31 januari 2014

Waar komen ze vandaan

Soms kom je van ver. Wakker worden, en je afvragen waar je bent, wanneer je bent. En het pas na een hele tijd weer weten. Een weten in omtrekkende bewegingen.

Dat je te vroeg komt op je afspraak, zoals steeds. En dat je je verontschuldigt omdat je bijna te laat was, zoals steeds.

Soms de woorden niet vinden. Iets is er, tussen jou en de woorden. Een kleine heuvelrug of zo. Wat wel een mooi woord is. Overigens.

Verwoede pogingen om lijstjes af te werken. Na een tijdje is het alsof er weer licht door het lijstje komt. Door transparante witruimte. Ook een bijzonder woord. Overigens.

De mevrouw tegenover je in de trein haalt haar breinaalden boven, legt een verse bol wol klaar. Mooi rood. Ze begint met het opzetten. Je probeert niet te veel te kijken.

Je komt terug van een afspraak. De avond is al goed rijp. Het is koud. Je staat te wachten voor een rood licht. Het lijkt een beetje op dat verkeerslicht midden in de woestijn.

Blijkbaar drink je niet genoeg tijdens die receptie. Blijkbaar drink je binnen dat niet genoeg ook nog eens niet genoeg alcohol. Je hoort opmerkingen over die groenen die…

Of je een asceet gaat worden, dat is de vraag. Worden? Dat zeg je. Misschien is je ironie iets te subtiel. Soms ben je wel graag een beetje een asceet. Overigens.

Even tussendoor een gedichtje schrijven voor de gedichtendag. Je schrikt van de beelden die daarbij door je hoofd dolen. Waar komen ze vandaan?

In de winkel zie je de cd met Leipzig Cantatas. Had je die nu al? Of nog niet? Toch maar meenemen. Gelukkig. Naar die hemel wil je wel verbannen worden.

Een mooi artikel over de deugd van de nederigheid. Het maakt je iets duidelijk dat je al langer vermoedde. Je loopt iets lichter nadien.

Misschien zul je het ooit nog wel leren, hoe je dat op elegante, en oogtreffende wijze moet doen, dat inbrengen van die oogdruppels.

Je schrikt een beetje van de reactie van die ene mevrouw, ’s morgens vroeg. Je dacht dat spontane empathie met het leed van een ander vanzelfsprekend is. Min of meer dus.

Om een of andere reden doe je het niet zo graag. Het uitladen van de grote boodschappentas vol groenten. Vers van de markt. Ze staat er altijd nog even. Tot.

Waarom kunnen alle andere mensen niet gewoon even stipt zijn als ik? Dat is toch niet te veel gevraagd? Zeg je. Iemand kruipt bijna onder zijn bureau van het lachen.

Toch al maar even stiekem oefenen voor de linkerpartij uit dat boek met quatre-mains. O jee. Een andere keer nog eens oefenen, niet zo’n slecht idee.

Een brief in de brievenbus. Van die ene verzekering waar je zo hard voor hebt moeten vechten. Bang, een beetje. Enkel de overstap naar de Europese domiciliëring. Oef.

Proactieve verjaardagsfeestverwarring. Die gelukkig snel weer is rechtgezet. Dat je je zo gelukkig mag prijzen. Denk je. (Dat is twee keer gelukkig.)

Je staat in je blootje voor de spiegel. Het scheermes is bijna in vrijdagstaat, niet meer zo scherp dus. Je denkt aan iets. Iets met een chocoladevlek. Je glimlacht.

Geen opmerkingen: