21 augustus 2019

De jongens van Nickel

Een verhaal van gruwelijk onrecht. Het onrecht was ‘gewoon’, want verankerd in wetten en praktijken van structureel racisme. Het onrecht was zogenaamd begraven in het verleden, veilig in een andere tijd. Maar de doden worden uit hun verborgen graven gehaald en krijgen hun verhaal terug. Dat is wat de Amerikaanse schrijver Colson Whitehead doet in zijn indrukwekkende boek De jongens van Nickel. In een spaarzame ingehouden stijl laat de auteur het verhaal voor zich spreken. Het boek is een roman, in deze vorm fictie. Maar het is wel gebaseerd op een erg pijnlijke bladzijde uit de Amerikaanse geschiedenis die net niet verdwenen is onder de betonlaag van de vergetelheid.

Het boek begint in de jaren 60 in Talahassee in Florida. In die tijd bestond er nog segregatie tussen witte en zwarte mensen. Dat was toen nog wettelijk georganiseerd in de zuidelijke staten (door de Jim Crow-wetten) tot half de jaren 60 en het was ook nog de dagelijkse praktijk. Het is de periode van de opkomende burgerrechtenbeweging met de charismatische Martin Luther King. Elwood Curtis woont bij zijn grootmoeder en doet het goed op school. Hij wil het goed doen, wil het ver brengen in het leven. Hij wil een goed mens worden en voelt zich enorm geïnspireerd door de woorden van Martin Luther King, via een plaat die telkens opnieuw gedraaid wordt. Hij is een jongen die van aanpakken weet, een beetje naïef. Hij doet baantjes, in het hotel waar zijn grootmoeder werkt en in een winkel. Zijn ouders zijn met de noorderzon verdwenen. In de verhalen over zijn overgrootvader, grootvader en vader en in de beschrijving van het hotel en de winkel waar hij werkt krijg je op een nuchtere manier het beeld van de structurele achterstelling van de zwarten. Via een leraar op school die ook activist is, krijgt Elwood uitzicht op studiekansen in een hogeschool voor gekleurde mensen. Op weg daar naartoe gaat hij in op het aanbod van een automobilist die hem een lift aanbiedt. Nadien blijkt dat dat een autodief is. Elwood wordt ook gearresteerd als autodief en wordt naar Nickel gestuurd, een heel erg strenge tuchtschool.

Nickel is een vreselijke plek waar jongens voor de kleinste of onbestaande vergrijpen kunnen terechtkomen. Op het domein zijn witte en zwarte jongens ook gescheiden. Er heerst volstrekte willekeur. Via een soort puntensysteem kun je opklimmen en zo misschien terug vrijkomen. Corruptie is geïnstitutionaliseerd. Een groot deel van het voor de zwarte jongens voorziene eten wordt doorverkocht aan de lokale middenstand. Onder het mom van sociale dienst worden jongens ingehuurd om allerlei klussen in huis uit te voeren bij de witte mensen die in het schoolbestuur zitten. De verantwoordelijken van de school houden een regime van terreur in stand. Als je iets doet dat als fout wordt beschouwd kun je heel zwaar gestraft worden. ’s Nachts worden jongens uit hun bed gelicht en naar het ‘witte huis’ gebracht, waar ze gemarteld, misbruikt en soms gedood worden. Als men je ‘naar achter’ brengt, kom je waarschijnlijk nooit meer terug. Aan de families wordt dan verteld dat de jongens gevlucht zijn. Elwood komt in deze gruwelwereld terecht en blijft dromen van de weg van het goede die hij voor zichzelf zag, al is het soms moeilijk om in de boodschap van liefde van Martin Luther King te blijven geloven. Hij vindt een vriend in Turner, die meer cynisch is en beter weet hoe je moet overleven in dit horroruniversum.

In het proloog van het boek, in de huidige tijd, zijn archeologiestudenten aan het werk op wat de verborgen begraafplaats van Nickel was. Daar vinden ze de restanten van de jongens die daar anoniem begraven werden. Er waren al eerder geruchten geweest van misstanden in Nickel, maar de openbare aanklager had net zijn onderzoek – zonder resultaat – afgerond. Een projectontwikkelaar wilde net beginnen met een groot bouwproject op de site. Het boek bestaat verder uit drie grote delen. Het eerste deel gaat over de jonge jaren van Elwood, voor hij naar Nickel moet. Het tweede deel gaat over de periode in Nickel. Het derde speelt jaren later in New York. En de epiloog sluit weer aan bij de proloog.

De gebeurtenissen in het boek verwijzen naar een tuchtschool die werkelijk heeft bestaan, zo blijkt uit het nawoord van de auteur. Die school is pas gesloten in 2011. In 2012 vonden archeologiestudenten daar inderdaad de lichamen terug van meer dan 80 jongens. Sindsdien hebben heel wat nog levende mannen die ooit op die school zaten zich verenigd en delen ze hun verhalen.

Colson Whitehead heeft in dit boek voor een enigszins onderkoelde verhalende stijl gekozen. De gebeurtenissen spreken voor zich. Regelmatig worden lege plekken gelaten. Door de dingen zo nogal schijnbaar afstandelijk te beschrijven komt het voor sommigen ‘gewone’ van dat maatschappelijk verankerde racisme nog harder aan. Het weegt als een loden doek op de verhoudingen tussen mensen. Heel wat mensen profiteerden er mee van, konden zichzelf ervan overtuigen dat ze niet zagen dat er een probleem was of vergaten dat er zo duidelijk een ongelijke behandeling was tussen wit en zwart. Je verzetten is goed, maar het is bijna onmogelijk om het systeem te veranderen. Heel wat kleine details of zinnetjes die subtiel in de tekst verwerkt zijn, illustreren telkens opnieuw hoe structureel dit alles was. En je voelt als lezer ook hoe de woorden van Martin Luther King voor Elwood als het ware licht geven in de duisternis. Het is hoop die pijn doet, gezien wat er verder in het verhaal gebeurt (en wat je weet over wat er met King is gebeurd). In het derde deel lijkt er meer lucht te zijn tussen de woorden. Het lijkt meer ontspannen. Maar je voelt tussen de regels en indirect hoe die school de levens van zoveel jongens die zoveel hadden kunnen worden kapot heeft gemaakt. Op het einde krijgt het boek een verrassende wending waardoor het verhaal nog veel harder binnenkomt.

Met De jongens van Nickel heeft Colson Whitehead een zeer indringend boek geschreven over een donkere bladzijde uit de recente geschiedenis van de Verenigde Staten. Velen hadden waarschijnlijk gehoopt dat ze was verdwenen in de plooien van de tijd. Velen vonden het wel zo handig dat niemand ooit zou weten dat zoveel jongens niet weggelopen waren, maar wel anoniem begraven na een gruwelijke dood. De archeologen hebben de lichaamsresten gevonden, de auteur redt hun verhaal. En jammer genoeg is de grote droom van Martin Luther King in het Amerika van Donald Trump nog altijd niet uitgekomen…

Geen opmerkingen: