15 maart 2014

T-Bone


De dingen die door je hoofd gaan. Het residu van weken, zo lijkt het. Lijstjes te doen, ze worden korter. (Je zou soms eigenlijk ook wel een leeg lijstje willen, zomaar, voor even, maar goed.)

Je merkt het aan jezelf, tijdens de zoveelste avondvergadering. Dat er iets minder rek op zit. Misschien is het gewoon toch ook die volgende week die eerst achter de rug zou moeten zijn. Misschien.

De bloemen in je terrastuin. Ze maken je een beetje verlegen. De kleuren lijken zo hevig. Misschien moet je wel daar gaan zitten, en alleen maar kijken.

Het draait vierkant die avond. Verderop zitten mensen urenlang vast in een trein. Jij moet net die avond de andere richting uit voor een vergadering. Je laat de trein passeren die uiteindelijk het station binnen komt rijden. Je neemt de volgende, en zelden zat je in zo’n lege wagon. Eindelijk kun je nog eens in een boek lezen. Je moet er weer helemaal in komen. Als je boeken leest van die Japanse auteur, is het alsof er veel wit licht uit de pagina’s komt. Je draait je lange en hoekige lijf in allerlei richtingen, maar zitten lijkt in alle posities pijn te doen, ergens. Je leest gewoon verder. Waarom komt de trein zo snel op de bestemming aan?

Die plaat van T-Bone Walker lijkt je in iets warms te omhullen. Je wilt de hele tijd meeknikken. Je voelt iets aangenaam trillen in je schouders.

In de rubriek ‘roepen tegen de radio’. Een interview met een mevrouw. Over het smogalarm. Ja, ze vindt het natuurlijk allemaal heel erg, maar ja… Ze zal zich wel aan de opgelegde snelheid houden, maar het lijkt een beetje met tegenzin te zijn. Men vraagt haar waarom ze de auto niet gewoon thuis laat. Nee, dat is volstrekt ondenkbaar, nee, dat kan echt niet. Als ze dat zou doen, zou ze misschien wel twintig minuten op een bus moeten zitten. Twintig minuten! Stel je toch eens voor… (Je roept iets tegen de radio…)

Je zou het kunnen verdragen, een warm omhulsel. En iemand die zegt: ssssjjjjjjtttt.

Enkele dagen proberen vroeger te gaan slapen. En je krijgt meer dromen, zo lijkt het wel.

En eigenlijk ging je ook nog kaneelbroodjes bakken. Het zal voor een andere keer zijn.

Op vrijdagochtend vroeg naar de markt fietsen. Zoals elke week: slalommen voor gevorderden, proberen niet in het glas te rijden dat overal ligt.

Je bent er trouwens nog steeds van overtuigd dat je sneller kunt fietsen met kort haar, minder tegenwind voor je ook zonder haar al dikke kop. Misschien ga je het zelf ooit nog wel geloven.

Al een week lang loop je je af te vragen waar je die ene USB-stick zou kunnen hebben gelegd. Allerlei plaatsen zijn gecheckt, telkens minstens dubbel. Je kunt je niet indenken dat die ergens eenzaam en alleen in een of ander achterafstraatje is terechtgekomen. Je probeert je alle plekken voor de geest te halen waar het ding uit je pennendoos zou kunnen gevallen zijn. Tot je die ochtend op het werk komt, en dat kleine groene ding zomaar op je bureau ligt ineens. Het is een bijna teleurstellende opluchting.

Thuiskomen, en zomaar beginnen wenen. Iets uitgestelds of zo.

Bij het woord dessertje moet je altijd glimlachen.

Sommige dingen wil je niet horen, eigenlijk. Niet nog eens, denk je. Niet opnieuw. Niet lang meer, denk je af en toe. Laat het gewoon overwaaien, ook af en toe.

In de stad is het carnaval. Blijkbaar. Iets in dat concept heb je nooit begrepen. En je weet nu wel zeker dat je het ook nooit zult begrijpen.

Een van de nadelen van wat er binnen enkele dagen te gebeuren staat, dat je nu al moet overschakelen op wit brood. En op weinig spectaculaire gerechten, om het vriendelijk te zeggen.

Iets met een dekentje, dat zou niet zo slecht zijn.

Geen opmerkingen: