20 augustus 2021

En blijven


‘Het is mooi dat we hier kunnen zijn, en gewoon praten, en zwijgen.’
‘Misschien is het wel een kans die we gewoon krijgen, of die we genomen hebben. Ik vraag me soms af waarom het zo lang geduurd heeft, of waarom we eerst zo oud moesten worden voor we dit konden doen. Maar misschien is dit wel net goed, hadden we gewoon de tijd tot nu toe nodig.’
‘Dat zou wel kunnen. Dat je eerst zo lang moet dolen en dat je dan ineens de dingen begint te zien. En dat je dan achteraf ziet dat dat dolen toch meer was.’
‘Dat klopt wel denk ik. Soms ben ik ook wel een beetje moe. Het heeft een en ander gevraagd, om tot hier te komen.’
‘Maar hier zijn we nu. Er ligt nog zoveel te wachten. Er is nog zoveel hier en nu.’
‘Dat probeer ik ook telkens tegen mezelf te zeggen.’
‘Die gedachte van dat rouwen vind ik wel mooi. Ook een beetje droevig, maar wel mooi. Dat je het rouwen, of het uitgestelde rouwen, van het ene leven naar het volgende kunt doorgeven. En dat het dan wel ergens kan afgerond worden.’
‘Ja, dat is wel een bijzonder beeld. Ook wel heftig. Er zit ook een besef in dat je rouwen eigenlijk niet kunt wegduwen, uiteindelijk. Het gaat doorheen de tijd van lichaam naar lichaam, denk ik wel eens.’
‘Als ik traag kijk, zie ik soms dat ik aan het rouwen ben. Maar daarmee weet ik nog niet voor wat of voor wie. Ik weet ook niet waarom ik wel voor het ene en niet voor het andere rouw.’
‘Misschien moeten we gewoon kijken nu, en blijven kijken. Ik denk dat we het goed doen.’
‘Dat is een mooie gedachte. Soms zou ik willen weten hoe de tijd naar mij kijkt. Of hoe de kinderen naar mij zouden kijken, misschien is dat hetzelfde. Of er dingen zijn die stoppen bij mij, die zich neerleggen.’
‘Ik denk dat dat zo is. Je bent best wel moedig, ik weet niet of ik dat al gezegd heb tegen jou.’
‘Dat ontroert me wel. Moed is zo’n belangrijk woord, op een of andere manier. Soms weet ik niet of ik uiteindelijk toch niet te veel van mezelf heb gevraagd.’
‘Wat aanvoelt als je eigen gevecht, is soms ook het gevecht van iemand anders. Of het gevecht van de stukken in jou.’
‘Dat idee vind ik eigenlijk wel bevrijdend. Dat ik al die stukken ben, en dat we eigenlijk allemaal wel een beetje een hoop stukken zijn.’
‘Het is een troostende gedachte dat het beeld van die stukken het je in zekere zin gemakkelijker maakt om jezelf als heel te zien.’
‘Ja, dat is het.’
‘Er is een zachtheid in die gedachte.’
‘Het verandert ook iets aan de eenzaamheid. Al is het besef soms wel overweldigend, in al dat hier en nu.’
‘Misschien moeten we er een mooi beeld voor verzinnen. Iets als elke dag opnieuw ontdekken hoe lekker chocolade is.’
‘O ja.’
‘Kunnen we dat wel aan? Zoveel chocolade?’
‘Met mate natuurlijk, wat dacht je?’
‘Maar zoals jij nu alles met mate doet, dat mag toch nog wel een beetje veranderen.’
‘Het is een verwarrende gedachte, maar je hebt waarschijnlijk gelijk. Zoals steeds.’
‘Het komt nog wel goed met ons, denk ik.’
‘Ja.’

Geen opmerkingen: