16 december 2015

Acadian Driftwood

‘Dat is wel bijzonder, zo’n gesprek in de nacht. Het is alsof alleen wij tweeën nu aan het spreken zijn. Of we kunnen toch minstens doen alsof het zo is.’
‘En alle andere mensen dan?’
‘Die slapen. Of zwijgen. Of kijken naar de lucht. Of proberen wat te lezen.’
‘Waar zit je nu?’
‘Ik zit op de rand van het bed. Het is heel stil daar buiten. Soms hoor je de voetstappen van iemand die nog op stap is. Naar ergens.’
‘Waar denk je aan?’
‘Aan veel, en aan weinig, zoals je weet. Dingen die ik je nog zou willen vertellen. En ook gewoon aan de nacht of zo. Het is alsof je adem anders klinkt dan.’
‘Ik wou eigenlijk niet dat je zou bellen. Maar misschien vind ik het wel een heel klein beetje fijn. Maar als je me vraagt of ik het een heel klein beetje fijn vind, zal ik het ontkennen.’
‘Vanzelfsprekend.’
‘Het is stil hier in huis, al voelt het zo niet. Ik kan het niet uitleggen.’
‘Had je nog leuke gedachten vandaag?’
‘Ja!’
‘Kun je er eentje vertellen?’
‘Nee, natuurlijk niet.’
‘Ik vermoedde het al.’
‘En jij?’
‘Ik zat vandaag nog met een liedje in mijn hoofd.  Heel mooi, en ook een beetje droevig. En ook met een droom van vorige nacht. Iets met een kasteel, met dikke muren.’
‘En wat gebeurde er?’
‘Ik weet het eigenlijk niet meer. Het was er koud alleszins, dat herinner ik me nog uit die droom.’
‘Heb je het nu koud?’
‘Nee. Jij?’
‘Ja.’
‘Kon ik maar iets doen.’
‘Dat zeg je altijd.’
‘Het is ook zo.’
‘Ik weet het.’
‘Is de lucht mooi vannacht?’
‘Het is niet zo helder.’
‘Heb je dat verhaal gelezen?’
‘Nee, het ligt hier. Ik durf er niet zo goed aan beginnen.’
‘Waarom niet?’
‘Ik weet het niet. Of misschien wel. Of niet. Misschien ben ik wel een beetje bang van dat verhaal.’
‘Het komt wel, wanneer het komt. Ik vond het trouwens wel bijzonder om met jou daar te zijn.’
‘Ja?’
‘Ja. Op een of andere manier klopte het, dat wij daar waren. Iets met de kosmos of zo.’
‘Denk je dat de kosmos een mening heeft over ons?’
‘Ja.’
‘Ja?’
‘Ja. Misschien wel een plan.’
‘En wat als de kosmos leeg is?’
‘Dan kan ons plan er nog altijd zijn, denk ik.’
‘Heb je dat al gezien, dat plan? Ligt dat ergens? Is er een openbaar onderzoek? Kun je bezwaarschriften indienen?’
‘Het is eigenlijk alleen-lezen.’
‘O, op die manier.’
‘En ook niet met van die verspringende bolletjes.’
‘Dat is dan wel goed. Maar jij hebt het dus al gelezen?’
‘Een stukje toch. En het is goed om het traag te lezen.’
‘Als jij het nu leest, kun je het dan samenvatten en vertellen aan mij?’
‘Dat zou ik kunnen. Maar nu niet.’
‘Nee, nu niet, dat is beter.’
‘Laten we proberen te slapen.’
‘Ja, laten we proberen.’

Geen opmerkingen: