27 maart 2021

Briefplekken


Brieven schrijven.

Telkens iets van jezelf ontdekken. Eens het in de woorden staat, is het er.

(Het was ook zo in de brieven over de liefde, denk je nu. Dat soms verwarrende en drassige terrein van onbestemdheid en schuivende lagen liet iets zien. Door de woorden. Sommige woorden zijn moeilijk om te gebruiken, voor jou toch. Anderen zijn er beter in.)

Het is raar, hoe er eigenlijk niets veranderd is aan de dingen. Alleen is er nu een gewicht gelicht. Er was een plek die de woorden niet konden oversteken. Ze moesten aan die kant blijven. Waar het onbenoemde ook bleef.

En door de woorden veranderen de dingen zelf toch ook een beetje. Eens ze er staan, zijn ze er. Het gewicht dat ze hadden door nog niet verwoord te zijn, kan evaporeren.

(Soms aarzel je nog, alsof iets over je schouders meekijkt. Misschien is iets iemand.)

In de brief mag het, denk je. De verhalen mogen er gewoon zijn. De sluiers zijn niet nodig, het spotlicht ook niet.

Er is iets met de vorm. Een tekst is een plek. Een brief is een plek. De woorden maken de dingen tot een ruimte. Je kunt die plek zien. En er is het ritme van het maken van een plek. Het ritme om woorden na elkaar te zetten in zinnen. Om zinnen na elkaar te zetten, soms gescheiden door een kleine leegte. In dat ritme is er een grote adem. Je begint eraan, weet nog niet waar je naartoe zult gaan, hoe de overtocht zal zijn. En ergens voorbij de helft, voel je hoe de dingen zich neer gaan leggen. Hoe ze aangeven tot waar de plek zal komen. Daar kun je het loslaten. Je kunt daarna vanop een afstand naar de brief kijken, en je ziet een plek, zelfs zonder de woorden te lezen.

(Misschien komt er een vrijheid. Misschien is het de vrijheid van de wees.)

Ofwel is er het schrijven met de hand. Zwarte inkt, het kan niet anders. Je moet je hand volgen. Je adem loopt langs je hand. Ofwel zijn er de toetsen. Die erg zachtjes worden aangeraakt voor een brief. Het geluid mag nauwelijks hoorbaar zijn. Het nadert het strelen. En het maakt de woorden zachter.

Je begrijpt na een heel leven nog steeds niets van woorden. Hoe ze echt werken. Waar ze vandaan komen. Hoe ze bewegen in je huid. Je hebt nog een leven nodig.

Brieven maken een plek tussen mensen. Misschien slijten ze heel voorzichtig een pad uit in het zand of in het gras. Soms kun je kijken naar een pad in het bos of in het veld en beseffen dat dat pad er ooit niet geweest is. De mogelijkheid van een pad was er wel altijd. Net als het bos of het veld zelf.

(Misschien verander je zelf, door de woorden. Je bent een plek van verhalen.)

Er is magie in het reizen. De reis kan dagen duren, geduldig gedragen door handen. De reis kan een flits zijn. Iets van het wezen van de brief kan alleen maar bestaan in dat onderweg zijn. Er is een niemandsland tussen hier en daar.

Soms kun je een klein papiertje maken met woorden die in de brief zouden moeten komen. In het denken dat aan de brief voorafgaat, komen die woorden naar je toe. Je schrijft ze op, zodat ze niet verloren gaan. Soms komt er een woord tijdens het schrijven. Een woord dat straks zou moeten komen, het mag nog even op het papiertje. Als je ziet dat alle woorden op het papiertje ondertussen in de brief zijn geland, wordt er iets rustig.

(Je denkt dat anderen veel beter echte brieven kunnen schrijven. Je oefent nog in plekkerigheid.)

De brief is een plek, is een ruimte en is zo ook tijd. De woorden vragen de tijd die nodig is. Misschien waren ze in voorlopige afwezigheid al voorvoelbaar op het nog lege blad of scherm. Ze wachtten rustig in hun leegte. En daarna was er de tijd van de zinnen. De zinnen vragen tijd, ook al verwoorden ze vaak zoveel gelijktijdigheid. De woorden hangen in de tijd. Er is het niet goed te omschrijven besef van de tijd na het laatste woord van de brief. Er is de tijd van het reizen. Maar er is ook de tijd van het lezen. Alleen in de tijd van het lezen, het herlezen, het nog niet lezen is er iets van de gelijktijdigheid, is er iets van het verhaal. Het besef hier van de tijd daar is als een voorwaarde van de brief.

En alle dingen die niet gezegd zijn. Soms laten ze zich pas voelen als de brief al lang weg is. Misschien heeft de brief bij het nog niet gezegde een nieuwe open plek gemaakt, waardoor de andere dingen zich wat kunnen herschikken en zichtbaar worden.

(Iets in jou is rustiger geworden. De dingen mogen er gewoon zijn. Ze worden misschien gewoon een beetje trager door de brief.)

En hoe je ook kunt dromen van een brief die nog moet geschreven worden, die zou kunnen geschreven worden. Je kunt die brief al een klein beetje zien in je hoofd, lang voor het eerste woord er staat.

(Of een geliefde die je zegt dat ze je een brief zal sturen. Die brief kun je ook al zien, ergens.)

De brieven die bewaard zijn, ze blijven altijd iets van het geheim van hun mogelijkheid behouden.

Geen opmerkingen: