24 mei 2014

Wanneer komt de regen

‘Zullen we een wandeling maken?’
‘Ja, dat is goed.’
‘Dan gaan we daar naartoe.’
‘Ik herinner me nog een wandeling met jou, ook daar ergens.’
‘Ja?’
‘Ja, dat is een heel bijzondere herinnering. Je hebt toen iets gezegd dat me altijd is bijgebleven. Ik ben het altijd blijven koesteren.’
‘Vertel je er nog iets over?’
‘Straks misschien. Het maakt me een beetje verlegen.’
‘Voor mij moet je niet meer verlegen zijn.’
‘Hoewel, soms ben ik, en ik kan niet uitleggen waarom, eigenlijk blij dat ik verlegen word.’
‘Lijkt me wel typisch iets voor jou.’
‘Ja, misschien wel.’
‘Waar denk je aan nu?’
‘Het is vandaag de verjaardag van Bob Dylan, en ook van mijn vader trouwens. Soms vraag ik me dat zo af, aan welk liedje van hem ik spontaan denk op dat moment.’
‘En wat is het vandaag?’
‘Most of the time.’
‘Ik zal het eens opzoeken.’
‘Heb je dat ook soms? Dat je je afvraagt: denkt hij soms nog wel eens aan mij?’
‘Ja, natuurlijk, wat dacht je?’
‘Ik weet dat nooit, zo’n dingen, wat ik wel en niet mag denken. Ik ben daar niet zo goed in, denk ik.’
‘Volgens mij ben je normaler dan je zelf denkt.’
‘Wie weet.’
‘Ik zal je iets verklappen. Als ik hier wandel, denk ik soms aan jou. Het heeft met deze plek te maken.’
‘Dat is mooi.’
‘En het geeft nu ook allemaal niet meer zo. Nu zijn we nu.’
‘Ik zag onlangs nog een foto van toen. Ik schrok een beetje. Niet negatief of zo, het was gewoon veel, op een of andere manier, die foto.’
‘Misschien moet je ze eens meebrengen, en het me vertellen.’
‘Misschien wel.’
‘Die lijnen hier in het landschap, dat heb ik altijd mooi gevonden. Het is alsof er een geheim in het landschap is.’
‘En verhalen. Ik denk dat het landschap alle verhalen onthoudt die hier verteld zijn.’
‘Ze zijn er dus nog?’
‘Ja, dat denk ik wel.’
‘Dat is wel een geruststellende gedachte. Dat ze niet verloren gaan.’
‘Jij kon wel altijd goed tegen de zon. Je zult snel weer bruin zijn.’
‘Jij niet.’
‘Nee, nooit.’
‘Zullen we doen alsof we het weerbericht niet gehoord hebben? Dan wandelen we nog een heel stuk verder, daar naartoe.’
‘En dan denken we de regen weg. Dan zorgen we met onze gedachten dat de regen niet naar ons komt.’
‘Ja, zoiets.’
‘Lijkt me een heel goed plan.’

Geen opmerkingen: