12 december 2015

Moed

En ineens denk je: wat is dit, kan dit?

Het liep wat door elkaar, of misschien wel niet. Soms komt iets bij je binnen. Het is groot. Je reageert meestal met enige vertraging. Iets als dat ding met die trein, dat je zelf nog verder gaat als de trein zou stoppen, iets met fysica dus. 

Het is iets met je lichaam. Hoe het er doorheen moet. Eens het voor de deur staat, kun je niet anders dan wachten. En dan schuift het erdoor. Je kunt alleen kijken. De dingen vermengen zich met woorden. En je weet, pas na de woorden zal het lichaam weer rustig worden.


Dat alles dus was aan de gang. Het zou pas twee dagen later voorbij zijn.


Op dat moment.

Hoe teder. Hoe je elkaar kunt aanraken zonder elkaar aan te raken.

Hoe er een rust was, ergens, dacht je. Of was het een soort vertrouwen dat er ergens een soort rust was. Dat het zou lukken, die woorden zonder woorden, dat ademen, verhalen die elkaar aanraken, op een of andere manier, alsof het zo hoorde, of zoiets, en nog. Een rust dus. Alleen op dat moment, waarvan je eigenlijk niet meer wist: is dit een moment, waar waren we, waar zijn we? En dat je dacht: er mogen nu eigenlijk geen vragen zijn, want als er vragen zijn dan ontglipt het ons misschien wel.
En zomaar, zonder het te beseffen, was er een ander land, of zoiets. Voorbij de grens. Denk je.

Wil je soep? Ja.

En de verhalen.

En ze vroeg je iets te vertellen. Hoe kan dit nu interessant zijn, dacht je. En je vertelde. Je voelde hoe je lichaam koud werd, en ook warm, of zoiets. Hoe je handen begonnen te trillen. Hoe je tranen kwamen. En je vertelde. En toen kwam de vraag over de moed. Die zal je misschien wel altijd kwellen. En wat ze zei. En wat dat met je deed. (Je liet het niet merken, denk je.)

En je vroeg haar iets te vertellen. Met veel schroom, eigenlijk. En haar antwoord had niet mooier kunnen zijn. En wat dat met je deed. (Je liet het niet merken, denk je.)

Ongemerkt was je in dat land gekomen.

En ineens denk je: wat is dit, kan dit?

Hoe zou je het beschrijven, vraag je je af (later, terwijl je een brief zit te schrijven)? Het woord biedt zich aan, zomaar. Het woord thuiskomen.

De woorden leggen zich neer. Traag en rustig. Alsof ze niet meer op de vlucht zijn. Alsof je voorbij een vraag bent.

Je vertelt haar over het liedje. The sun will dry up the ocean | Heavens will cease to be | The world will lose its motion | If I prove false to thee. (Er is nog een ander liedje, trouwens, denk je later.)

En dat je twee dagen later, met heel veel schroom, de vraag zou stellen aan iemand. De moedvraag. En dat je nooit bestand zult zijn tegen het antwoord.

En dat je twee dagen later zou merken hoe de sluizen open kunnen gaan. Net na haar woorden. Verborgen onder een dekentje. Het lag natuurlijk ook aan de film, zou het officiële antwoord kunnen zijn.


De vraag is te moeilijk. Te belangrijk. Gewoon dus.

En je denkt: ik moet het erbij schrijven, in die brief. Als de woorden zich neerleggen, is het er, is het in rust, en zal het blijven, misschien wel, en zo.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei

Mag ik je misschien wel
de mooiste moed toewensen, Jan,
weemoed.

Daar heb ik er genoeg van.
Van die andere, ben ik bang.

Jan Mertens zei

dankjewel Uvi voor je mooie reactie, weemoed is wel een mooie moed...