31 oktober 2017

Nauwelijks merkbaar

Die kleine bewegingen.

Even achterover leunen. Even in een niemandsland zijn. Waar je herinneringen gewichtloos zijn. En traag terugkomen.

Zien hoe de woorden zichzelf schrijven.

Bij je documenten een oude brief zien staan. Zien hoe je hand die bijna opent. En toch niet.

Het theezakje bewegen en kijken naar het donkere gembergeel. Wachten.

Je vinger over je wang. Je huid is niet meer helemaal glad, het is geen ochtend meer. Het ritselt.

In je hoofd naar een plek gaan, ondertussen lang geleden.

De pagina van de literaire katern traag omslaan. Dan blijven de woorden dichter bij je, en om een of andere reden kun je dat goed gebruiken.

Je staat altijd al te wachten in het halletje van de trein voor die in het station komt. Terwijl je daar staat, heel voorzichtig je evenwicht verschuiven, van de ene naar de andere kant. En dan wachten tot de trein stopt en die jouw lichaam mogelijk zachtjes in een andere richting duwt.

Je ene arm een beetje laten wiebelen, terwijl je door de winkelstraat loopt. Je arm observeren. Van binnen naar buiten.

Je komt de mevrouw uit de winkel tegen. Een kleine glimlach. Je beweegt iets.

Tegen de toog leunen, een beetje, terwijl je dat brood vraagt. Alsof je iets zou moeten voelen.

Een hele tijd wachten voor de deur, en dan het ijs uit de vrieskast halen. Twee potjes.

Aan de kassa je boodschappen voor het bezoek de volgende dag zorgvuldig verdelen over de twee zakjes. Alsof je daarmee iets belangrijks hebt gedaan. Een heel klein beetje zenuwachtig zijn, al weet je niet waarom.

Op weg naar huis. De straat ruikt naar bijnanovember.

Even gaan liggen. Of toch niet helemaal, ergens tussenin. Voor je aan het eten begint. Even ben je weg, ergens. Alsof er een plek is tussen hier en daar.

Na lang wachten toch, uiteindelijk, voor het eerst de verwarming in huis aanzetten. En dat heel spannend vinden, eigenlijk. Voelen dat je het toch wel heel fijn vindt, warm. Misschien wil je wel warm. Een aarzelend geluk.

Net iets trager dan anders het kommetje uit de kast halen. Yoghurt.

Een vleug van een niet nader genoemd verdriet passeert ergens. Je voelt een trilling in de lucht.

De huid van je voorhoofd bevragen.

Kijken naar een concertje dat live gestreamd wordt. Een van je grote helden. Er zijn 15 mensen aan het kijken. Je zou iemand willen bellen om het te melden.

Je zoekt een foto. Ergens.

Met je vingertoppen het tafelblad betasten. Zij herinneren zich nog hoe het gemaakt is.

Woorden heen en weer schuiven. Kleine bewegingen.

Iets is moe in je lichaam, het beweegt. Niemand ziet het.

Misschien kun je een heel trage dans overwegen. Op weg van hier naar daar, straks, of zo.

Het mag warm zijn, denk je. Voorzichtig.

Het is goed. Weet je.

En je kijkt naar je handen. Hoe ze woorden bewegen.

Geen opmerkingen: