30 juni 2018

Winddromen

Een lichtjes overweldigend begin van de week. Zoveel reacties. (Zoveel mensen die je woorden lezen.) De kinderen. Het maakt je een beetje verlegen.

Een telefoon, voor een andere conferentie. Ook over kinderen, en het verlangen ernaar. Je hoort mooie woorden aan de telefoon. Over jouw woorden. Misschien ben je wel ergens breekbaar.

En dat we van elkaar zijn. (Het blijft je fascineren hoe anders sommigen kunnen lezen wat je geschreven hebt.)

Je zit te noteren. Het seminarie dat je organiseerde. Je hoort alle woorden. De dingen lopen zoals je had voorzien.

(Het is steeds jouw taak, om bij het einde van de pauze de mensen weer binnen te roepen. Om een of andere reden doen ze het ook altijd meteen wanneer je het zegt. Je schrikt er steeds een beetje van.)

Die avond sta je nog laat de afwas te doen. (En je bent droevig, over de buxus die weer staat te lijden. Alsof het leven niet mag zijn.)

(De nachten zijn te kort deze week, besef je al.)

Een andere dag. De avondvergadering duurt lang. Het is intens. Je ziet een stroom in de discussie. Misschien heb je enkele stenen verlegd in het water, en stroomt het nu zo. (Soms schrik je ervan, hoe betrokken je bent.)

De afwas is nog later.

Een andere dag. Je bent op tijd thuis. Er komt een meneer uit Nederland. Een interview. Weer over vliegtuigjes. Het wordt een heel aangenaam gesprek. Je vraagt je af of wat je zegt wel interessant genoeg is om daarvoor helemaal naar hier te komen. En zo.

De fotograaf komt aan. Van nog een heel stuk verder in Nederland. Enkel om een foto te maken. Je voelt je een beetje schuldig dat hij waarschijnlijk uren onderweg was, om tien minuten bij jou binnen te zijn.

Een andere dag. Lijstjes. Lange lijstjes.

’s Avonds zit je nog te werken. Ergens is er voetbal, blijkbaar.

Iets in je huid is bang van de nacht.

Misschien verlang je naar de wind. Misschien naar iets waarbij je uit zou moeten leggen dat je uit elkaar zou kunnen vallen. (Je maakt een voornemen, ergens in de nacht.)

De volgende ochtend, een beetje droef. Het is de laatste keer dat ze daar staan op de markt met hun groenten. Je voelt je nu al verweesd.

Iets met een lijstje.

Je ploegt door de dag. (Soms zijn je woorden een beetje op. Sommige toch.)

Je denkt aan twee meisjes, en een laatste schooldag.

Tussendoor denk je ook aan een platenspeler, en aan je vader. Wat hij zou doen.

Je fietst mee met de grote groep. Je denkt aan ogen. (En je zoekt een naam met een i.)

(Dankzij het voetbal is er op andere kanalen een overdaad aan romantische films. Je kunt het verdragen.)

Het is alsof de nacht je lichaam schuurt.

Je leest de woorden in de krant. Het lange interview. Iets komt even dichtbij.

Later die dag. Je stelt hem voor als een vriend, en dat voelt goed. Het wordt een fijn gesprek. (Het leidt er ook toe dat je een beetje bang wordt, besef je later.)

Een telefoon. Iets maakt je droef. Iets over ieder voor zich. Je zult het nooit begrijpen, denk je.

Je denkt nog aan dat voornemen, die nacht, en aarzelt nog een beetje. Je ziet foto’s, je weet niet wat ze met die winddroom te maken hebben.

Geen opmerkingen: