09 april 2015

Tara

Ik zag haar voor het eerst in de winkel waar ik een hoed ging kopen. Zij was de vrouw die me kwam helpen. Ze had me daarbij al indringend aangekeken. Alsof ze iets zag, ergens in mij. Het relict van iets. Of misschien wel de belofte ervan. Ik dacht dat ze iets ging zeggen, maar ineens begon ze te blozen, waarna ze zich onmiddellijk op de formaliteiten stortte. Zoals daar zijn: ‘Wat is uw mailadres?’ Ook dat mailadres leek haar te verbazen, aan haar ogen te zien. Ik vermoedde dat er een vergissing in het spel moest zijn, gezien het uitgangspunt van mijn universele saaiheid.

En ik zag haar opnieuw op een ochtend op het perron. Het rare was, bij het opstaan dacht ik nog: vandaag ga ik iemand speciaal ontmoeten op het perron. In die flits zag ik die ene plek op het perron waar zij later ook bleek te staan. Zo ergens aan de deuren van de tweede wagon.

Het is raar. Sommige mensen lijken heel open en spontaan als je alleen met hen bent, maar daarbuiten, in de grote wereld, lijken ze dan weer ineens gesloten en schichtig. Zij was ook zo. Tara, dat was haar naam.

Ze stond een paar meter verder. De trein kwam eraan, en toen zag ik haar. Ze zag me ook, en knikte verlegen. Ze stapte in. Het leek me onbeleefd om gewoon in de eerste wagon te gaan zitten, alsof ik haar niet gezien had. Dus liep ik achter haar aan, en ging bij haar zitten. Ze schrok eerst een beetje, keek verlegen weg, en zei niets.

Eigenlijk was ik niet minder verlegen dan zij, maar ik deed mijn best om het niet te laten merken. Ik schoof voorzichtig een openingszin tussen ons in, en ineens lichtte ze op. Ze begon honderduit te vertellen. Het viel me weer op dat ze heel mooi was. Het was evenwel een schoonheid die niet iedereen zou zien, denk ik. Het was ook een wisselende schoonheid. Sommige vrouwen hebben dat, seizoenen in hun eigen schoonheid.

Ze had me allerlei dingen verteld over wat ze de voorbije dagen had meegemaakt. Dat ze een nieuw veggie kookboek had gekocht, dat ze blij was dat het warmer begon te worden, dat ze nog geen ijsje had gekocht in dat nieuwe ijssalon in die boot, dat ze zich afvroeg of de kleuren van haar nieuwe jurkje wel echt bij haar pasten. En ineens zweeg ze. Ze keek me opnieuw indringend aan. (Ik kan even geen beter woord bedenken, sorry voor het tweemaal gebruiken van hetzelfde woord.) En toen ging ze verder.

‘Daar bij de hoed, dat was een bijzonder moment. Ik weet niet waarom ik u dit vertel. Maar ik zag het. In u. Een plek ergens net achter uw ogen. Het was bijzonder. Soms heb je dat, als je een gedicht leest. Dat je ineens voelt dat er een soort middelpunt is. Niet te benoemen wat het is. Maar het voelt als een rustig punt, ergens in de ruimte waar dat gedicht ook is. Ik zag zo’n middelpunt in u. En dat is me nog niet vaak overkomen, dat ik zoiets mocht zien.’

Ik wist niet wat te zeggen. En glimlachte gewoon even, vermoed ik. (Hoewel dat ook moeilijk te zeggen is. Soms voelt het aan de binnenkant van mijn hoofd alsof ik glimlach, terwijl aan de buitenkant niemand dat opmerkt.) Maar ik dacht ook: dat is een vrouw waarmee je gesprekken kunt voeren, een vrouw die je aanzet tot zinnen.

Waar het vandaan kwam, wist ik zelf niet echt, maar ik zei dat ik de indruk had dat ze al lang op iets wachtte, toen ik haar in de winkel had gezien, bij de hoedbewegingen. Ze knikte. En sprak verder.

‘Wat weten we eigenlijk over de liefde? Dat vraag ik me wel eens af. Soms wil je zonder je eigen zwaartekracht naar een ander kunnen gaan. Maar dat gaat natuurlijk niet. Het zou zijn alsof je jezelf uitgomt. Het is tegelijk dat wat je nodig hebt om een ander echt aan te kunnen raken. Maar dan raak je verstrikt in je angst om te falen, en je stottert. En soms stotter je allebei.’

Ik vertelde haar over een gesprek dat ik had gehad de dag daarvoor. Over de kenmerken van de liefde, over wat iets maakt tot liefde. Dat je zou kunnen zeggen dat mensen in zekere zin vrede moeten hebben met zichzelf, en zo in een nulpunt komen, om daarna naar een ander te kunnen gaan, en die ander echt te zien. Maar dat dat wel moeilijk is. Ik had in een tijdschrift ook een definitie gevonden van wat liefde zou kunnen zijn, en die moest ik even gaan opzoeken. (In mijn hoofd zag ik nog waar die zin ergens stond op het blad. Het was alsof ik de zin kon zien, maar de woorden niet kon reproduceren.) Ik vertelde haar dat we het ook hadden gehad over wat je nodig hebt om geheeld te worden.

‘Helen is een mooi woord. Zo mooi dat ik er altijd een beetje schrik van krijg. Als je goed naar het woord luistert, is het soms alsof het waar zou kunnen zijn, dat je geheeld kunt worden.’

Ik moest ineens denken aan een liedje. (Tegelijk begon ik me af te vragen op welke plaat dat nu weer stond. Van sommige zangers kan ik perfect onthouden op welke plaat een liedje staat, en zie ik meteen de hoes voor me. Van andere zangers lukt het me zelden.)

Ik wou haar iets vragen als: hoe lang kennen we elkaar eigenlijk al? Maar dat zou misschien een te hoog Vijf TV-gehalte gehad hebben. En zo ging het moment weer voorbij.

‘Wat denk je?’

Er was te veel. Ik wou haar iets vertellen over het verlangen. Dat ik iets had ingezien, onlangs. Een beangstigende en troostende gedachte tegelijkertijd. Maar de treinmevrouw zei ineens door de luidsprekers dat we aankwamen in Brussel.

Tara glimlachte. Ik maakte me klaar om uit te stappen, zij ook. En van zodra we op het perron liepen, was het alsof ze weer iemand anders was, of gewoon haar andere kant. Ze had zich weer teruggetrokken. In een plek. We wensten elkaar nog een fijne dag, en gingen allebei een andere richting uit.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

.
Ik zag haar voor het eerst in de winkel waar ik een hoed ging kopen. Zij was de vrouw die me kwam helpen. Ze had me daarbij al indringend aangekeken. Alsof ze iets zag, ergens in mij. Het relict van iets. Of misschien wel de belofte ervan.

...

Wat een prachtige openingszinnen, Jan.

Ik ben een hoedenman, winter en zomer.
Helaas, in mijn stad, zijn de hoedenwinkels verdwenen. Uit het leven gestapt.

Dit is werkelijk een heerlijk cursiefje-dagboek- ...

Mooi, Jan!
Dit verdient een uitroepingsteken.
In het besef dat je daar zuinig mee moet omgaan.

Jan Mertens zei

Woew, dankjewel voor zoveel mooie woorden...