16 juni 2018

Dagen

Op weg naar de trein. Lichtjes in de war, lichtjes kwaad, lichtjes verdrietig. Iets in die aard.

Misschien ben je te moe om snel de dingen van je af te laten glijden

Soms zie je dat. Hoe je lichaam hoekig wordt.

Een avond. Op weg naar de voorstelling. Je weet niet waarom je je klein voelt.

In de zaal. Het ontroert je, langs verschillende wegen. Je ziet de schrijvers. Ze praten over een schrijver die er niet meer is. Er is veel liefde in de zaal. En afwezigheid. Je weet niet goed of je er wel mag zijn. Het is mooi. En het verwart je.

(Op weg naar huis komen er zoveel vragen.)

Een andere dag. Ergens in de verte verjaart een dierbare vriendin. Je denkt jezelf dichterbij.

Onderweg stop je om plantjes mee te nemen. Het mag.

Die avond. Een vergadering waar je naar uitkeek. Je moet jezelf voorbij je vermoeidheid laten drijven, en dan komt het weer goed. Je probeert vooruit te kijken, te zien hoe je zelf in die puzzel zou kunnen passen. Het voelt goed, jezelf daar zien in de verte.

Een andere dag. Na de kinebeurt ’s morgens tintelt je lichaam altijd nog na in de trein. Het zou eindeloos mogen duren.

Je ploegt je door je lijstje heen. Je wilt die tekst absoluut nog af krijgen deze week. Het is tijd.

Je hoort dat iemand bevallen is. Een mooie glimlachgedachte.

Een avond zonder vergadering. Je schrijft nog wat verder, stopt op tijd. Er komen berichtjes, ergens uit de verte. Alles is goed. Je bent vooral helemaal toe aan een romantische film. (Met dekentje.)

Een andere dag. Je bent toch een beetje zenuwachtig.

Misschien is het meer symbolisch. De laatste controle van het controleseizoen. De huiddokter. In de wachtzaal kijk je naar de collectie schilderijen. Die flamencomevrouw op het schilderij die staat te dansen heeft wel erg grote voeten. De huiddokter roept je binnen. Het is het jaarlijkse moment. Ze vraagt of je denkt dat alles in orde is. (Verwarrende vraag, elk jaar. Dat ene plekje waar je naar moet kijken is op je rug. Je ziet je eigen rug niet elke dag. Misschien moet je een rugkijkster zoeken?) Ze inspecteert je hele (witte) lijf, scrupuleus, met zachte vingers. Plekjes kijken. Op een of andere manier maakt het je stil vanbinnen. Alles blijkt weer in orde te zijn. Je vraagt haar nog even hoe het zit met de huidkankers. Ze vertelt het rustig. Later, op weg naar de trein voel je je opgelucht en verdrietig tegelijk. Het leven blijft dicht bij je.

Later die dag, een netwerkmoment. Fijne mensen. Veel lawaai. Je had ook graag gewoon wat rondgekeken, denk je, niet al te veel zeggend. Je hoor je stem, ze klinkt een beetje moe.

Je denkt aan iemand.

Je komt iemand tegen onderweg die je al lang niet meer sprak. Ze tikt even op je buik voor ze doorrijdt. Je glimlacht.

De volgende ochtend op de markt. Ze zeggen dat ze gaan stoppen met de markt. Ze zeggen dat ze hopen dat iemand anders hun plaats zal innemen. Het maakt je droevig.

Die middag in de trein. De treinmeneer legt je uit hoe hij 23 jaar werkte bij Ford Genk, en nu bij de trein, en wat het verschil is. Hij is bijna thuis.

Op bezoek bij de baby. Je zou daar de hele tijd kunnen blijven staan kijken, eindeloos. Een mooi gesprek met de mama. Net als andere keren ziet ze iets, ze weet het. Het ontroert je erg.

In de winkel vertel je dat het rolgordijn van je slaapkamer een beetje stuk is. De winkelmevrouw legt je uit wat je met een wasknijper moet doen tot de herstelmevrouw bij jou thuis langs kan komen om het weer in orde te brengen. Je knikt alsof je het helemaal begrijpt.

Weer thuis. Vloeken op die (…). (Iets met antwoorden invullen, dat even willen doen, en dan merken dat elk antwoord maar driehonderd tekens mag zijn, waardoor je weer helemaal opnieuw moet beginnen, en je dat andere ding dat je had willen doen niet kunt doen, en dat soort dingen…)

Een moment van eenzaamheid.

Een slechte nacht. Iets doet pijn.

En vroeg weer op. Een beetje verfrommeld nog.

De mevrouw in de winkel zegt op vriendelijke wijze dat je er enigszins belabberd uitziet.

En je moet alleen nog die inleiding schrijven, denk je onderweg.

Iets valt van je af, na de inleiding. Straks nog even alles in elkaar knutselen.

Na het gesprek later die dag schuif je alle laatste stukjes in elkaar. De tekst is klaar. (Normaal zou nu ergens enig tromgeroffel of zelfs een heuse fanfare moeten weerklinken. Er gebeurt niets.)

De dingen mogen zich neerleggen voor vandaag.

Geen opmerkingen: