23 september 2023

Surrender


Je begint de week met nog iets van de warmte, het verdriet en de verwarring van de zondag in je huid, en dat is goed. (Eigenlijk ben je blij dat je huid zo gevoelig is, denk je, je voelt hoe de zee in je en uit je stroomt.) De week week beginnen, het is wel goed, denk je.

De vergadering. Je kijkt naar de bewegingen, naar hoe het spel gespeeld wordt, zou je kunnen zeggen. Het maakt je droevig. (Het moet door je heen sijpelen, en dat zal wel gebeuren.)

(Je tand – of zijn het tanden, je weet het niet zeker – doet zinderend pijn.)

Een rusteloze, zweterige nacht, in 37 etappes. Je weet niet hoe je niet aan die tand kunt denken, het zindert.

In de ochtendspiegel zie je een dikke kaak. Het moet een ontsteking zijn. (Al die andere mogelijke verklaringen verdwijnen weer.) Je stuurt een bericht naar de tandarts. Ze laat al snel weten dat je enkele uren later mag komen. Je bent dankbaar.

Je doet de deur open om de meneer van Amazon binnen te laten. Hij legt een pakje in de hal, en maakt meteen ook een foto. Dat moet hij bij elk pakje doen. Hij legt je uit waarom. Dat is toch wel veel werk, zeg je. Och meneer, zegt hij, in het leven is er niets dat gemakkelijk gaat, dus waarom zouden we treuren.

De tandarts gaat doelgericht en efficiënt te werk, zoals steeds. Het geavanceerde gepeuter in die gevoelige plek doet even enigszins veel pijn. (Maar je bent daarvoor opgeleid, denk je stoer.) Je bent blij. Het helen kan beginnen.

Je verontschuldigt je tijdens de vergadering voor je belabberde uiterlijk.

Later die dag. In de trein. Op weg naar een vriendin die je al bijna een jaar niet meer zag. Je kijkt naar het landschap, op weg naar het eindstation. 

Terwijl je op haar wacht, kijk je naar het gewriemel van al die jongeren die heen en weer gaan tussen alle bussen. Ze bewegen op gestileerde wijze, zo lijkt het wel. Daar komt ze aan. Je verontschuldigt je voor je belabberde uiterlijk. Je bent blij haar weer te zien. De verhalen bewegen als adem.

In de trein terug. Je leest verder in het dunne boekje, het aangrijpend mooie verhaal over de laatste maanden van een vrouw met kanker.

De nacht is diep en rustig. Met wonderlijke dromen.

Een andere dag. Je past weer in jezelf.

De vergadering. Met de aanwezigen wordt rustig stap voor stap de tekst in elkaar gepuzzeld. De tabel is de weg.

Je werkt de dingen verder af, je herschikt lijstjes.

Een trage nacht. Iemand kijkt je aan, bij het einde van een droom. In een eindeloos moment.

Een andere dag. De trein voelt als een plek van geborgenheid, je kunt het aan.

Die middag vertrek je naar die andere stad, voor een gastcollege. De docente is blij je weer te zien. Je vertelt je verhaal aan de studenten. Zij neemt je verhaal over om het hare te vertellen, zo lijkt het wel.

Terug thuis probeer je wat werk in te halen. Je krijgt een bericht: de tekeningen zijn er. Of je ze wilt zien. Je bent klaar, zeg je. Wat je ziet verwart en ontroert je diep. Je beseft nog niet helemaal waarom, maar je bent blij.

Die nacht is er ergens één mug. Ze laat je met rust. Ze gunt je je dromen.

Een verse ochtend. (Je denkt nog aan de tekeningen.)

Je begint doelgericht en efficiënt. Je schuift de briefing in elkaar. Hoewel niet helemaal nodig, heb je een trui aan. Het voelt geborgen. Je kunt het hebben.

De vergadering. Ze neemt de tijd die nodig is. Alle zinnen worden uitgesproken, ze luisteren naar elkaar, en leggen zich dan neer. Het is goed daar te zijn, denk je.

Later die dag maak je je klaar om met een vriendin naar het concert te gaan van een van je grote muzikale helden. (Er is een lichte buikzenuwachtigheid, maar die leg je naast je neer.) Je vertrekt in de regen. Er zijn verhalen, er is tijd voor verhalen. Ergens halverwege blijft de trein lang stilstaan in het station. “Door een weerbarstige reiziger hebben we bijna een kwartier verloren.”

Jullie komen aan in de mooie zaal, bijna aan het einde van de steenweg. Het is alsof je een huiskamer binnenkomt. Stoelen aan tafeltjes. Iedereen is rustig aan het wachten. Sommige mannen etaleren bij elkaar hun muziekkennis. (Een vermoeiend bijverschijnsel bij concerten.) En dan komt hij op, bijna onmerkbaar. Hij lijkt ouder en breekbaarder dan de vorige keer toen je hem zag. Hij begint te spelen. Even later komt zijn zoon erbij. (Ze zijn zo mooi samen.) Het is zo mooi, zo intens. Zo klein, en tegelijk als een hoogmis. In het begin lijkt hij een beetje in de war door het aandachtige luisteren van het publiek, daarna voel je hoe het beweegt. Je voelt iets over de noodzakelijkheid van kunst, of zoiets. (Je voelt je klein.) Bij die twee nummers aan de piano lopen de tranen door je huid. Dat je hier zomaar mag zijn, in dit nu. Hij vertelt hoe hij bij het schrijven van zijn nummers alleen maar volgt, normaal gezien (behalve dan bij dat ene nummer). Hij volgt waar het nummer hem naartoe brengt. “You provide the terms of my surrender, I’ll provide the war” (Week, bij het einde van de week.)

Een andere dag. Tussen de boodschappen door wordt het duidelijk, wat het was met die tekeningen. Ze heeft je iets laten zien wat jij tot dan niet kon zien. Ze heeft iets voor je gedaan wat jij nooit had kunnen doen. (Je moet het haar zeggen, denk je.)

Later die dag. Ineens zie je iemand die je al jaren niet meer zag. Eerder die week had je je nog afgevraagd hoe het met haar zou zijn ondertussen. De dag is goed, denk je.

De zonnebloemen op je terras beginnen te buigen voor de herfst.

Geen opmerkingen: