28 april 2019

Aarzelwegen

Verlangen naar dingen met korte zinnen.

Dansen in de keuken.

Wat zou je tegen haar zeggen in het echt?

Die schouder, welke restpijn zou het zijn?

Niet helemaal zeker weten of je jezelf aan de nacht wilt geven.

Wie was dat in je droom?

Het hoofd kun je je niet herinneren, de rest wel.

Een klein hoofdpijnplekje en iets in je arm.

Je lichaam herschikt zich.

(Die kleine schokjes tijdens het concert.)

De kranten zijn geduldig.

Uitstellen van genot, voor gevorderden.

De kleur van de wasmand.

Het schikken van de dingen.

Alsof je lichaam nog niet klaar is om te antwoorden.

Verwarschaamte.

Heb je niets leukers te vertellen?

Wie zul je kiezen?

Wankelverlossing.

Koude handen, even.

(Toen, gloed.)

Wat ze je zei, waar het wacht.

Kijken naar wachtleegte.

Waar het zich bevindt, je zou het kunnen aanraken.

Slaapkanteling.

Zoeken naar een zeeligging.

Stel je voor, dat je nu de zee zou zijn.

Je zag die film al drie keer, denk je.

Misschien zijn het haar schouders.

Je zou iets moeten doen, misschien.

De genade van de zondagmelancholie.

Enkele potten op het terras herschikken.

Soms, wanneer je iets doet, zie je wat je nog zou moeten doen.

Plantenonzekerheid.

Waarom groeien die planten binnen nu beter dan vroeger?

Als je langer zou wachten zou je meer pijn voelen.

Welke lichaamsweg je zou moeten nemen.

Je leest het boekje uit.

Lichte woordweerstand, maar je denkt dat je het begrijpt.

Je kijkt naar plekken.

Zomaartranen.

Aardappelen op zondag.

Kleine stukjes opruimen.

(Alsof je niet helemaal samenviel met jezelf.)

De wijn.

Kinderverwarring.

(Uitgestelde vragen, dat is misschien wel goed.)

Voetstraling.

Zou je kunnen weten wat je opgespaard hebt?

En binnenkort, als de dingen zijn gaan liggen, zul je.

Het afwaswater spoelt weg.

Het ritueel.

Geen opmerkingen: