18 september 2019

Randdenken

Soms kijk je van de rand naar jezelf, probeer je te zien wat je aan het doen bent. Probeer je te zien wie daar iets aan het doen is. Versies.

Je leest de vele reacties op het interview. (Er stonden zoveel foto’s bij, het verwart je…) Ze ontroeren je, halen je een beetje uit elkaar. Je zult nooit goed begrijpen hoe dat werkt. Die kleine woorden van jou hier, die daar iets doen. Je probeert het te zien, en het gewoon zo te laten zijn. Het is mooi, mensen die zomaar naar je toe komen, door die kleine woorden.

Je leest het interview in het tijdschrift met de schrijfster. Ze vertelt over de kinderen die er niet zijn en waarom dat beter voelt, op een of andere manier. Je zou haar willen zeggen dat je begrijpt wat ze wil zeggen, maar je doet het maar niet. Misschien moet je nog even wachten op de juiste woorden.

Op weg naar de trein denk je aan woorden. In je hoofd probeer je aan iemand uit te leggen waarom je lichaam verlangt naar woorden. De mensen die je voorbij lopen horen niet wat je denkt, gelukkig.

Je zit in de vergadering. Je hebt alles voorbereid, alles zit in je hoofd. Je kijkt naar jezelf, hoe je hen van punt naar punt leidt, blijkbaar. Het is alsof het mag. Je ziet jezelf glimlachen.

De film. Je ziet beelden die je niet verwacht. Je zuigt ze binnen.

Je kantelt uit een droom. Je handen zijn opgespannen.

Je zit in een vergadering. De dingen lijken ingewikkeld. Het is alsof je de dingen kunt zien in je hoofd, verspreid over een vlak. Je weet niet hoe dat werkt. (Je denkt dat al je vragen wel dom zullen zijn, misschien.) In dat vlak is er een plek waar je moet gaan staan, denk je. De woorden bewegen in een stroom. Door hier of daar te gaan staan, bewegen ze net iets anders. De anderen doen hetzelfde. Je ziet de stroom. De stroom gaat ergens naartoe. Er is iets beslist.

De rand van de nacht. Je aarzelt. Je lichaam omhult je, of is het omgekeerd? Misschien lig je in fragmenten. Of in afwezigheid.

Op weg naar het werk zie je een man die je nog kent van ooit. Hij loopt met je mee en vertelt je allerlei verhalen. Hij maakt een omweg, om te kunnen blijven vertellen. Je kijkt.

Op de foto lacht het meisje je toe. Ze zit in een boomstronk. Je zou willen wuiven, maar misschien gaat ze dat niet merken. Als je wuift naar de foto.

Er zijn verhalen in je lichaam. Ze bewegen in valavond.

De twee vrouwen in de film. Ze oefenen de woorden van het toneelstuk.

De man en de vrouw. Ze vragen je of je hen wilt helpen. Geen geld, maar iets om te eten. De man doet zijn best om het goed te vragen. De vrouw kruipt bang achter hem weg. Je neemt hen mee en laat hen een broodje kiezen. Je moet snel weer weg. Je bent verlegen en verward. Misschien maakt het eten hen een beetje warm vanbinnen.

Buiten op het terras. Je leest het interview. Je ziet de resten in je huid. Misschien is de tijd aanraakbaar.

Een vergadering waar je niet bij wilt zijn. Je blijft thuis. Het verwart je. Een beetje.

Een gesprek over het stukje dat je maakte. Iets over ethiek. Waar komt het vandaan, vraag je je af.

Onder de douche lijkt je hele huid te tintelen, onvoorbereid voor het water. Er is iets, met een verhaal.

Je ziet de mevrouw in de winkel. Ze glimlacht naar je.

De pijn staat met jou op.

Je maakt een afspraak. Iemand zal blij zijn. Het is alsof het stilaan gemakkelijker gaat, denk je. Misschien is het een fijn vooruitzicht. Eigenlijk.

Je zou iets willen vragen. Veel.

En wat als je de verhalen zou zien.

Je huid trilt.

Je wenst de mevrouw aan de kassa nog een fijne dag.

Je staat in de lift, met een mevrouw en nog een mevrouw, en een grote kar met flessen. De lift is nogal klein, maar ze wilden dat je zeker ook mee zou instappen. De ene mevrouw begint een heel verhaal over god. Ze stapt uit op een verdieping halverwege. Je praat verder met de andere mevrouw. Jullie zijn niet helemaal zeker of god ook in de lift is.

Een liedje wandelt in je lichaam.

Geen opmerkingen: