04 februari 2023

De paradijstuin


Je wilt je vader nog een laatste keer terugbrengen naar de plek van zijn jeugd. Je wilt met hem zijn, op de plek van alle verhalen. Misschien wil je een leven langer maken, wil je de dood bezweren. Want sterven, dat doe je niet in de zomer. Maar de dingen lopen niet zoals je zou willen. De dood trekt je geliefde vader onverbiddelijk weg uit je handen. En daarna heb je nog een jaar te overleven. En dan nog een, en nog een, waarschijnlijk. Als je er in dat jaar over schrijft, in fluisterende, meanderende woorden, lukt het misschien wel om die vader langer dicht bij je te houden. Zsuzsa Bánk doet het in De paradijstuin. Het boek is vertaald uit het Duits, en in die taal heeft het als titel: Sterben im Sommer. De oorspronkelijke titel is beter, denk je als lezer. Het lijkt een klein beetje alsof de Nederlandse titel het boek wat minder droevig wil maken. De bloemen die je op de kaft ziet, bevestigen die indruk. Het is eigenlijk jammer, want de taal van Bánk is de plek die de dood in evenwicht houdt.

Het boek vertelt het echte verhaal van de periode voor en na de dood van de vader van Zsuzsa Bánk. Hij is voor haar een heel bijzondere man. Zijn aanwezigheid maakt dat zij zich veilig voelt in de wereld. Hij lijkt de spil waarrond het hele leven draait. Hij is in 1956 zoals vele anderen gevlucht uit Hongarije. Ergens net over de grens is hij zijn vrouw tegengekomen, waarna ze zich vestigden in de buurt van Frankfurt. Hij zal uiteindelijk sterven in hetzelfde ziekenhuis waar zij geboren is. Wanneer hij al ziek is, wil ze hem nog een laatste keer meenemen naar de plek in Hongarije waar ze vaak de zomers doorbrachten. Het is een paradijselijke plek, nabij een meer. Maar onderweg begint het fout te gaan. Hij moet opgenomen worden in een ziekenhuis. Het gaat niet goed met hem en hij wordt vervoerd terug naar Frankfurt. En de dingen voltrekken zich.

Bánk vertelt dit alles in korte hoofdstukken. Het is het verhaal van haar vader, maar het is ook haar verhaal. Haar vader was altijd een beweger. Hij groeide op in een treinstation, was op een bepaalde manier altijd in beweging. Een deel van wie zij is met hem, ligt ook in bewegingen. Het ritme van de seizoenen. De zomers in Hongarije. Zo kunnen proeven en deel worden van de verhalen van haar vader, van de taal. Ze kan met hem meebewegen zo lang er de zekerheid is dat hij er is. En dan wordt die zekerheid verstoord. En ze verzet zich tegen alle dingen die gebeuren. De afstanden zijn ineens een immense hinderpaal die haar machteloos maken. Er zijn alle procedures, gewoontes en communicatiestoornissen in de ziekenhuizen. Als een soort onvermijdelijke bureaucratisch ritueel waar ze tegenaan loopt. Ze vecht met het controleverlies. Ziek worden en dan in een lange beweging sterven, het is een universeel ritueel deel van het leven. Dat besef lijkt echter geen troost te geven, integendeel. Het is een individuele weg waar ze doorheen moet. De gedachte dat haar vader er niet meer zal zijn, is ondraaglijk.

In die korte stukken springt ze heen en weer in de tijd, in omtrekkende bewegingen omheen het verhaal van het ziek worden en sterven van haar vader, en de maanden die erop volgen. Je blijft als lezer dicht bij haar. Het duurt heel lang eer je iets te weten komt over haar eigen gezin, en dan nog lijken die elementen beperkt tot het strikt noodzakelijke. Het is haar reis. Na zijn dood gaat ze uiteindelijk toch zelf nog eens terug naar daar. Het voelt goed daar te zijn, maar hij is er niet meer. Langzaam maar zeker vindt ze zichzelf, zonder die veilige spil die er altijd leek te zijn.

De paradijstuin is een droevig boek. En toch voelt het niet echt zwaar aan. Er is wel het gewicht van de tijd. De voorafgaande pijn voor het aangekondigde afscheid, de rouw die zich niet laat sturen. De tijd die dat alles vraagt, die voel je als lezer heel goed. Soms denk je dat het wat lang begint te duren, maar je beseft tegelijk dat dat erbij hoort. Het heeft te maken met de taal van Bánk. Je voelt dat het haar daarom te doen is. Het is niet donker tussen de woorden. Ze volgen rustig hun eigen ritme, met een licht melancholische sluier. Ze fluisteren. Je kunt je gemakkelijk voorstellen dat ze voorgelezen worden. Als lezer wil je wat je leest soms een beetje versnellen, maar dat gaat niet. Zo lang zij schrijft, zo lang jij leest, zo lang het verhaal verder gaat, zo lang is die vader nog hier. Wanneer de woorden stoppen, is hij daar.

Sterven in de zomer zou een betere titel geweest zijn voor dit boek. Het heeft geen zin de dood uit de weg te gaan, ook al komt die in de zomer. “Ik dacht altijd dat de mensen tussen november en januari stierven, nadat de zon afscheid heeft genomen, de temperaturen dalen en het donker wordt. Winter betekent dood, zomer niet. Zomer betekent leven. Maar ze sterven vreemd genoeg ook in de zomer, zelfs op warme, heldere, onschuldige, smetteloze dagen sterven ze.”

Geen opmerkingen: