25 juli 2025

Het ritme


Je zoekt nog een beetje naar de vakantie, die eerste dagen. Nog een lichte kortsluiting in het kantelen. (Je zou zoveel moeten, om in een andere stroom te komen, en je zou zo graag helemaal niets.) De dagen zullen het wel uitwijzen hoe het zal gaan.

Weer in het leesritme komen. Dat eerste boek. Het lag er al een tijd, op je te wachten. Het ontroert je erg. Iets over een eigen huis, een huis dat in je hoofd bestaat. Iets over ruimte mogen nemen. (Het is precies een thema, denk je enkele dagen later.)

Op het terras zitten lezen, terwijl het buiten regent. (Een meter verder dus.) Het heeft iets. (Ook als kind hield je ervan, buiten zitten, uit de regen, terwijl het regent, en luisteren.)

Je hebt een lijstje gemaakt met nuttige dingen. (De eerste dagen een beetje voorsprong nemen. Iets als door enkele relatief kleine dingen een stukje van het huis terugkrijgen. Iets minder falen.)

Een andere dag. Je loopt door de grote winkel, op zoek naar dat ding dat stuk is thuis. (Je denkt dat het logisch is, dat je het zou moeten vinden op een logische plek. Je probeert de ruimte te lezen. Je vindt niets.) Je vraagt het aan de mevrouw, en zij toont je waar het ligt. Of zou moeten liggen, het moet terug binnenkomen. (Terwijl je met haar praat voel je ineens hoe moe je bent, alsof je naar binnen zou kunnen plooien.) Dan nog maar zo’n borstel meenemen. (Ook voor het lijstje.)

Het tweede boek. Het ontroert je erg. Hij heeft dat zo goed gedaan, denk je. Wat je huid leest in het boek, het raakt een laag in jou, het ziet iets. (Ook iets met een thuis, een plek waar je veilig bent.)

Een andere dag. Je voelt hoe je in het ritme begint te komen, traag. (Je denkt aan het drijven. Wat water zou kunnen doen.)

(Interne dialoog. Jean, je moet de moed hebben om het boekenprobleem aan te pakken. De planetaire grenzen gelden ook binnen je appartement. Misschien mogen sommige boeken vertrekken, zodat de andere die blijven beter kunnen ademen.)

Die avond. In de bioscoop. Die film is zo ongelooflijk goed. (Je huid kijkt.) Er gaat zoveel door je heen, terwijl je naar huis loopt. (Je kunt iets in jezelf niet bereiken.)

Een andere dag. Het derde boek, je schrijft het stuk erover. Het heeft je erg geraakt. (Je herkent het, het beladen huis, het verstikkende huis, het heroveren ervan. Ruimte, sporen, onvermogen. Mannen en vrouwen.) (Iets in je voelt zich machteloos. Iets is bang. Misschien is er alleen tekortschieten.)

Je begint aan de boekenkast. Wat mag misschien weg, wat mag blijven. (Het lukt, doe maar Jean, je mag trots zijn.)

Even naar de grote stad. Even langs het werk. Je collega’s zijn net naar buiten of zo.

Je haalt nog een stapeltje exemplaren van je boek op. (Je sexy gewatteerde boekentas doet weer dienst.)

Een nacht in 117 stukjes, zo lijkt het wel. Die mug ziet jou niet graag, of zo. (Is misschien een MAGA-mug die heeft gemerkt hoe vaak je tegen het scherm of de krant zit te roepen wanneer die oranje eikel weer eens toeslaat.)

Een andere dag. Na de korte vergadering de trein, op weg naar de begrafenis.

Je kende de vader van die vriendin alleen uit haar verhalen. Nu kom je op de plek waar zij vroeger woonde.

De priester legt wel erg nadrukkelijk uit wat het verschil is tussen zij die wel en zij die niet geloven. Het aardse leven is blijkbaar alleen maar schemering. Voor jou gaat die schemering vooraf aan de nacht. Voor de anderen aan het licht, ongetwijfeld.

Het ontroert je, daar te zijn, iets te zien van een leven, mee mogen lopen naar de laatste plek. Het ontroert je, haar zonen weer eens te zien, even met hen te kunnen praten.

Mooie gesprekken, met mensen die je nog niet kende tot dan. Iets over jonge mensen die hun weg zoeken in het leven, verlangen naar een thuis. Iets over kinderen die er niet kwamen.

(En iets over een veilig huis, met sterke muren, wanneer het buiten stormt of onweert.)

Na de koffie loop je weer naar het station. Je probeert iets te lezen in deze plek. En dan is daar ineens die berm vol met bloemen.

In de trein wil je je een beetje terugtrekken in je boek. (Het vierde.) Je moet even door de vermoeidheid heen. (Die nacht zit nog in je.) Er is een ritme in de woorden, in de beelden. Je zult het goed vinden, weet je al. Het wordt nog heftig, denk je.

Je loopt door de straat, op weg naar huis. Je zoekt beelden, merk je. (Misschien bewegen de verhalen nog altijd verder in jou. Beladen huizen, beladen lichamen, een verlangen om thuis te komen, en te blijven. Misschien zal de rivier het zeggen.)

Geen opmerkingen: