20 juni 2020

Gedachten 95

De drukke vrijdag zit nog in je lichaam, merk je ’s nachts. Naast andere dingen.

Iets in je zegt dat je eigenlijk meer een lege plek zou willen in de dag, om de verhalen gewoon te laten bewegen. Om te kijken, te wachten op woorden, of nog-niet-woorden. Maar het is niet anders. Ook de zaterdag heeft nog een grote brok in de categorie te doen.

(Het lichaam worstelt een beetje tegen. Je probeert het gewoon even neer te leggen.)

Tegelijk is iets ook dichtbij, de hele tijd. (Het is wonderlijk.)

(Misschien mag het.)

(Stemmetjes.)

In de winkel. Soms denk je dat je iets aan het vergeten bent. In je hoofd kijk je in je kasten, om te zien wat het zou kunnen zijn. Je ziet niets.

Je probeert in je hoofd te zien wat je morgen op de tafel zult zetten voor het etentje. Dat helpt soms ook.

(Zal het wel genoeg zijn? Zal het wel lekker genoeg zijn? Zul je niet door de mand vallen? Hoe ga je dat nog doen morgen voor het dessertje?)

(Maar verder ben je helemaal niet zenuwachtig, vanzelfsprekend.)

Thuis begin je al aan de vertaling van het verslag. (Dat ding past niet zo goed in je zaterdaglichaam, merk je nog

Tussendoor nog snel even naar de wereldwinkel. En ook even zoeken waar de zoete beertjes liggen, in het kader van de belangwekkende dingen.

En dan verder.

Bob is er ook. Met elke beluistering ontroert het meer.

(Je kijkt even. Het voelt rustig zo. En iets trilt in je huid.)

Je knutselt verder aan het verslag. Je kunt het proces niet versnellen, het heeft geen zin.

Heel even gaan liggen na het eten.

Je spreekt al af met jezelf dat die andere dingen die je nog moest doen niet meer voor deze dag zullen zijn.

(Daar waar je kunt kijken, het lijkt ondertussen een ander stuk van je lichaam.)

Het is eindelijk klaar.

(Daarna is het het overgangslichaam, dat weet je ondertussen. Het kan je lichtjes bang maken.)

De verhalen komen dichterbij, schuiven terug in je. (Koud, tranen, trillen, enigszins.)

Terwijl je staat te koken, is het alsof er een gesprek beweegt in je hoofd. Je begrijpt het nog niet helemaal.

En de vergadering begint.

(Je hoort de spiegel van je gesprek. Het is zo wonderlijk.)

(Dankbaar.)

Je bent een beetje te moe voor een vergadering op zaterdagavond, denk je. (Het duwt je lichaam weer een beetje opzij.)

En het mag stil worden.

Nog even naar Bob. Kleuren die bij deze avond passen. Ze veranderen je adem.

(Je kijkt naar je handen.)

De dag mag zich terugtrekken.

Geen opmerkingen: