05 mei 2019

Afstanden

‘Toch goed dat we lekker kunnen stappen, slenteren is niet zo mijn ding.’
‘Nee, dat heb ik al gemerkt.’
‘Soms helpt het ook een beetje om zo mijn gedachten voor te blijven, of er beter naast te kunnen lopen of zo. Ik kan het niet goed uitleggen. De beweging helpt tegen opgezogen worden.’
‘Gebeurt dat dan wel eens?’
‘Misschien niet, maar ik denk het soms wel, dat het zou kunnen.’
‘En proberen voor jezelf uit te lopen helpt dus?’
‘Ik denk het. Het heeft iets met het woord afstand te maken. Ik vind dat een ingewikkeld woord.’
‘Verlang je dan naar afstand, of net niet?’
‘Misschien wel allebei. Soms voel ik een afstand tot mijn lichaam, alsof ik er niet helemaal mee kan samenvallen. En daardoor maak ik soms misschien ook wel afstand, terwijl ik het tegenovergestelde zou willen.’
‘Zeggen mensen je dat dan?’
‘Ja, soms wel. Ik herinner me iemand die het me zei, dat afstand het wezen was van wie ik ben. Wat er op dat moment gebeurde was ingewikkelder dan dat, maar ze had ook wel gelijk, eigenlijk. Misschien is machteloosheid ook wel een vorm van afstand?’
‘Ik ervaar soms vooral de afstand tot anderen. Anderen die uiteindelijk gewoon met zichzelf bezig zijn, zich niet echt openen, of dat niet kunnen of willen.’
‘Misschien zijn we soms allemaal wel bang van kwetsbaar zijn of van niet kunnen beantwoorden aan verwachtingen.’
‘Ja, bij sommigen is dat zo. Anderen kunnen precies alleen maar naar een foto van zichzelf kijken.’
‘Liever een foto dan een spiegel.’
‘Inderdaad. Een spiegel beweegt ook.’
‘Het maakt me soms een beetje moe, te merken hoe je lichaam als het ware is volgeschreven met zinnen die niet de jouwe zijn. Het is alsof die tussen jou en jezelf in komen. Al kan dat natuurlijk niet echt, want die versie met die zinnen ben je zelf. Je kunt niet aan jezelf ontsnappen, en zo is er tegelijk te veel en te weinig afstand.’
‘Als je zoiets vertelt, is het soms alsof ik het begrijp, terwijl ik het toch niet echt kan voelen. Ik zie het wel bij jou, in hoe je beweegt. Dat zien kan ik voelen, maar bij mezelf lukt me dat niet helemaal.’
‘Op een bepaalde manier is dat een goed teken, dat je dat niet echt zelf kunt voelen.’
‘Ja, voor mij misschien wel. Maar misschien is dat ook een afstand tussen jou en mij.’
‘Misschien wel, maar het is niet zo erg.’
‘Het is, of was, soms een beetje ingewikkeld voor mij, hoe jij tegelijk dichtbij en toch een beetje ver weg bent.’
‘Ik weet het. Soms schaam ik me er een beetje voor.’
‘Dat hoeft helemaal niet.’
‘Dat weet ik.’
‘Je hebt me eigenlijk veel over mezelf geleerd. Ik moet nu denken aan een dans. Als je met iemand de tango wilt dansen die zelf niet goed weet hoe hij die tango in zijn lichaam moet loslaten zie je ook beter hoe je zelf beweegt.’
‘En als dat iemand is die gewoon niet kan dansen?’
‘Dan is het niet interessant. Maar in het beeld dat ik heb is het net iemand die heel graag zou willen dansen, die de dans in zichzelf bijna kan zien.’
‘Maar als jij dan gewoon heel graag meteen wilt dansen, en het al wel heel goed kunt, dan is dat toch tijdverlies?’
‘Het kan zijn dat je heel graag wilt dansen én daarna ook nog een goed gesprek wilt hebben.’
‘Over dat dansen?’
‘Misschien. Je kunt praten over de afstand tot de dans, maar ook over de afstand tot de woorden. Wat dat betreft ben ik dan weer niet zo’n goede danser.’
‘Het duizelt een beetje in mijn hoofd, maar ik denk dat je niet iets heel interessants hebt gezegd.’
‘Wees maar gerust. Maar ik ga het niet herhalen.’
‘Misschien zal ik het je vragen in een brief.’
‘Gaan we weer brieven schrijven?’
‘Wie weet.’

Geen opmerkingen: