19 september 2020

Het landschap waarin je beweegt


Misschien is je lichaam een landschap waarin je beweegt. Misschien ben je onderweg. Misschien is dat een manier om een vraag te beantwoorden. Wie ben je? Ik ben plekken.

Binnen eenzelfde dag ben je plekken.

Wakker worden en merken dat het al laat is. Of dat het niet zo vroeg is als gewoonlijk. De vorige avond was je lichaam opgejaagd, je wist niet waarom. Iets dat uitgesteld was, misschien. Je had een moeilijke nacht verwacht, in etappes, een beetje moeizaam. En het is zomaar anders, als een geschenk.

Na de boodschappen begin je aan het lijstje. De dingen die nog moeten gebeuren, die je je voorgenomen had. Om daarna vrij te zijn, wat dat ook moge betekenen. Eigenlijk heb je geen zin, maar je doet het toch maar, zodat de tafel leeg is. (Er is een soort traag kruipende vermoeidheid, ergens in je schouders.)

Je bekijkt nog even het nieuws, bij je favoriete buitenlandse krant. Sommige dagen lukt het, met een min of meer afgelijnde verontwaardiging de dagelijkse berichten over de Amerikaanse president lezen. Andere dagen lukt dat niet, en neemt een razernij het van je over. Dit keer is het andere dagen. Je voelt zoveel walging. Je handen trillen. Je had al de vorige dag dat verstillende interview gezien met de zoveelste vrouw die is aangerand door die vieze man. Hoe moedig ze is. (Je weet geen blijf met alles wat in je krijst en stampt.) Je leest de verhalen over die geweldige rechter die gestorven is. Ze had zo gehoopt te blijven leven tot na de verkiezingen. En de cynische onbeschaamdheid van die vreselijke venten die zelfs niet één dag kunnen wachten. Voor hen is haar dood vooral een opportuniteit. (In je roept alles.) Het is alsof je hun vieze geur tot hier kunt ruiken, alsof je huid samenkrimpt, alsof ze elke plek in zouden kunnen nemen, alsof ze ervoor zullen zorgen dat je nergens veilig bent. (De leeuw die ergens in je huist is er ook even weer. Daar waar je rechtop zult staan.)

(Je zult weer uren nodig hebben om terug alleen maar zee te zijn, denk je.)

Je staat aan te schuiven voor de deur van de Lijnwinkel. Het is als een kleine meditatie. De mensen die achter je staan, zijn een beetje rusteloos. Ze bewegen heen en weer. Jij staat stil, je beweegt alleen de rimpels in je hoofd. Het is ook wel mooi, de mensen in de rij. Alsof de hele wereld daar staat, in alle kleuren. Je ademt rustig, je bent gewoon de plek in die rij.

(Het blijft je verbazen hoe traag sommige mensen kunnen fietsen.)

Je haalt in de winkel een grote zak koffiebonen, voor op het werk. Wanneer je de zak van het schap neemt, is er heel even die geur. Terwijl je daar staat, verticaal, is er ineens die geur, horizontaal. Je kunt een kruispunt zijn.

De vrouw die aan een tafeltje zit, koffie te drinken, kijkt je lang in de ogen aan. Even verder kijk je naar de oude vrouw die moeizaam de straat oversteekt en de hele tijd dankbaar knikt naar de chauffeur van de bus die geduldig wacht tot ze aan de andere kant is. Het kleine jongetje dat joelend in de bak van de bakfiets zit heeft je niet gezien, denk je. In zijn wereld is alles nog mogelijk.

In de kieren van de dag gaat een gesprek de hele tijd door. Soms voel je je ver weg. Soms ben je alleen adem.

Na de middag ga je even liggen. De pijn in je rug en schouders en bekken mag even gewoon vrij.

Je knipt dorre takjes weg van de planten op het terras. Je probeert het zo traag mogelijk te doen. In volle milde aandacht.

Je bent op een eenzame plek. Je huid is zwaar. Je kijkt.

Je zit met de kranten en je verse boek tussen de planten te lezen. Er is net dat beetje wind dat je bijna lijkt te strelen. Je huid tintelt. Iets draagt je.

Aan die kant hoor je soms het geluid van sirenes, aan die kant het geluid van een huilend kind. Je bent een verdwijnplek.

Je voelt de stroom, kijkt ernaar, en ontvangt. (Je zegt iets.)

Je ruimt de boodschappen die nog op het aanrecht liggen op. (Het hoort bij het ritueel, dat ze daar een tijd blijven liggen. Waarom, dat weet je niet helemaal zeker.) Je snijdt de tomaat op de meest aandachtige en sierlijke wijze mogelijk. (Ze zal dan mogelijk anders smaken.) Je loopt heen en weer. Je probeert de vloer zo zacht mogelijk te raken.

Je ziet de beelden van de oude rechter die is overleden in het journaal. De tranen lopen over je gelaat. Je buigt. 

(Soms wil je tegen de tijd kunnen duwen.)

Je kijkt naar je handen.

(Je ziet de woorden die enkel in je bewegen.)

Het is belangrijk om via de toetsen de woorden heel erg zacht aan te raken. De woorden verdienen het gestreeld te worden.

Geen opmerkingen: