23 maart 2020

Gedachten 6

Na een week merk je dat de videoconferentieskills beginnen te verbeteren. Wie weet zul je ooit nog een man van de wereld worden.

Moet misschien zijn: mens van de wereld. Dat zou nog kunnen lukken.

Het aarzelen voor een vervelende huishoudelijke klus moet worden uitgevoerd. Je houdt – stel je vast – van een zekere voorspelbaarheid. Dingen in huis moeten gewoon, en liefst eeuwig, gewoon doen wat ze moeten doen. In je hoofd mag er chaos zijn af en toe, maar de dingen in het huis mogen niet stuk gaan of sputteren of aarzelen of een neiging hebben tot werkonwilligheid. Het aarzelen is het gevolg van een zekere desoriëntatie. Die gaat gepaard met magisch denken. Het probleem zou zich nog altijd geheel vanzelf, desnoods met goddelijke interventie, kunnen oplossen. God heeft echter al lang geleden beslist om bij jou niet tussen te komen. De boeddhisten zeggen dat de onbestendigheid de ware aard der dingen is. Op een spiritueel niveau ben je het daar wel mee eens, of oefen je jezelf in het daarmee eens zijn. Het aarzelen is wat voorafgaat aan het moment waarop gewoon moet gebeuren wat er te doen staat. Het voordeel van alleen zijn de hele tijd is dat je het probleem niet, met enig drama, op een ander kunt afschuiven. Wat dan weer goed is voor de ethische zelfopvoeding. Waarna je er toch maar aan begint. Het lukt niet meteen helemaal. Maar wel al een beetje. Je gevoel van huiselijke machteloosheid neemt af. Je legt jezelf uit dat je bezig bent met kijken naar alles wat is, in de vorm van milde aandacht. Je probeert je eigen boodschap te laten doorsijpelen. (Een weergave van de innerlijke dialoog op een gewone maandag in 2020.)

Je ziet het verslag van een webinar – klinkt wel cool, dat je dat woord zomaar in de wereld los kunt laten, zowaar als een mens van de wereld – over de verschillende lagen in ons brein. Hoe ze met elkaar samenwerken (al dan niet) en hoe ze reageren op onvoorspelbaarheid. Je begint sommige dingen steeds beter te zien.

Misschien ben je inderdaad aan het oefenen.

Je belt met je schoonbroer. Dokter. Heeft zichzelf opgesloten, na een positieve test. Gelukkig is de hele bovenverdieping net gerenoveerd. (Je kunt hem wel niet vragen om even je zus door te geven. Die beweegt geheel vrij door de rest van het huis.)

De klokken klappen mee.

Een heel mooie mail. Met een heel mooie zin.

Er is een ondergrens aan de hoeveelheid chocolade die in huis moet zijn. Moet niet noodzakelijk heel veel zijn. Er is geen reden tot hamsteren. (Zelfs voor chocolade is ethisch gedrag aangewezen voor het karma.) Maar er is wel een ondergrens.

Wakker worden in de ochtend uit een heel nare droom. In de droom was je verontwaardigd aan het roepen, heel hard en heel lang. Iemand beschuldigde je van iets dat je echt nooit zou doen. Integendeel eigenlijk. Maar hij bleef daarmee doorgaan. Wat jij niet begreep in die droom. Je wordt wakker. Het duurt nog even eer je beseft dat je weer in het echte leven bent. Tijdens het ontbijt zeg je tegen jezelf dat die persoon in je droom zoiets in het echte leven nooit zou gedaan hebben. Integendeel. Het duurt toch nog even eer je daardoor helemaal gerustgesteld bent.

Je zoekt een beeld. Je kijkt er lang naar. Het komt dichterbij. Het heeft zich in je genesteld. Je zou het zomaar in het echt herkennen.

Een ambulance op het plein. Iemand wordt naar het ziekenhuis gebracht. Terwijl je aan het fietsen was, hoorde je – bijna thuis – een sirene. Het was die ambulance.

Middagmeditatie.

De grote vrachtwagen was je voorbij gereden. Op die plek lag er al veel zand, door de bouwwerf. De vrachtwagen zorgt voor een stofwalm. (In jouw vroeger dialect noemde men dat stoeber.) Een hele tijd later merkte je nog dat er zand tussen je tanden zat. Of anders gezegd: alles is verbonden met elkaar.

In tijden van oefening zijn er overal levenslessen te rapen.

Geen opmerkingen: