15 december 2013

Flikkerkerstman

Door de nacht fietsen. Er is altijd een moment, net voor halfweg, dat je even niet meer vooruit lijkt te gaan. Je trapt en trapt, en het is alsof je hoogstens wat schuift of zo. Heel even is het alsof je geen zin meer zou kunnen hebben om verder te fietsen. Het heeft nog minder zin om te stoppen in dat niemandsland. Je zou nooit meer thuis raken. Je zou nooit meer terug kunnen naar vanwaar je kwam. Je zou verdwijnen in het halverwege. Nooit zou er nog iets van je vernomen worden, of zoiets.

De thuiskomst. Heel traag het huis binnenkomen. Dankbaar. Nog steeds.

Een mooi gesprek. Wat heb je gemist in je leven? Zonder groot gewicht, zonder enige bitterheid, zonder verwijt, gewoon. Terugkijken naar het leven zoals het is geweest tot nu toe. Ergens in de tweede helft ervan aanbeland. Even aarzel je, zoals wel vaker. Jij bent de jongste van de groep. Soms besef je het ineens. En het maakt niet uit. De verhalen lijken zo mooi traag, gelouterd verdriet soms.

Eerst alles weer opruimen voor je vertrekt. Die ochtend had je al gepoetst. Je probeert steeds erg goed te letten op al je bewegingen. (Maar wat je ook doet, altijd blijft die stofzuigerslang wel ergens achter een deurklink haken. Hoe doet de rest van de mensheid dat eigenlijk?) Netjes door de knieën, rustig werken. En toch. Nadien moet je toch altijd iets verbijten. Het is niet anders. Misschien is je lijf ouder aan het worden. Maar dat was de ochtend. Nu alles opruimen, het bezoek is weg. De afwas niet laten staan. De dingen zo doen dat het fijn zal zijn om morgenvroeg hier weer binnen te komen. En dankbaar te zijn.

Of het woord klacht hanteerbaar is voor het buikgebeuren. Een belangwekkende vraag. Ook je dierbare geliefde heeft andermaal gelijk als ze de discussie kort en bondig samenvat. Je doet je best om niet weg te lopen van het gesprek. Misschien leer je het ooit nog wel.

Eigenlijk heb je geen enkel zinnig antwoord op de tandpastavraag. Goed zo.

Er is veel goddelijks in het centrum van de wereld. Lijkt wel een mooie zin om de dag mee te beginnen. Of beter: om de dag verder mee in te wandelen.

Je ogen sluiten en enkel je hand zijn.

Waarom razen die auto’s hier altijd zo snel voorbij?

Zondagmiddag. Verse koffie en de kranten bij het eten. Even kijk je om je heen, of het wel mag, of er niemand zegt dat je dringend iets anders zou moeten doen. Het mag. Jippie.

Je bent onderweg. De alternatieve kerstboom zal binnen enkele dagen arriveren. Je oefent jezelf al een beetje. Waar zal hij komen? Waar zal je dan die stapel nog te lezen boeken leggen? Moet je die kerstboom ook nog versieren, of zou dat al te decadent zijn?

Aangekomen, bij je bestemming. Zomaar een cadeau dat je vraag beantwoordt. Lampjes. Voor in de boom dus. En daar eigenlijk heel blij mee zijn. Mag dat wel?

Er loopt een meisje met een flikkerkerstman door het café. Je zou niet weten hoe je dat merkwaardige ding anders zou moeten noemen. Een kerstman op een stokje, met daarin allerlei flikkerende lichtjes. De lichtjes kunnen de droefenis niet verbergen.

Op je terras nog even de nodige dingen doen. Die tomatenplanten mogen nu eindelijk wel weg, je hoeft je er niet meer schuldig om te voelen. Bollen gaan in de grond. Alles een beetje aan kant, zo lijkt het toch. Even om je heen kijken. Het blijft altijd een wankele gedachte. Leven in jouw handen leggen. Misschien leer je het ooit nog wel.

Geen opmerkingen: