06 april 2019

Plekkenverlangen

‘Doet het hier pijn?’
‘Ja, eigenlijk wel. Maar dat is niet zo erg. De pijn is vertrouwd, ze mag komen.’
‘Is dat niet een beetje overdreven?’
‘Nee, ik denk het niet. Soms lijkt het alsof de pijn ervoor zorgt dat alles weer een beetje in de plooi valt of zo. Als een soort terugkeer. Of een vorm van genade.’
‘Genade lijkt me toch meer iets waarbij de pijn verdwijnt, waar alles geheeld wordt.’
‘Het zijn grote woorden. Een woord als genade fascineert me, zeker als de goden afwezig zijn. een woord als helen is te groot. Of misschien is er te veel verlangen.’
‘Misschien zijn er omwegen.’
‘Zoals in dat liedje. And the healing has begun. Ik weet nog waar ik was, toen ik dat voor het eerst hoorde. Die hele plaatkant eigenlijk. Kant B. In mijn hoofd is het altijd kant B. Ik heb nooit goed begrepen of willen begrijpen waar dat liedje juist over gaat, maar ik weet nog wel hoe het binnenkwam, wat het met mijn huid deed, of zo. Ik zou dat toen nooit zo gezegd hebben, dat zijn woorden van nu.’
‘Het is mooi, hoe je ogen veranderen als je zoiets vertelt.’
‘Ja? Oei.’
‘Het is goed hoor, je moet niet oei zeggen. Het hoort bij jou.’
‘Heb je het niet te koud?’
‘Nee, het gaat wel. Gisteren had ik het koud. Ineens. Heb je dat ook soms? Ik was aan het praten met iemand, en ik voelde hoe ik het koud begon te krijgen. Alleen door het gesprek, niet omdat het op zich zo koud was of zo. Alsof ik om sommige dingen te zeggen, of niet te zeggen, de warmte uit mijn lichaam moest opzuigen of zo.’
‘Ja, dat ken ik. Het valt me nu meer op, of ik merk het beter op, dan vroeger.’
‘Het is dan alsof het van binnen naar buiten koud wordt, in plaats van omgekeerd.’
‘Soms gebeurt ook het omgekeerde. Ik had het een paar maand geleden nog. Ik zat in de trein, een boek te lezen. Door dat boek begon ik dingen te begrijpen, zag ik sommige dingen voor het eerst of zo. En er was daar een stuk in, en gewoon door dat te lezen begon ik ineens te gloeien.’
‘Misschien weten we gewoon niet zo goed hoe dat werkt, een lichaam.’
‘Misschien moeten we alleen maar kijken.’
‘Zou je soms willen dat alle pijn weg is?’
‘Dat is een moeilijke vraag.’
‘Waarom?’
‘Dat weet ik niet. Misschien ben ik bang dat dan de zwaartekracht ook weg is of zo.’
‘Of misschien ben je bang van wat je allemaal zou kunnen doen dan.’
‘Waarschijnlijk zul je wel gelijk hebben.’
‘Ik zou het wel eens willen zien dan.’
‘Wat?’
‘Hoe jij gewichtloos bent.’
‘Ik zou je dat toch niet aanraden.’
‘Dat maak ik zelf wel uit. Zou jij ook zeggen in mijn geval.’
‘Zullen we straks iets gaan eten, daar bij het water?’
‘Goede poging tot afleiden. Ja dus. Maar het duurt nog lang eer het straks is.’
‘Oei.’
‘Grrr.’
‘Misschien moeten we nog een diepgaand gesprek hebben over het geslacht van de engelen.’
‘Daar waren we toch al uit?’
‘O ja, dat is waar ook. Over de goden dan. Wat ik me wel eens afvraag, is of je op den duur niet uitgepraat bent met elkaar, als god. Je zit daar toch heel lang eigenlijk, zo’n eeuwigheid. Zouden dan alle interessante gesprekken niet op zijn of zo?’
‘Ik denk dat dat wel meevalt. Het kan anderzijds natuurlijk ook zo zijn dat de goden jaloers zijn op de sterfelijkheid van de mens. En op de zwaartekracht.’
‘Behalve dan de mijne natuurlijk.’
‘Ja, behalve de jouwe.’
‘In dat geval…’

Geen opmerkingen: