01 juni 2020

Gedachten 76

Een weekdag. Blijkbaar ben je week, op deze dag.

Wakker worden in een rare droom.

Je rug is ook aanwezig, en zal dat blijven.

Beginnen alsof het een werkdag is. (Hoewel je zin hebt om veel tijd te verliezen, gewoon zomaar.)

Het nieuws bij elkaar zoeken. Op maandag eigenlijk vrijdag voorbereiden.

En dan die andere klus die je je had voorgenomen. Je leest je circulair weer in. Er is een kleine tekstdrempelvrees. Je wilt het eerst allemaal een beetje in je hoofd zien.

Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou? Hoe gaat het met jou?

Je krijgt een antwoord van ongeveer de andere kant van de wereld. (Het blijft moeilijk om te vatten hoe dat werkt. Het geeft niet, het is alsof ze dichtbij is.)

Tussendoor kijken naar weer een thuisconcert van de geweldige Richard Thompson.

De stukjes van de tekst beginnen zich in je hoofd op te stellen.

Je hebt een lekker stuk van de krant voor het laatst gehouden. (Krantenplanning in verlengde weekends, ook dat is een vorm van uitstellen van genot.) Het boekenkatern. Een verhaal over een recensent die behoorlijk fout bezig was. Het houdt je al enkele dagen bezig, sinds je er voor het eerst iets over las. Het verhaal van de recensente die over de hele zaak vertelt raakt je. (… iets over mannen.) En je bent het net als zij toch ook niet eens met die schrijfster die zegt dat een recensie ‘neutraal’ moet zijn. (Beelden komen terug uit je opleiding, over de ‘fallacies’ van de literaire kritiek. Je hebt al meteen allerlei antwoorden klaar.) Je zou graag eens doorpraten met die recensente, denk je.

Het interview met de schrijfster ontroert je, ook. En er is de bespreking van het boek waar je net in begonnen bent. En een stuk over de essayiste die je zo bewondert. (Telkens als je van haar een tekst leest op The Guardian kun je niet anders dan woew zeggen.)

(Lezen over boeken is naast een genot ook een beetje bedrieglijk. Het is alsof je al een klein beetje in dat boek bent, alsof het boek al een klein beetje in jou is. Alsof je je daardoor een heel klein beetje groter voelt dan je eigenlijk bent, qua permanent falend wezen. Alsof het net een heel klein beetje minder erg wordt dat je die eindeloze hoop boeken nog niet gelezen hebt. En natuurlijk ook omdat je gewoon graag luistert naar iemand die op een mooie manier over een boek vertelt.)

(In de opleiding leerde je dat je zelf een eigen poëtica zou moeten hebben. Je zou er nog altijd niet goed op kunnen antwoorden als je de vraag kreeg naar de jouwe. Je kunt wel vrij snel weten, alleen al door naar een boek te kijken, of het iets voor jou zal zijn. Soms weet je: dit is goed, maar ik wil het niet lezen. Misschien is je antwoord, na al die jaren, dat een boek aan jou zijn noodzaak moet bewijzen. Daar respectvol over nadenken is iets heel anders dan neutraal zijn. Maar het is ook iets heel anders dan recensenten die in hun bespreking meer over zichzelf dan over het boek praten.)

Lekker fietsen. Naar de mensen kijken die je voorbij ziet fietsen of stappen. Hoe ze bewegen, hoe ze in de tijd zijn.

Verder werken aan de tekst. (Nu even doorbijten, jezelf over de drempel duwen.)

Je ziet de beelden van die sheriff die mee opstapt met de betogers. (Tranen.)

Je denkt aan de geweldige Mavis Staples en dat nummer op die plaat met liedjes van de burgerrechtenbeweging. Met die nerveuze stuwende onderbouw door Ry Cooder, en die geweldige videoclip die erbij hoort. (Genoeg volume is nodig.) (Tranen.) (Klein, verward, opstandig.)

De tekst stelt zichzelf samen. Je had verder willen staan, ook al die andere tekst af hebben, maar dat is voor later. (Het mag heel even.)

Je denkt aan dat ook al geweldige nummer uit die geweldige reeks (die je nu al enkele avonden na elkaar zit te verslinden). De dreiging, en dan de explosie. En iets over dansen op de rand van de vulkaan. Het blijft door je hoofd gaan.

Je leest verder in het boek. (Terwijl hoor je dat nummer nog ergens in je hoofd.)

Je ziet het meisje op de fiets voorbij rijden. (Ze is er weer, gelukkig. Dingen die blijven.)

Je ziet de beelden van de betoging in het nieuws. De politieman die ontroerd is. De politieman die knielt.

(En terwijl zal die ene (niet voor publicatie vatbaar) wel aan het golfen zijn zeker? Of zich opwinden omdat iemand op zijn (niet voor publicatie vatbaar) getrapt heeft?)

Je ziet de kleuters die weer naar school mogen glunderen. (Bijna allemaal toch.)

Het is of een deel van je lichaam niet rustig wordt.

De dingen zullen zich wel neerleggen, straks.

En morgen is er de trein, denk je.

Gelukkig is de zee er altijd. Ergens.

Geen opmerkingen: