellen wat er in de echt degelijke studies zal staan, qua voordelen van oudere mannen in de liefde. Een voorzetje.

  1. Oudere mannen daten niet. Ze gebruiken daar mooiere woorden voor. Ze nodigen je uit voor een fijne avond waarvoor ze zelf uren in de keuken hebben gestaan. Er is alle ruimte voor een diepgaand intellectueel verheffend gesprek over wat de beste dag is voor een liefdesverklaring. Soms spreekt de horoscoop van de Metro immers die van de Flair tegen, en dat maakt het leven ingewikkeld.
  2. Desgewenst kunnen oudere mannen heel romantisch zijn. Ze hebben immers de Middeleeuwen nog meegemaakt en weten wat de hoofse liefde is. Ze waren bij de originele opvoering van Romeo and Juliet en kunnen daardoor in detail uitleggen wat er – historisch gezien – mis is met Shakespeare in Love. Verder kijken ze trouwens ook graag naar The Bridges of Madison County.
  3. Oudere mannen worden mooier met de jaren. Ze onthouden vooral wat die ene vriendin ooit een keer zei, dat je dus mooier kunt worden met de jaren, en niet wat die vriend zei, dat je een karakterkop hebt. Oudere mannen oefenen zich in mooie ogen en mooie woorden, om zo de aandacht af te leiden van hun protheses.
  4. Oudere mannen hebben ondertussen door dat het een klein beetje onnozel is om de macho uit te hangen. Dat is het ook voor jongere mannen, alleen hebben die dat nog niet door. Oudere mannen doen dus gewoon zelf de afwas, en dat is wel een gerief in huis. En misschien een relationeel voordeel, al is het ook wel van instrumentele aard…
  5. Oudere mannen zijn ook verdwaald in het leven, maar ze hebben daar vrede mee. Ze zijn dus een klein beetje minder vermoeiend geworden.
  6. Oudere mannen brengen je na het afspraakgebeuren netjes terug naar de bushalte.
  7. Oudere mannen schrijven nog liefdesbrieven. Als ze eenmaal weten, na consultatie van vier horoscopen, wat de beste dag is voor een liefdesverklaring, schrijven ze een brief. Met de hand. Met zwarte inkt. Op papier dus. Over de liefde, en niet over relationele voordelen. Tegen dat die bij de bestemmelinge is, is die al lang verknocht aan een andere (jongere) man die er ondertussen over heeft nagedacht om een oudere vrouw te daten, met succes.
Eigenlijk is het leven als oudere man best wel leuk. Dolle pret zelfs. Hopelijk ontdekt de universiteit van Texas dat nooit. Stel je voor dat dat in de Metro zou komen…

08 september 2018

De stille grens

Een klein beetje moe aan de week beginnen. (Zondagen zouden lege plekken moeten zijn, een beetje toch.)

Soms even denken aan de zee. Hoe je daar zou zitten.

Een dag die je elk jaar opnieuw even doet denken aan toen. Toen je snel door het gewoel moest, om een potje af te geven in het ziekenhuis. (Het is zo banaal, en het was een moment dat zo beladen was, waar zoveel lijnen samenkwamen. Je kunt die hele middag nog voor je zien.)

Soms verlang je naar trage woorden.

Een belangrijk gesprek. Het is alsof je het kunt zien, uitgespreid op een wit vlak.

De nacht is rusteloos. Je lichaam moet wachten, tot het tijd is. Er is geen andere weg.

(Het is alsof je je huid kunt zien. Je huid wacht op de zee.)

Een andere dag.

Nota’s. Je moet een kleine drempel over.

Een avond. Je loopt met een vriend door de straat. Je steekt kaartjes in de bussen. Het heeft iets wonderlijks, daar te lopen. De avond is mooi.

Een andere dag. De kinesiste begint aan je rug. Je schaamt je een beetje voor de pijn. (Wat eigenlijk ook een relatief onnozele gedachte is. Eigenlijk.)

(Weermeneren die maar blijven herhalen op de radio dat het zeker gaat regenen. Overal die regenjas meenemen. En het veel te warm hebben, te zweterig.)

Soms verlangen naar de oever. Watching the river flow.

In de trein, terug naar huis, na een omweg. Het ritme doet je goed. Hoe het landschap beweegt. Je kijkt een beetje sufjes voor je uit. De drie jongens een rij verder maken veel lawaai. Alsof ze niet anders kunnen.

Die avond, na de vergadering. Je loopt traag door de stad. Je stap veert een klein beetje. Je oefent erop, tijdens het stappen.

Je denkt aan iemand. Je zou haar stem even willen horen, misschien.

Verhalen over planten. Ze groeien met iets van levenslust. En dat zo dicht bij je. Het verwart je. Iets met uitgesteld geluk.

(De mevrouw van de Flair heeft je overigens nog niet teruggebeld. Je zult dus inderdaad te oud zijn.)

Die avond. De mevrouw blijft maar praten. Even weet je niet goed waar ze met het gesprek naartoe wil. Nadien bedankt ze je voor het gesprek, het was wat ze wou. Soms is het zo eenvoudig.

Een tent afbreken met Bob Dylan.

Je rug voelt zich nog niet helemaal thuis in de nacht.

Een andere dag. Het lijstje wordt korter, zo lijkt het wel.

Soms zou je even willen gaan liggen. En iets fluisteren.

Je praat met een dierbare vriendin. Je ziet de beelden van twee meisjes voor je, hoe ze naar school gaan. Ze lijken ver weg, het verwart je een beetje. Je vertelt over de piano. Je merkt hoe het je ontroert. (Je zou willen dat je zus erbij kan zijn, op het moment dat komt.) Wat zou het betekenen?

Na een interne dialoog tussen verschillende versies van jezelf aanvaard je dat het een goed idee zou kunnen zijn om een tekstje te schrijven. Het eerste deel, de andere volgen later. Bij de afspraak hoorde ook dat je je foto erboven zou zetten. Het went nooit…

Op weg terug. Nog twee afspraken te gaan. Je hapert een beetje.

Het is al laat als je weer thuis bent, laat genoeg alleszins. Na het koken en de afwas legt iets zich neer. Je drijft een beetje weg in soezerigheid. Je denkt dat het mag. Tot de binnenkomende berichtjes je doen schrikken. (En dan moet je ook nog je bril gaan zoeken om goed te kunnen antwoorden.) Een berichtje blijft ergens steken, in space. Je ziet het icoontje, maar het berichtje is nergens te bespeuren.

Je aarzelt om jezelf aan de nacht te geven. Pijn onder je huid. De taxi buiten blijft nog ruim een half uur ronken. (Blijkbaar kunnen de taxichauffeur en de mevrouw die hij thuisbracht maar geen afscheid nemen… Je probeert overheen de ronkende motor te denken, aan een of andere licht tragische liefdesgeschiedenis. Het helpt maar een beetje.) Je moet wachten op de tijd.

En ook je buik.

De verhalen van de dag.

(Je leest dingen die mensen over je schrijven. Ze maken je heel klein en verlegen. En heel dankbaar, voor die mooie mensen die zomaar in je leven rondwandelen. Hoe verloren zou je zijn, zonder hen?)

Tussen alles wat moet gebeuren wil je even bij je maatje zijn.

Je stapt de winkel binnen. Je begint met uit te leggen dat je vraag waarschijnlijk heel dom zal zijn. (Soms helpt dat.) Dat je dat icoontje niet weg krijgt van het scherm van je telefoon. Dat er dus nog steeds ergens een berichtje ronddoolt in de onmetelijke ruimte, ver weg van huis, zonder hoop ooit aan te komen. (De man zegt – natuurlijk – dat je vraag niet dom is. Hij kan echter – het wringt een beetje, voel je – ook niet meteen met een vloeiende beweging, volleerd, alsof hij weet hoe het moet, je probleem oplossen.) Het wissen van een sliert blijkt de oplossing.

Een mooi gesprek op het voetpad. Met sommige mensen deel je de tijd, en de verhalen. Ze maken je warm.

Als je later weer thuis bent, wis je nog enkele slierten. Het voelt wel lekker. De sliert van die stem blijft voorlopig nog wel even.

Je verlangt naar de andere kant van een stille grens. Daar waar je een beetje uit elkaar kunt vallen.

02 september 2018

Een uitgestelde dans

‘Ik ben blij dat je nog even met me mee bent gegaan.’
‘Ja? Was je niet boos op me?’
‘Daarvoor is het leven te kort.’
‘Ik zal het niet hardop zeggen, maar eigenlijk vond ik het wel fijn dat ik je tegenkwam.’
‘Ja? Ik vroeg het me af.’
‘Ik doe altijd mijn best om niet te laten merken wat ik denk.’
‘Maar ik ken je al langer dan vandaag natuurlijk.’
‘Jij hebt me altijd gekend. Misschien was dat het probleem wel.’
‘Weet je, ik heb je stem gemist. Je stem deed me altijd wel iets. Ook voor middernacht.’
‘Ik geloof er nog steeds niets van.’
‘Toch is het zo.’
‘Ik denk dat het goed gaat met jou. Er is iets aan je veranderd. Op een of andere manier ben je rustiger in jezelf of zo.’
‘Ja? Daar moet ik even over nadenken. Misschien heb je wel gelijk.’
‘Eigenlijk zou je kwaad moeten zijn op mij.’
‘Misschien wel, maar wat zou het uitmaken?
‘Ik zou het verdienen.’
‘En jij? Ben je gelukkig?’
‘Die vraag is te groot voor mij. Ik kan ze niet stellen aan mezelf.’
‘Misschien loop je te graag?’
‘Met deze knieën?’
‘Je weet wel wat ik bedoel.’
‘Het is veiliger zo.’
‘Je moet me nog altijd dat ene verhaal vertellen.’
‘Ik weet het. Misschien doe ik dat wel nooit.’
‘Ik blijf wachten.’
‘Hoe is het met het huis? En de gebakken aardappeltjes?’
‘Allebei goed. Grappig dat je dat nog weet.’
‘Natuurlijk, hoe zou ik dat kunnen vergeten?’
‘En de data staan ook nog in mijn agenda. Al weet ik eigenlijk niet goed waarom. Misschien wil ik soms te veel herinneringen ergens in de buurt houden. Niet dat ik ze niet kan loslaten, ik wil gewoon dat ze ergens zijn waar ik ze kan terugvinden.’
‘Je zult het niet geloven, maar ik herinner me heel veel van jou. Ik zal het nooit publiek toegeven, zeker niet vroeg op de avond, maar ik denk vaak terug aan dingen die je zei.’
‘Dat voelt goed. Op een of andere manier is het belangrijk dat die woorden nog ergens zijn.’
‘En je bent niet saai. Zet dat maar uit je hoofd. Je bent anders.’
‘Ik denk dat ik te saai was voor jou. Ik weet het wel zeker eigenlijk. Maar dat is niet erg. Dat zegt ook iets over jou, over wat jij zoekt. En dat is prima waarschijnlijk.’
‘Je kijkt nog altijd op dezelfde manier naar me. Dat klinkt een beetje verkeerd, maar ik bedoel het goed. Het maakte me soms een beetje bang. Hoe je keek. Het was alsof je alles zag. En ik wou dat, en ik liep ervan weg.’
‘Tegelijk was ik erg in de war. Misschien is dat veranderd, de voorbije tijd. Dat ik mezelf beter zie. Wat de tijd in mijn huid heeft geschreven, ik denk dat ik het beter zie, en ook beter aanvaard.’
‘Je was wel een volhouder. Daar was ik niet op voorbereid. En je bent altijd ook grappig geweest. Dat mis ik wel.’
‘En jij zag meteen de dingen in wat ik vertelde. Soms eerder dan ik ze zelf zag.’
‘Ik moet bijna weer vertrekken.’
‘Ik zou kunnen vragen of je nooit zin hebt om te blijven. Ergens.’
‘Maar je vraagt het niet.’
‘Ik denk het alleen maar.’
‘Ik weet dat ik je verdriet gedaan heb.’
‘Ja, dat is zo. Maar we zijn nu hier. En de rest is voor later.’
‘Waar zullen we elkaar de volgende keer tegenkomen?’
‘Dit keer is het aan jou om het te regelen met de kosmos. Of met een telefoontje.’
‘De kosmos dus.’
‘Waarschijnlijk.’

01 september 2018

Waarom

De eerste week na de vakantie. De zee nog in je hoofd en je handen.

Een wandeling met droef nieuws. Soms ben je machteloos, aan de rand van het leven.

De pianomeneer belt aan. Hij komt naar de piano kijken. Zo lang jij bestaat, is die piano er al, in je hoofd. In het echt is de piano waarschijnlijk dubbel zo oud. Het is misschien wel tijd voor een grondig nazicht. (In je goede voornemen zul je vanaf volgend jaar weer meer piano gaan spelen.) Hij vertelt honderduit. Je vader zou het ook interessant gevonden hebben, denk je. En die twee ontbrekende stukjes van een toets, waar je zo vaak naar gezocht had op alle plekken in het huis, ze hangen gewoon in een papieren zakje in de piano. De meest logische plek, eigenlijk. De pianomeneer neemt de inhoud mee, de pianohuid blijft staan. Binnen enkele weken is de oude piano weer een beetje nieuw. Je bent nu al gelukkig.

Later op de dag, net terug van het werk. Een mooie ontmoeting op de straat. Onverwacht, na al die tijd. (Je had enkele dagen daarvoor al gedacht dat je haar terug tegen zou komen. Enkele dagen later keert ze weer in een droom.) Een gesprek dat op een of andere manier niet stopt. En dat is goed.

Een andere dag. Je komt stilaan weer in het andere ritme. De dagen schuiven voorbij. Met eindeloos veel klussen, lijstjes die maar niet leeg raken.

De avondvergadering is vroeg voorbij. Je staat nog even na te praten met een collega. Iemand die je al lang niet meer zag komt voorbij wandelen. Haar vriend zegt dat jij die man bent die onlangs in de HUMO stond. (Het blijft een beetje raar.)

Een andere vergadering. Ze vermoeit je. (Ergens hier weet je het. Dat iets nooit genoeg is, misschien wil je het niet meer.)

Een fijn gesprek die avond. Je stem verandert.

Die nacht. Een verlangen naar traagheid. Een verlangen naar de zee in je huid.

Een andere dag. Je krijgt een vraag. Of ze jouw naam mag doorgeven voor een interview in een tijdschrift. Iets over kinderwens. Je zegt ja.

Je krijgt een vraag voor een lezing over de stilte. Je zegt ja.

Een vergadering. Je hoort een verhaal dat je niet helemaal verbaast, maar toch triest maakt.

Een rusteloze nacht, alles voelt hoekig. Misschien ben je te moe. Iets met lijstjes. Het verlangen om de dingen een voor een, rustig na elkaar, te kunnen doen. (Misschien kun je ook daar minder goed tegen, of wil je het gewoon niet meer, zoveel dingen tegelijk.)

Het is nog altijd verwarrend. Die vrijdagochtend zonder het marktritueel van al die jaren. Je bent vroeg op het werk.

De mevrouw van het tijdschrift belt. Over de kinderwens. Het is voor de Flair. In haar vraag op je voice mail hoor je dat ze een jonge man zoekt. Zodra je haar aan de lijn hebt, zeg je maar meteen dat je niet echt een jonge man bent. Zij vindt het wel interessant om je verhaal te horen. Of het een niet meer jonge man mag zijn, moet de redactie beslissen. (Men zal wel een frisse jonge vent willen, vermoed je.) Ze vraagt waarom je geen kinderen hebt. Het is waarschijnlijk de meest voor de hand liggende vraag. Maar dat woord waarom komt recht binnen, via je onbewaakte flank. Het verwart je. Je probeert het uit te leggen, waarom. Waarom, het lijkt een reden te suggereren. Dat het leven gaat zoals het gaat, dat je weet waar je ingedeukt bent, is dat een reden? Dat je kunt zien en verklaren hoe de dingen gingen lijkt nog iets anders dan zeggen waarom. Je zegt dat je onlangs je verhaal hebt gedaan in een stukje dat je schreef. De Flairmevrouw zegt dat ze dat gelezen heeft. (Het blijft een beetje raar als iemand dat zegt.) Ze hoopt dat ze met je mag praten van de redactie.

De waaromvraag blijft de rest van de dag door je lichaam gaan.

Een vergadering. Je bent moe. Eigenlijk kwetsbaar, maar daardoor misschien prikkelbaar. Het schuift wel van je weg.

Een avond alleen thuis. Het is goed.

Nachtverwarring.

Een hoekig lijf in de ochtend. Het komt traag op gang.

Een meneer staat te brullen tegen jou.

Heen en weer.

Een mooi middaggesprek. Het had langer mogen duren, je voelt je een beetje verlegen. Waar je liever over had willen praten, het zal voor een andere keer zijn.

Heen en weer.

Goed dat je weer thuis bent.

Je denkt aan Famous Blue Raincoat. Je luistert.

Geen waaromvragen meer voor deze dag.