04 september 2016

Kijken

‘Als we hier zitten, kunnen we mensen kijken.’
‘En verhalen raden. Iedereen heeft wel een verhaal. Hopelijk.’
‘Even oefenen. Wat zou er met die man zijn?’
‘Beetje te stoer, of toch alsof. Waarschijnlijk is er een meisje dat daar in die winkel werkt, waar hij nu binnengaat. Hij hoopt dat ze hem zal opmerken. Hij heeft eerst de nodige research gedaan, en weet wanneer ze aan het werk is. Hij heeft vragen voorbereid, zodat hij niet stilvalt als hij haar toevallig tegenkomt.’
‘Ik vind hem wel niet zo knap eigenlijk, maar hopelijk zij wel.’
‘En die vrouw daar?’
‘Ze stond vanmorgen te lang voor haar kleerkast, en heeft nu het gevoel dat ze toch het verkeerde heeft gekozen. Hoewel die kleur haar wel goed staat. Ze loopt gewoon wat rond nu. Ze heeft nog geen zin om naar huis te gaan en daar alleen te zijn.’
‘Die kleur zou jou ook wel goed staan trouwens.’
‘Nee, dat denk ik niet.’
‘Ik denk het wel. We zouden het eens moeten proberen.’
‘Dat denk ik niet.’
‘En die vrouw?’
‘Die maakt zich zorgen over haar dochter. Sommige kinderen hebben verschillende puberteiten. Dat zal wel een taalfout zijn, maar je weet wel wat ik bedoel. En haar dochter is aan de zoveelste toe. En zij is stilaan een beetje radeloos. En ze denkt dat ze een slechte moeder is.’
‘Misschien denken ze dat allemaal wel. Maar ze is een goede moeder, dat weet ik zeker.’
‘Ja? Hoe weet je dat?’
‘Ik weet zo’n dingen.’
‘Nu ga je iets zeggen, maar je mag dat niet zeggen.’
‘Waarom niet?’
‘Daarom.’
‘Trouwens.’
‘Ja?’
‘Je was weer in mijn droom vannacht.’
‘En wat had ik aan?’
‘Een mooi jurkje. Een beetje kort wel, maar ik kan dat verdragen. Maar ik weet niet meer welke kleur het was.’
‘En gebeurde er iets spannends?’
‘Ik weet het niet meer zo goed. Ik herinner me dat we zaten te praten. Je haar was inderdaad wat langer. Ik herinner het me omdat ik tegen je zei dat het minder erg is dat mijn haar niet echt kort is nu, omdat het jouwe ook redelijk lang is. Maar er was toch iets.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Toen ik wakker werd, was ik heel rusteloos. Ik wou je bellen, om te horen of alles in orde was. Soms heb ik dat, dat ik ineens denk: ik moet bellen, want er is iets.’
‘Waarom deed je dat dan niet?’
‘Ik durfde niet. Ik zou me zeker belachelijk gemaakt hebben.’
‘Nee, zeker niet. Misschien zou ik het wel een heel klein beetje lief gevonden hebben, diep vanbinnen.’
‘Officieel niet natuurlijk.’
‘Nee, beetje stoer natuurlijk. Zoals die man. Van de winkel.’
‘Kijk, hij komt al terug buiten.’
‘Hij lacht niet echt.’
‘Nee, hij kijkt zo verdrietig.’
‘Waarschijnlijk stond ze te praten met een andere man. Met een leren jasje of zo.’
‘Helpt dat?’
‘Soms.’
‘Dan is het wel hopeloos voor mij.’
‘Ongetwijfeld.’
‘Oef, wat een opluchting. Een hele geruststelling, haha.’
‘Maar die man daar is er nog erger aan toe dan jij. Minstens.’
‘Als jij het zegt. Ik geloof alles.’

Geen opmerkingen: