15 augustus 2019

Het web

Een mooi gesprek. Een onverwachte ontmoeting, na zo lang. Hoe de dingen in elkaar schuiven, als een slinger die geduldig heen en weer gaat, zonder ooit een lege plek te laten. Hoewel het wel over lege plekken gaat.

Dankbaar.

De zinnen die in lichamen geschreven zijn. (Soms kun je ze lezen.)

(Al dagen probeer je het te lezen, naast de boeken. Boeken zijn gemakkelijk.)

(Echo’s in je huid.)

Misschien was het wel goed, die hand die stokte. Ergens onderweg.

(Je probeert beelden opnieuw te bekijken, ergens. Momenten van terugtrekken.)

Je kijkt naar je hand.

(Je denkt aan de handen die je deze week al zag.)

En verhalen over het web.

Hoe we allemaal een deel zijn van het web van het leven. Hoe die knooppunten met elkaar verbonden zijn. Hoe je het kunt zien, hoe je het kunt ademen.

Je bent zelf de hele tijd bezig om je web te maken. Je zou er ook op kunnen vertrouwen dat het web jou zal dragen.

(Die zin. Het is alsof je lichaam die zin ziet. Even is er paniek. Als een echo.)

(De zin verandert je adem, je moet wachten op de terugkeer.)

Zo dapper ben je nog niet, zeg je.

Iets met vertrouwen. Ze vertelt over vertrouwen.

(Je ziet het verhaal verschuiven binnen de zinnen, van buiten naar binnen.)

(Het is een moeilijk woord, als je het echt aanraakt.)

(Je ziet die beelden weer. Je ziet de lege plekken waar je had willen zijn. Je ziet de woorden niet die je daarvoor nodig had gehad.)

Het gesprek volgt zichzelf.

(Zo dapper ben je nog niet, denk je nog steeds.)

En het ging ook over de plek waar je schildert, waar je een beeld maakt. (Waar je een boek schrijft.)

(Het heeft er op een of andere manier mee te maken.)

Je wilt iets zeggen over onbestemdheid.

(Je ziet de onbestemdheid, je bent wankel daar, je bent daar.)

Verhalen over iets willen beschermen, verhalen over de leeuw. Verhalen over huizen.

Verhalen over kinderen op afstand. En de verwarring.

Het is mooi hoe de slinger blijft bewegen. Alsof alles er zomaar mag zijn. Met trage spiegels. Dit web draagt, hier, nu.

(Even zie je het.)

Je zegt haar dat jij niet zo dapper bent als zij.

In het huis is de stilte er weer.

(De tijd die het vraagt.)

Een andere dag. Er zijn teksten te schrijven. Boeken te lezen.

Je kijkt naar de regen.

(Soms maken de echo’s je moe. Soms zou je die zinnen willen kunnen zien, niet alleen weten dat ze er zijn. Soms wil je de pijn niet.)

(Je ziet de beelden. Je ziet het web.)

Huidverdrietherinnering.

(Misschien komt er later iets.)

Je werkt verder aan het eten. Je vult de pepermolen.

Het wordt zeker lekker.

Geen opmerkingen: