06 augustus 2021

Misschien is het de zee


Een taartje met aardbeien. Er is altijd wel iets te vieren. En het voorzichtig fietsen, met een taartje.

Je luistert naar de verhalen. Het doet goed bij je vrienden te zijn. Wat doe je bij de grenzen van het leven? Een traag gesprek.

Je vertelt iets, of het vertelt zichzelf. Het doet pijn. Het is iets van verlies. Het weegt.

Je vraagt iets aan het landschap, terwijl je fietst in de zon.

Het boek ademt.

De geluiden van de nacht.

Een bijzonder gesprek. De dingen die een ritueel raken. Iets over een grote liefde, iets over dertig jaar. Je kijkt naar je handen, terwijl je iets probeert uit te leggen. Iets over jouw grenzen. Wat je niet weet over het blijven.

(Iets maakt je verdrietig, je zult het pas later voelen.)

Een mooi gesprek. Het weerzien ontroert je. Verhalen over grenzen, en onvermogen.

(De verhalen bewegen, volgen hun weg.)

Een avondvergadering. Je moet iets overwinnen om in beweging te komen. Wat je hoort, raakt je.

(De koude onder je huid.)

Een vroege ochtend. Je gaat even op en neer naar je werk. Een opleiding die moet gegeven worden. Het is even wennen. Je stem zoekt het ritme van de woorden.

In de trein terug denk je aan de kinderen. (Waar zouden ze zijn nu? Wat zouden ze doen? Een verhaal stokt.)

Het huis wacht op je, is blij je te zien.

Je leest verder in het boek. Je verdwijnt.

(Uitgesteld gevoel, uitgesteld inzicht.)

Weer binnen, als een stroom, komt het over je heen. Alsof je het ineens ziet. Dat woord helpt je.

(Het beweegt. Het gaat over rouwen.)

Waarom rouw je niet om dat ene? Of denk je dat dat zo is? Waarom wel over dat andere?

(Het beweegt, weegt, het is goed zo.)

De nacht is anders. Die droom van de vorige nacht, die je nog helemaal voor je ziet. (De dag daarvoor had je nog die muziek gehoord, van dat concert waar je met haar naartoe was gegaan.)

Vroeg in de ochtend. Een afspraak. Je vertelt iets over de herinnering van je lichaam.

De nuttige dingen van de dag. (Een beetje opruimen in de boekenkast. Net zoveel boeken tot de tas vol is, klaar om weg te brengen. Eigenlijk ben je blij dat dat ene boek weg is uit jouw huis.)

De dingen uit het boek, als golven. Nog iets over de kinderen, iets over eenzaamheid en hoe het koude water trekt.

(Je zoekt naar woorden. Je wilt eigenlijk alleen maar afgeleid worden. De stroom is verder weg.)

De nacht is diep.

Een korte vroege vergadering. Het is goed hen even te zien.

Je kijkt naar een filmpje van een gesprek. (Het is goed dat je kijkt, denk je, maar het zal voor iets later zijn, zodat je trager kunt kijken.)

Op weg naar het station. Je komt een ver familielid tegen in de winkelstraat. Ze spreekt je aan met de naam van je moeder. (Alle verhalen in enkele minuten.)

Normaal maakt het je vaak niet zo uit, maar nu zou het fijn zijn als de mensen net iets stiller zouden praten in de trein.

Een mooie wandeling. (Je merkt het aan je stem, dat het goed is dat je iets probeert te vertellen over het rouwen.)

(Misschien is het gewoon iets van het ouder worden. Misschien is het iets anders. Misschien is het gewoon uitgesteld.)

De ene trein terug haal je net niet. De andere volgt een andere route. Die voelt steeds een beetje kleiner aan. Je nadert het einde van het boek.

Je loopt door de stad naar huis. Je kijkt naar de mensen, hoe ze bewegen, waar de verhalen huizen.

Geen opmerkingen: