05 november 2015

Iets met een eiland

De oude man staat op het podium. Door de jaren is het bijna vertrouwd geworden om hem te zien. Die rare bewegingen. Zo veel jaren in die stem, en toch. Hij ontroert je, heel erg. Hij kan tegelijk dichtbij komen en afstand houden. De muzikanten rondom hem hebben iets van een ingehouden zwierigheid. Ze ademen met hem mee, zo lijkt het wel. Je zag het al de vorige keer, en ook al een beetje de keer daarvoor. Het is alsof hij een ander ritme heeft gevonden. De reis is de bestemming, dat verandert niet. Maar soms lijkt het of hij minder rusteloos is geworden, of zoiets. Niet dat de eenzaamheid die rond hem hangt verdwenen is. Je kunt het niet uitleggen, eigenlijk. En het is goed zo.

En iets van dat alles zal over je heen blijven hangen, de rest van de week.

Je zoekt een trager ritme, de dag nadien. Het is alsof je op alles wat op je weg zou komen ja zou willen zeggen.

Je fietst door de stad. En je komt bekenden tegen. En het doet goed. Tussen dat alles door krijg je ook ineens een camera op je gericht. Of je een mening zou kunnen geven. Eigenlijk wil je niet, maar je doet het maar.

Ben je een beetje zenuwachtig voor die avond? Misschien wel, of misschien niet, je weet het eigenlijk niet.

Het wordt een mooie avond. Het gesprek vindt zichzelf. Je schrikt een beetje van de plek in je hoofd waar je ineens blijkt te zijn. De tijd vliegt voorbij. Je zou nog trager willen praten, en je zou nog veel willen vragen. Misschien durf je niet. Je hoort dingen zeggen waarvan je denkt dat ze wel eens waar zouden kunnen zijn. Er is nog veel gesprek over.

Eigenlijk ben je een beetje verlegen bij het afscheid, maar je laat het niet merken.

Traag geef je je uit handen aan de nacht. Met een glimlach die blijft.

Je staat les te geven voor een groepje nieuwe collega’s. Soms denk je even: misschien kan ik dit wel. En soms denk je: wat zijn ze jong, jij bent definitief van een andere tijd.

Je hebt een indrukwekkend lijstje klussen te doen. Bijna al je collega’s zijn in vakantie. Ze lieten je een lang lijstje na. Het doet ook wel goed, om het een na het ander af te kunnen werken. Al zou je ook wel een vakantie gewild hebben.

De dokter die je je griepspuit geeft is heel hoffelijk. Hij doet goed zijn best om Nederlands te spreken. Even ben je in de war als hij je vraagt of je geen korst hebt. Korst? Hij bedoelt koorts, zo blijkt. Nee, geen koorts. Een korst daarentegen? Iemand zou ze van je af kunnen pellen, misschien wel.

Tegen de avond wil je geen woorden meer maken, misschien nog wel lezen. Nog beter: een telefoon van een dierbare vriendin. Ze had je eerder al proberen te bereiken, en toen was het pauze, tijdens het concert van de oude man. Het doet goed een tijd bij haar te kunnen zijn, en alleen maar te praten.
Later denk je nog aan andere mensen die je al een tijd niet meer hoorde. Je neemt je voor iets van je te laten horen de volgende dagen. Met trage woorden.

Je gaat even op bezoek bij de baby, een nieuwe mens op de wereld. Het maakt je week, zoals altijd. Even is het alsof je de foto ziet van hoe je zelf was, toen je zo klein was. Een mooi gesprek. Zoveel leven wacht hem nog.

Onderweg naar huis zie je een vriendin. Even ga je mee met haar, terwijl ze kleren gaat passen. Het voelt als een voorrecht. Het heeft ook iets met trage bewegingen te maken.

Je maakt het huis klaar voor het bezoek. De spullen zijn gehaald. Doosje ijs, met stukjes chocolade. Ze rekenen erop, zo zal later blijken. En weer valt het je op. De kleine meisjes aan je tafel zijn weer groter geworden. De jongste van de twee vraagt wanneer je het cadeau zult geven voor de verjaardag van het andere meisje, overigens pas binnen enkele dagen. Waarop de andere zegt dat het zeker wel weer een boek zal zijn. Inderdaad. De bijna-jarige vertelt over een kruising tussen een walvis en een eiland. Dat moet wel de mooiste zin van de dag zijn.

Je loopt nog even mee met hen naar de bus. Iets ontroert je meer dan je kunt zeggen.

En terug op weg naar huis denk je ook aan woorden die je eerder die week hoorde.

Je zou je lichaam traag uit elkaar moeten kunnen leggen, denk je. Wat die zin betekent, weet je eigenlijk niet, maar zo voelt het.

Geen opmerkingen: