26 maart 2016

Een beetje verbrand

De week zit nog onder je huid. Ergens.

De avond ervoor. Een wonderlijk mooi concert. Zoveel tedere melancholie. En soms ook wat lichtheid.

Terug naar huis. Normaal had je de trein genomen langs de luchthaven, maar die heeft een onbepaalde vertraging. De stoptrein dan maar. De sfeer zit er helemaal in. Een trosje Amerikaanse studenten, een klein beetje in de wind. De treinmeneer heeft niet zoveel zin in uitgebreide controles. Iedereen ziet er vriendelijk uit, dus waarom zouden we niet vriendelijk zijn? Hij verbroedert uitgebreid met de studenten. Gelukkig zijn er veel haltes. Zo kan hij de hele Belgische politiek uitleggen, het even hebben over de EU, en ook nog zijn mening geven over de Amerikaanse presidentsverkiezingen.

De dag.

Je weet het nog niet, maar op het moment dat je trein vertrekt, barst de hel los, een beetje verder.

Eens je aan je bureau zit, begint het nieuws langzaam binnen te komen. En het zal niet meer weggaan.

Sirenes, alleen maar sirenes, alleen maar sirenes. De hele dag.

Een deel van je blijft rustig. Een deel van je is een stroom van beelden. Denken aan die en die.

De woorden, ze storen je. En dat zal zo blijven, ook de dagen daarna. Het gemak waarmee sommigen meningen en waarheden en analyses en vingerwijzingen en onzin verspreiden, alsof het niets is, het geeft je koude rillingen. Kun je niet even gewoon zwijgen? Kun je niet gewoon nederig zijn, en respect hebben voor de doden en gekwetsten, en zovelen die proberen het leed te verminderen ondanks zoveel chaos? Dat denk je.

Alles wat je denkt, het lijkt zo wezenloos. Zo minuscuul en onbelangrijk.

Je laat het toch maar even weten, dat je veilig bent. De reacties op dat eenvoudige bericht overweldigen je. Tranen komen maar af en toe een beetje. (Het is steeds zo bij jou, ze stellen zich uit.)

En de hele tijd denk je: ik zou haar…

Je begint na te denken over een oplossing om weer thuis te komen straks. En je voelt je een beetje schuldig, omdat je weggaat. Anderen kunnen niet meer weg, nooit meer.

En je denkt: als ik daar zou…, zou ze…?

Dat je weer veilig thuis bent, je laat het weten.

Het is raar om die avond in een vergadering te zitten. Het is boeiend, maar het duurt lang. En je wilt eigenlijk alleen maar thuis zijn. Wanneer je eindelijk thuis bent, schuift er iets over je heen (of van je af). En je zou, veel. Je zoekt woorden die veel voorzichtiger klinken dan in je hoofd.

De dag  na.

Je zit de hele dag in een seminarie. Je doet je best. Maar af en toe lijkt het iets te futiel, of zo. Af en toe kun je anderen niet verdragen. Al weet je niet waarom.

En weer een vergadering.

Nog een dag later. Je gaat weer naar de grote stad. En dat klopt, op een of andere manier.

Die middag ga je naar het centrum. Daar waar alle mensen samenkomen, bij de trappen. Om bij elkaar te zijn. De cameraploegen vormen een tribune van een halve cirkel. Beetje raar. Maar de mensen zijn mooi. Het is soms moeilijk om te kijken, je voelt je een beetje weerloos. En tegelijk ook niet. Je bent amper daar of de tranen komen, ze stromen. Na een tijdje lukt het beter om te kijken. Het maakt je rustig. Het voelt een heel klein beetje alsof je iemand anders geworden bent.

De soldaten vragen je je tas te openen en fouilleren je. Alles gaat vlot en vriendelijk. Je hebt een vroegere trein dan je had verwacht. Er is erg veel plaats.

Je bezoekt een vriend in het ziekenhuis. Die ziekte. De operatie is goed verlopen. (Je denkt: ik wil dat de dingen goed lopen, dat is belangrijk.)

Je had geprobeerd de afwas snel te doen, om helemaal klaar te zijn. Net niet. Een mooi gesprek. Het raakt iets in je huid.

Een dag later. Alle uitgangen van het station zijn weer open. Je voelt het al sinds de dag na. Het is anders, anders dan de vorige keer. Toen gebeurde er minder, maar de mensen leken banger. Nu lijkt het omgekeerd, al kun je het niet uitleggen.

Als je thuiskomt, is het alsof de vermoeidheid van de week ineens over je valt. En je moet toch weer vertrekken, voor een vergadering.

Je hoopte dat je voor een keer niet te vroeg wakker zou worden, het is niet zo. Het is wat het is.

Een beetje onrustig.

Je bent op weg naar de wake. Ineens besef je dat er veel zon is. Je denkt: waarschijnlijk zal ik verbranden. Je denkt: het is te futiel om nu terug te keren en die tube boven te halen.

Even later sta je daar. Je voelt de zon. Je zegt het. En je denkt: alleen hier zou ik willen staan.

Het is goed.

Weer thuis. Iets overvalt je.

Je huid is een heel klein beetje verbrand, een heel klein beetje maar.

2 opmerkingen:

http://uvi.skynetblogs.be/ zei



Zalig Pasen, Jan.

Jan Mertens zei

Dankjewel Uvi, ook voor jou mooie paasdagen!