08 september 2011

Waar de rimpels zijn

‘Heb je altijd zoveel energie?’
‘Heb ik zoveel energie, vind je?’
‘Ja, zo lijkt het toch. Hoe je ’s morgens binnenkomt. Ik vind het altijd leuk als ik je weer hoor zingen. Alsof je er altijd zin in hebt.’
‘Dat is toch niet altijd zo. Soms voel ik de dingen wel stromen, en dan is het alsof ik gewoon moet inhaken. Maar soms is het ook alsof ik een beetje wegzink in mezelf.’
‘En hoe kom je daar dan weer uit?’
‘Gewoon dingen doen, en dat lichaam even vergeten. Vergeten dat het zo zwaar is. En dan is het ook weg na een tijdje.’
‘Je doet het door te denken.’
‘Is dat denken?’
‘Ja, dat lijkt me wel.’
‘Wat zou je dan anders moeten doen?’
‘Wachten misschien, tot je voelt dat het weer daar is.’
‘Maar dan weet je toch niet of alles terug zal komen?’
‘Nee, dat weet je nooit. Jij wilt de dingen wel graag weten, is het niet?’
‘Eigenlijk wel. Je gewoon overgeven aan het moment, zonder idee van wat er zou kunnen komen, zonder vluchtroute, dat is toch niet echt iets voor mij.’
‘Soms denk ik dat jij ook in je passioneel zijn nog altijd iets van controle zou willen overhouden.’
‘Waarschijnlijk wel. Kun jij dat dan allemaal loslaten?’
‘Ik weet het niet, soms wel, soms gemakkelijker dan jij. Ik denk dat ik anders leef dan jij.’
‘Waarom zeg je dat altijd?’
‘Het is gewoon zo, en het is ook niet erg. Uiteindelijk leef jij toch altijd vanuit je hoofd, of langs je hoofd. Ik kan het niet zo goed uitleggen. Je wilt alles weten, alles begrijpen, en alles wat je niet weet, wil je nog altijd kunnen verwoorden op een of andere manier.’
‘Ik weet niet zo goed of dat wel klopt. Ik voel toch ook heel veel in mijn lichaam.’
‘Ja, je voelt veel, maar je zult altijd nog willen beslissen wat je ermee doet. Je zegt altijd dat je veel honger hebt in je hoofd. Je vertelt hoe je beelden en verhalen en dromen wilt toevoegen aan je hoofd, om ruimte te hebben. Alles passeert toch uiteindelijk langs daar.’
‘Het is moeilijk om daar iets op te zeggen, het verwart me even te veel. Misschien wil ik dat wat jij nu zegt niet horen. Hoe is het voor jou dan?’
‘Ik denk dat ik veel meer door mijn lichaam leef, niet met mijn hoofd. Het is soms meer volgen dan willen weten.’
‘Soms zit ik je te bekijken, en dan ben ik bijna een beetje jaloers. Jaloers is het goede woord niet. Misschien is het meer verwondering, en een klein beetje verlangen. Hoe je beweegt, hoe je van het ene naar het andere gaat. Alsof het allemaal gemakkelijk is, alsof je nooit moet denken.’
‘Misschien is dat wel zo.’
‘Zouden we dat kunnen? Alleen door ons lichaam leven? Alleen luisteren als het ware.’
‘Ik weet het niet, en misschien wil ik er ook niet te veel over nadenken. Maar ik denk wel dat jij het beter wat meer zou doen. Het is alsof je altijd bang bent om te vallen.’
‘Ja, dat is zo.’
‘Maar dat hoeft helemaal niet. De dingen wijzen zich wel uit.’
‘Vaak is het alsof jij iets hebt, iets weet, waar ik nooit zal komen.’
‘Misschien verlies jij alleen maar tijd. Wil je wachten tot je helemaal klaar bent voor de dingen, tot je alles kunt vatten, tot je weet dat alles goed zal lopen, toch min of meer. En zo gaat het niet. Alles wat er kan gebeuren kan er alleen maar nu zijn. En dat nu komt niet meer terug later, het is weg, voor altijd.’
‘Ik kan daar niets op zeggen, ook dit is te moeilijk. Denk ik.’
‘Zie je wel. Grapje. Misschien moet je er niet zo aan tillen allemaal, moet je niet zo je best willen doen. Andere mensen kunnen ook best wel wat hebben, ze lopen niet meteen weg.’
‘Is dat wel zo?’
‘Ja, dat is zo. En als het niet zo is, dan moesten ze niet bij jou zijn, zo simpel is dat.’
‘Als jij het zegt, lijkt het allemaal eenvoudig.’
‘Nee, het is niet eenvoudig. Het is verwarrend en beangstigend, soms toch. Maar het is. We hebben geen tijd over. Soms is het alsof jij altijd wilt weten waar de deur is. Pas als je zeker weet waar ze is, zul je er misschien naar binnen gaan. Maar het zou ook kunnen dat er helemaal geen deur is, dat alles open is. Of zoiets. Dat je langs alle kanten binnen kunt, en langs alle kanten weer buiten.’
‘Is dat niet te veel vrijheid?’
‘Nee, zo wil ik het.’
‘Ik ben er nog niet aan toe, denk ik.’
‘Maar je kunt toch af en toe proberen, een beetje dan.’
‘Ja, dat kan ik.’
‘Dan is het goed. Probeer maar eens.’
‘Nu?’
‘Ja, nu.’

Geen opmerkingen: