Hoeveel ruimte mag je innemen, in de wereld, in je huis? En hoeveel van jouw persoonlijke ruimte mag het huis innemen? Mogen vrouwen, mogen moeders even zichtbaar zijn als mannen? Kun je een ander, van wie je houdt, echt kennen? Of ben je gedoemd om van elkaar weg te drijven? Christien Brinkgreve heeft het over die vragen, in het indrukwekkende Beladen huis. Het boek is geen roman, maar een memoir, wat het niet minder literair maakt. Het citaat van Virginia Woolf bij het begin van het boek zegt het heel goed: “Alleen door het onder woorden te brengen kan ik er een geheel van maken.” Woorden kunnen een werkelijkheid die verstikkend en onkenbaar geworden was weer dichterbij halen en uit elkaar leggen en zuurstof geven. Woorden kunnen, met terugwerkende kracht, weer iets laten bewegen in wat onbeweeglijk geworden was. Woorden kunnen een huis laten zien dat niet gezien werd, en het zo bevrijden voor een andere toekomst.
In het boek beschrijft Christien Brinkgreve, emeritus hoogleraar sociale wetenschappen, de periode na de dood van haar man, in het boek “A” genoemd. Hij was in Nederland een bekende journalist en schrijver. Ze moet aan de slag met het grote huis waarin ze woonden. Het huis is een beladen huis. Het voelt als bezet gebied, overvol met spullen van haar man, overvol met herinneringen. Het is een symbool, uithangbord, slagveld en vergeetplek van verschillende levens, van een binnen- en een buitenwereld. Het uitruimen en heroveren van het huis is moeizame rouwarbeid. Het is het in woorden lezen en weer bij elkaar brengen van wat ergens onderweg ontsnapt was. Het is het (opnieuw) begrijpen van maatschappelijk ingesleten patronen van de verdeling van (maatschappelijke en persoonlijke) ruimte op basis van gender en hoe die inwerken in de binnenruimte van een relatie en een gezin. Het huis is het kruispunt van al die bewegingen.
Brinkgreve was als professor in de vrouwenstudies actief als een krachtige feministische stem in het maatschappelijk debat. Ze was succesvol, ze had een stem, ze nam vanzelfsprekend de ruimte in en werd gehoord. Thuis is het echter een andere werkelijkheid. Bij het begin van haar relatie met A is er grote liefde. Ze worden erg tot elkaar aangetrokken, onder meer door de woorden. Hij kan heel scherp dingen analyseren en verwoorden, is kritisch en aanwezig. Ze praten veel met elkaar, zijn geïnteresseerd in elkaars verhalen. Maar langzaam maar zeker verandert de balans, of wordt duidelijk wat zich al van in het begin aankondigde. Eigenlijk heeft A het moeilijk met de positie en groeiende erkenning die zijn vrouw krijgt in de buitenwereld. Hoewel hij haar officieel steunt bij alles, had hij eigenlijk liever gehad dat zij meer ten dienste van hem zou leven. Zij worstelt met haar rollen. Aan de ene kant een academische carrière uitbouwen, aan de andere kant de bijna volledige verantwoordelijkheid voor het gezin en de emotionele verantwoordelijkheid voor een man die zelf zwaar getraumatiseerd is door de vroege dood van zijn zusje. In de buitenwereld is ze een graag geziene en gewaardeerde feministe, in de binnenwereld zwijgt ze en probeert ze alle ballen in de lucht te houden voor de goede vrede. De twee leven steeds meer naast elkaar. Het is als geheel een levendig gezin, met hun twee zoons, en nog twee dochters uit een eerder huwelijk van A, maar achter dat beeld schuilt een andere werkelijkheid.
Brinkgreve probeert te achterhalen hoe het zover is kunnen komen. Het opruimen van het huis is een verhaalarbeid. Ergens onderweg zijn de dingen vastgelopen, konden de man en de vrouw elkaar niet meer bereiken, ondanks hun woorden. Vanaf dan zijn de vele spullen een vorm van bezetting geworden, die het huis tot een verstikkende plek maakten, vooral dan voor haar. Waarschijnlijk werd het anders ervaren door de kinderen, die het impliciet misschien normaal vonden dat hun moeder de vanzelfsprekende emotionele ruggengraat van het huis was. Voor A was het ook anders waarschijnlijk. Hij droeg een groot verdriet mee, en zoals zo vaak bij mannen, legde hij dat als vanzelfsprekend op de wereld, op het huis, op anderen. Hij nam het huis in voor zijn verhaal, was blijkbaar niet in staat zichzelf te helen, legde dat bij anderen, en werd met het ouder worden en het verlies van status steeds meer een mopperende man die niet wou sterven.
De mechanismen die Brinkgreve in haar academisch werk bestudeerde laten zich zien in haar eigen binnenwereld, ze is als het ware een ‘casus’ van haar wetenschappelijk werd. De “karrensporen van het patriarchaat” laten zich ook thuis voelen. De “empathiekloof” die maakt dat men het normaal vindt dat er meer empathie is voor het geworstel van mannen dat alle ruimte mag innemen dan voor het ingewikkelde evenwichtswerk van vrouwen wordt erg zichtbaar in dat beladen huis. De emotionele verantwoordelijkheid voor het oplossen van al die conflicten en voor het aan de gang houden van die kleine maatschappij die een gezin is ligt bij de vrouw, die het in haar rol als moeder goed doet als ze onzichtbaar is en geen eigen ruimte inneemt.
Elk hoofdstuk van het boek is als een kleine omcirkelende beweging die een beetje lucht en licht brengt in dat massief bezet gebied dat het huis geworden is. De verhalen die zo ontstaan halen een werkelijkheid terug en vormen een nieuw fundament om het huis een toekomst te geven. Het is schrijnend en mooi om te zien hoe Brinkgreve zich steeds kan terugtrekken in haar eigen werkkamer, haar veilige plek, waar ze met de woorden kan bezig zijn die haar verbinden met de buitenwereld. Die eigen ruimte is een redding, maar is ook dubbel. Voor de andere gezinsleden is zij zo vaak ‘weg’ of afwezig, hoewel zij dat zelf heel anders beleeft. Die eigen ruimte is ook het veilige eiland waarin zij en A naar elkaar mailen en zo via wat hen ooit verbond, de woorden, een ontroerende en soms ook harde intimiteit kunnen behouden. Zij gaat niet weg uit het huwelijk, uit het huis, wil blijven. Door het nadien verhalen van de emotionele blubber, reconstrueert ze zichzelf en kan ze ook terug zien hoeveel ingewikkelde liefde er ondanks alles wél was. Tegelijk blijft er een fundamentele onbereikbaarheid. Hij is zelf een beladen huis. Hoewel hij in de buitenwereld een belangrijke stem was in het debat over geestelijke gezondheidszorg kan hij toch niet de moed vinden om zijn eigen huis echt onder ogen te zien, te blijven staan in die wankele plek en zelf de verantwoordelijkheid te nemen voor zijn eigen pijn. Hij heeft eigenlijk altijd gehoopt dat zijn vrouw de lege plek zou innemen die er door de dood van zijn zusje is gekomen, en dat door te gaan leven voor hem. Het gevecht met het huis is zo een gevecht met de eigen demonen.
Christien Brinkgreve heeft met Beladen huis een bijzonder indrukwekkend en aangrijpend boek gemaakt dat nog lang blijft nawerken na het lezen. Het is een dappere, soms genadeloze, maar tegelijk ook liefdevolle oefening in het zoeken naar het huis dat je zelf bent. De woorden brachten twee mensen samen in wat ooit een grote liefde was. De woorden konden niet voorkomen dat die liefde vastliep in te veel pijn en in onuitgesproken maatschappelijke verwachtingen. De woorden waren tegelijk soms de enige brug tussen eilanden in een huis dat te veel gewicht moest dragen. Maar het zijn ook de woorden die een onzichtbaar leven kunnen heroveren en leesbaar maken. Het zijn de woorden die tot een geheel kunnen maken wat onaanraakbaar was en zo ook doen helen. Het is Christien Brinkgreve die als verteller van verhalen het huis van iets van zichzelf heeft bevrijd en zo ruimte heeft gemaakt voor verder leven. Beladen huis is een heel bijzonder boek dat je als lezer ook naar jezelf laat kijken en dat je confronteert met hoe je zelf soms vastliep in je eigen huis, hoe je zelf niet ontsnapt aan je eigen karrensporen en je eigen falende eenzaamheid. Om te kunnen helen moet je aan het werk in je huis, en daarvoor heb je de tijd van verhalen nodig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten