23 december 2016

O ja

De laatste dagen voor de vakantie. (Het is tijd, denk je, hoog tijd. Tijd voor niksigheid, als dat zou kunnen.)

Het is altijd nuttig om positief te blijven, denk je. En toch. Een aantal van de sprekers tijdens die conferentie van de Commissie geeft zich net iets te enthousiast over aan de ‘wat zijn we goed bezig, wat is iedereen geweldig, wat voor een ongelooflijk pertinente tussenkomst was dat, wat hadden we toch geen betere spreker kunnen vinden dan deze, wat ziet de toekomst er rooskleurig uit, hoe ongelooflijk geweldig is de mededeling die we net gepubliceerd hebben, …’-verlokking. Als een mevrouw uit het publiek net iets te kritisch reageert, krijgt ze zowaar een publiek standje van de moderator. Merkwaardig allemaal, aangezien de heer vicevoorzitter van de Commissie bij het begin van de conferentie net zei dat we onze kinderen moeten leren om kritisch te denken. (Het kan ook zijn dat je oud begint te worden.)

Je doet wel erg je best tijdens de avondvergadering om de kerstsfeer erin te houden. (Nadat een vergadering de avond daarvoor een beetje aan de bitsige kant was.) Dat lukt ook aardig, eigenlijk. Op weg naar huis hoop je dat het de laatste avondvergadering zal zijn geweest van dit jaar.

Je elke dag weer voornemen dat je bijna de laatste dingen aan het doen bent om te kunnen vertrekken met een clean desk. (En elke dag van die ‘zou je nog even dit kunnen doen’- dingen op je bureau krijgen.)

Je staat ’s avonds te wachten op een trein. Een mevrouw roept iets om. Dat de reizigers zich moeten beschermen tegen gauwdieven. “Loop niet te koop met je kostbare spullen.” Dat zegt ze. Even denk je dat de essentie van een gauwdief toch net is dat hij/zij niet iets zou willen kopen.  (Het zal wel aan jou liggen.)

(Het is een suboptimale buikweek, denk je al die hele suboptimale buikweek. Roepen tegen buiken, het is een merkwaardige competentie voor gevorderden. Of moeten we dat ook een skill noemen, zoals die meneer tijdens die Commissieconferentie, je kreeg er zowaar een beetje schrik van…)

(Waar zul je uitkomen, voor het nieuwjaarsgedichtje, later die week. Spannend, je weet nooit wat het uiteindelijk zal worden.)

Een fijne afspraak die avond. Je krijgt allerlei nuttige tips, die je misschien zult opvolgen. Wie weet. (Je weet al hoe het zal lopen, trouwens.) Op ongeveer hetzelfde moment zeggen jullie allebei dat het tijd is om te vertrekken, met dezelfde motivatie: de was nog uit de machine halen en ophangen.

(Op enkele dagen dat hele seizoen van Game of Thrones inhalen. Je snapt er nog steeds niets van, in de zin van wie nu met of tegen wie is, en wie van wie familie is, en wie wie dood wil hebben, of zoiets. Het voordeel van een kleine televisie is dat je vanuit je zetel gemakkelijk met je hand voor je ogen zowat het hele scherm kunt afschermen bij de zoveelste lichtjes akelige scène. En dat is dan tweemaal scherm in dezelfde zin.)

Het is de kanteldag. De dag dat de tijd kantelt. Het beweegt de hele dag door je hoofd. (Je denkt aan enkele mensen.) Je voelt het in je buik. (Voor zo’n dingen is het een meer dan optimale buik.) ’s Avonds, voor je gaat slapen, buig je voor de tijd, je ademt de kanteling in. Dat moment mag niet zomaar voorbijgaan.

In een noodtempo nog al die extra dingen afwerken op het werk. (Het lijstje to do is op, jippie.)

En dan het moment, voor het nieuwjaarstekstje. Je moet er even op wachten, zoals steeds. En dan maar aanknopen bij het eerste beeld dat in je hoofd komt. Daarna komen al die andere beelden.

En, o ja, of niet o ja, je wist het wel. Dat het ook die derde speciale dag was. Hoewel het niet aan de orde is, moet je toch iets speciaals doen. De eerste kaart dus. Misschien nog net op tijd in de brievenbus. (Zouden die lichtingen van die bussen exact op de minuut gebeuren? Of net een minuut te vroeg of te laat? En dan nog kan het zijn dat verzendingen naar sommige uitheemse gebieden extra lang onderweg zijn.)

En veel ingewikkelde dromen. In haperende nachten.

De laatste dag. Je bent helemaal alleen op het werk. (Je hangt een beetje met haken en ogen aan elkaar, ondertussen.)

Je moet na de middag nog even een omweg langs een andere stad maken, om een pakje op te halen. (Dat ze op die lijn nog steeds die vieze treinstellen gebruiken, het blijft een mysterie. Iedereen zit ongeveer op elkaar, en de verhalen komen los. Van Venezuela tot Nieuw-Zeeland, en dat op die ene vierkante meter.)

Na het ophalen van het pakje zwaai je nog even naar het huis van een vriendin. Het zou minstens ongeluk brengen dat niet te doen. Het is goed even dichtbij te zijn. Het is een goede dag, zo zeg je later.

Die extra treinrit, het betekent extra leestijd. Zomaar.

(En al die dingen die je de hele tijd zou willen vertellen, denk je later, terwijl je door de stad loopt naar huis. Dat pakje weegt eigenlijk net te zwaar voor je rug. Eigenlijk.)

Laat de vakantie maar uitbreken, denk je, weer thuis.

Geen opmerkingen: