25 mei 2014

Over nagellak en burgerzin

Ik zag haar voor het eerst een aantal dagen geleden. Ik zat even op een muurtje om een vers pak verkiezingsfolders uit mijn rugzak te halen toen ze bij me kwam zitten. Ze heette Agnetha.

‘Nou, jij ziet er best wel bezweet uit, hard werken blijkbaar.’

Ik knikte even, en deed of het allemaal best meeviel. Dergelijke boodschappen lijk ik meestal nogal letterlijk te nemen. Dat ze misschien iets heel anders bedoelde, dat kwam niet in me op. Zoals gewoonlijk.

‘Dat zit wel lekker hier eigenlijk. Het is toch ongelooflijk, hoe lang je moet wachten tegenwoordig om je nagels te laten doen.’

Ik kon alleen geïnteresseerd vragen of dat inderdaad zo is. Het lakken van nagels is een van de vele maatschappelijke domeinen waarover mijn basiskennis suboptimaal is. (Ik hoopte stiekem dat Agnetha niet zou beginnen over de Rode Duivels, de nieuwe verwikkelingen bij Thuis of Komen Eten, of dat ene stukje huid van Miley Cyrus dat we nog niet gezien hebben.)

‘Er is nu een nieuwe methode om je nagels te laten doen, en dan blijven die drie weken goed. Met een UV-lamp. Dat is gewoon keigoed. Dan moet je dat thuis niet elke keer opnieuw doen. Ik moet binnenkort als bijzit, of bijzitster, of hoe zeg je dat, in een kiesbureau zitten. En dan wil ik er natuurlijk optimaal uit zien. Ik dus naar die zaak waar ze dat doen. Blijkt er een wachtlijst van drie weken te zijn.’

Ik probeerde die informatie goed tot mij door te laten dringen. Drie weken wachten om je nagels te laten doen. Ik vroeg haar of je dat niet gewoon zelf kunt.

‘Goh, dat is toch veel moeilijker dan de meeste mannen denken. Aan een vent vragen om dat voor je te doen, daar kun je beter niet aan beginnen. Het zelf doen gaat wel, maar er is toch altijd een klein verschil tussen links en rechts. En de kenners, zowat alle andere vrouwen, zien dat meteen natuurlijk.’

Ik wou haar zeggen dat ze ook zonder UV-nagels behoorlijk goed voor de dag kwam, maar op dat moment sloeg de existentiële twijfel die eigen is aan de mannen anno 2014 toe: mag je nog zomaar tegen een vrouw zeggen dat ze mooi is? Ik ben daar in principe grote voorstander van: er zijn ontzettend veel mooie vrouwen, en het is ook goed voor de wereldvrede, onder meer. Maar ik besloot nog even te zwijgen.

‘Ja, ik kan dat niet zo goed uitleggen, waarom die nagels zo belangrijk zijn. Ik vind het belangrijk om mooi te zijn, maar tegelijk wil ik ook dat het over mezelf gaat, begrijp je? Zo moeten ze niets gaan verbouwen aan mijn lichaam. Ik wil geen borstvergroting of zo. Mijn borsten horen gewoon bij mij, en wie mij graag ziet, zal die ook wel graag zien. En die rimpels in mijn gezicht, die zijn een getuige van een waarheid die de mijne is. Wie mij wil, die moet die waarheid er ook bijnemen.’

Ik deed hardnekkig mijn best om enkel in haar ogen te kijken, tijdens dit gesprek. Niet altijd gemakkelijk. Ze had mooie ogen trouwens.

‘Maar niet alle mannen denken zo. Dat heb ik gemerkt bij mijn vorige vriend. Hij was op zich wel in orde, ook wel proper op zijn eigen en zo, maar soms heeft een mens toch ook wel zin in een diepgaand gesprek. Vorige week wou ik hem vertellen over dat boek van Lacan dat ik aan het lezen ben. Ik dus al die opwindende gedachten vertellen, en hij mompelde de hele tijd iets van: ja ja, zal wel, interessant, … Toen ik opkeek uit mijn boek, bleek dat hij weer eens bezig was met zijn Paninistickers van die Rode Duivels. Weet je, zo’n mooie voetballer, ik kan dat wel hebben, maar met mate. Er zijn grenzen aan de hoeveelheid voetbal die een normaal mens kan verdragen, en dan moet dat kampioenschap nog beginnen. Dit was toch zo’n beetje de druppel. De week daarvoor hadden we al ruzie gehad omdat hij niet goed kon verdragen dat die plaat met muziek van Richard Strauss zo hard stond. En de week daarvoor was hij kwaad omdat ik me had ingeschreven voor de cursus snaartheorie voor gevorderden. Ik heb hem dus maar buitengezet. Het is een oase van rust thuis nu, heerlijk.’

Ik wou haar vragen of ze nu definitief haar geloof in het bestaan van degelijke mannen verloren had, maar deed het toch maar niet.

‘Dankjewel, dat was een fijn gesprek.’ Ik vroeg me even af of ik meer dan een enkele zin gezegd had, maar dat gaf niet.

En deze ochtend, in het kiesbureau, zag ik haar zitten. (Ik had die ochtend nog die vreselijke berichten gehoord over de smoezen die mensen verzinnen om toch maar niet in een stembureau te moeten zitten. Ik hoorde iets over ‘die werklozen waarover ze het in die debatten van de politiekers allemaal hebben, kunnen die hier dan niet komen zitten in plaats van ons, werkende mensen, die nu een zonnige dag moeten missen?’ Waarna een acute droefenis over mij heen kwam.)

Agnetha zat dus ook aan het tafeltje, in bureau 5, waar ik moest gaan stemmen. Die mensen zitten wel altijd met velen aan een klein tafeltje, dat valt me steeds op. Ook een beetje suboptimaal.
Nadat ik gestemd had, keek ze indringend naar mij. ‘Pssst, kijk!’

Ze liet haar nagels zien. Volgens mij goed gelakt. ‘Ziet er toch behoorlijk goed uit!’ Dat zei ik, op hoop van zegen.

‘Valt best mee, en ik heb het zelf gedaan, met mijn nieuwe UV-lamp. Deze dag kan niet meer stuk. En mijn nagels ook niet.’

Ik wandelde buiten met een glimlach.

2 opmerkingen:

Jan Matthieu zei

Nagellak is bij mij al taboe sinds 1972: ik wil op die mooie vingertjes en teentjes kunnen zuigen zonder vergiftigd te worden... :)
Maar het kan inderdaad soms mooi zijn, al gaat mij niets boven de natuur.

Jan Mertens zei

Haha, geweldig Jan!