13 maart 2016

En de viool

‘Die stukken voor viool solo wou ik je al lang geven. Ze stonden op mijn lijstje.’
‘Waarom dan?’
‘Gewoon, om wat ze zeggen. Alles, alles zeggen ze, zijn ze.’
‘Dat is wel veel. Kan ik dat wel aan?’
‘Dat is aan jou, daar kom ik niet in tussen. Maar ik denk het wel. Gewoon toelaten.’
‘Misschien ben ik daar wel niet goed in.’
‘Misschien.’
‘En staan er nog veel dingen op dat lijstje?’
‘Dat kan ik niet zeggen natuurlijk.’
‘Waarom niet?’
‘Dat is iets tussen mij en mezelf. En daar blijft het ook.’
‘Jij hebt altijd wel iets gehad met lijstjes.’
‘Een paar, niet meer.’
‘Het past wel bij jou. Ik denk dat je graag de dingen wilt ordenen in je hoofd.’
‘Ja, ik denk het wel. Jij niet dan?’
‘Daar is geen beginnen aan, in mijn hoofd.’
‘Soms zie of hoor ik iets, en dan denk ik: dat is iets voor die of die. Ik zou dat dan ook meestal onmiddellijk willen zeggen. Uit schrik dat het anders verloren gaat. Maar ik probeer mezelf dat af te leren.’
‘Misschien moet je dat wel niet afleren.’
‘Ik denk het wel. Voor mij is dat heel belangrijk, te weten dat dingen niet zomaar verloren kunnen gaan. Dingen die hadden kunnen gezegd worden. Maar voor anderen kan dat vervelend zijn.’
‘Ja, dat is zo. Maar misschien is het toch wel beter. Al zal ik dat niet hardop zeggen.’
‘Zo van: nee, ik zeg het niet.’
‘Zo ja.’
‘Dat kun jij wel goed.’
‘Ja, het is een speciale competentie.’
‘Krijg je daar ook eretekens voor?’
‘Zou kunnen, maar ik heb nog geen bericht gekregen van de koning.’
‘Ik zal eens bellen.’
‘De muziek is wel mooi. Maar ik denk dat ik alleen moet zijn om goed te kunnen luisteren.’
‘Dat begrijp ik. Je moet er je tijd voor nemen. Sommige stukken moet je opnieuw en opnieuw beluisteren. En dan begin je het te zien.’
‘Heb ik wel tijd? Ik heb geen tijd.’
‘Ik denk het wel.’
‘Ja? Hoe weet jij dat?’
‘Ik ken je. Toch een beetje.’
‘Het zou gemakkelijker zijn als dat niet zo was.’
‘Zou het ook beter zijn?’
‘Nee, waarschijnlijk niet.’
‘Dit stuk vind ik het mooiste. Ik zou bij benadering niet weten hoe vaak ik dat al gehoord heb, en elke keer raakt het me weer even heftig.’
‘Ik zie het aan jou.’
‘Ja?’
‘Ja. Ik mag dat misschien niet zeggen, maar het is wel heel bijzonder om te zien, hoe jij bent, met muziek.’
‘Oei.’
‘Nee, niet oei. Het is wie jij bent. Je moet je daarvoor niet verontschuldigen, integendeel.’
‘Nu ben ik een beetje verlegen.’
‘Eigenlijk zou ik dat moeten zijn. Of zou ik het niet mogen verbergen.’
‘Ik zal je alleen laten, dan kun je beter luisteren. Zet dit stuk maar opnieuw op zodra ik weg ben.’
‘Ik ben daar niet goed in, maar dankjewel voor het cadeau. Ik zal er later nog wel iets over zeggen.’
‘Ja, doe dat. Dat zou ik fijn vinden.’

Geen opmerkingen: