12 maart 2014

Je leert het niet echt


Dat je dringend nog eens iets moest schrijven over dat ding. Dat woord. Dat dacht je, terwijl je van de trein weer naar huis liep.

Soms denk je dat het moet. Van iets, ergens. Als een ritueel. Anders zal er iets gebeuren. Soms komt het zomaar.

Je bent al bij de apotheekmevrouw geweest. De twee flesjes met vies spul staan klaar. Voor volgende week. (Sommigen zeggen dat je iets te goed georganiseerd bent. Het moet gewoon in orde zijn, denk je. Zo kan er volgende week niets tussenkomen, of zo.)

Soms denk je: het moet van ver komen, het besef, mag dat wel? Soms denk je: het is toch pas volgende week?

Het woord is kanker.

Het woord opschrijven is al iets. Zoals toen je thuiskwam, zoveel jaar geleden, en je wist dat je het had. Hoe je daar zat, in de zetel bij het raam. Je belde zelf iedereen op, een voor een. Met het woord telkens in elk gesprek. Het woord zeggen. En tegen de avond wist je dat je het had. Dat woord.

Volgende week ben je weer daar. Boven op de berg. Dan gaan ze kijken.

Het was niet de bedoeling dat je nu al een beetje zenuwachtig zou worden. Je leert het niet echt. Nooit.

Soms zou je het willen vragen aan al je vrienden en dierbaren die er niet meer zijn, door die kloteziekte. Doe ik het goed? Dat zou je willen vragen. Als je eraan denkt, komt er kortsluiting in je hoofd. Je hebt het leven teruggekregen. Zomaar. En zij niet, ze zijn er niet meer. En altijd denk je: ik moet het goed doen, ik moet het voorzichtig in mijn handen houden, zij kijken mee. Je zou zo graag trouw willen blijven.

Je mag zo niet denken, dat zei iemand je ooit. Ik weet het, zei je. Ik kan het niet helpen, zei je. Je mag je niet schuldig voelen, zei iemand. Ik weet het, zei je. Ik kan het niet helpen, zei je. Mag ik me dan gewoon verantwoordelijk voelen voor het leven dat ik nog heb, of zoiets, vroeg je. Gewoon leven, zou dat al niet genoeg zijn, zei iemand. Ik zal het proberen, zei je.


Misschien is het dat je bewust naar dat moment wilt toeleven. Niet dat je het allemaal even op een drafje doet, na het werk en alle andere afspraken. Maar in volle aandacht. Misschien is dat wel goed. Het is misschien het betere antwoord op hoe je het toen, zoveel jaar geleden, bewust onbewust niet had gemerkt. Hoe je het toen beter had kunnen doen. (Hoe je eigenlijk heel erg veel geluk hebt gehad, het is zo.)

Misschien is het dat je zo hen, die anderen, die geesten, dicht bij je kunt houden. Misschien gaan ze zo een klein beetje met jou mee, kun je zo naar hen glimlachen.

En hoewel er geen redenen zijn, denk je soms toch, ineens, dat ze volgende week zullen zien dat er allerlei dingen stuk zijn in jou, of zo. En hoewel er geen redenen zijn, denk je soms toch, ineens, dat ze volgende week zullen zien dat iets teruggekomen is, of zo.

En hoewel ook dat nergens op slaat, denk je dat je maar één kans had om eraan te ontsnappen, en dat je die al hebt gehad.

Al die dingen heb je al duizenden keren met jezelf uitgepraat. Al die keren heb je jezelf ervan overtuigd dat het niet opbrengt om zo te denken. Je moest jezelf elke keer gelijk geven. En toch. Je leert het niet echt. Blijkbaar.

Soms ben je bang voor al je dierbaren, die er nog wel zijn. Dat je hen weer verdriet zou doen, door weer ziek te worden. Soms ben je bang, als je hen onder ogen komt, dat je het misschien wel niet goed doet, dat voorzichtig in je handen houden.

Het is gewoon volgende week. Je zult je gewoon rustig voorbereiden, zoals al die andere keren. Je zult gewoon naar het ziekenhuis gaan, en daar behoorlijk rustig zijn. Je zult een grapje maken met de dokters of de verpleegster, zoals je altijd doet. Je zult nadien thuiskomen en je terugtrekken onder je dekentje. Het is niet meer dan dat.

Geen opmerkingen: