14 april 2023

En de golven


Misschien heeft een lichaam geduld. Misschien wacht het soms gewoon even. Misschien ben je eb en vloed.

De week begint. Je hebt een vrije dag. Je probeert enkele dingen te doen. (Iets gaat dwarsliggen.) Je huid lijkt niet veel zin te hebben in dingen met woorden.

Je ruimt stukjes op. (Eindelijk ziet het er op die plek anders uit. Je zou een van de dagen ook de ramen moeten doen. Misschien is het beter om te wachten tot de voorspelde regen voor de volgende dagen voorbij is.)

Ze liggen al een tijdje klaar in dat doosje dat je kreeg van een vriendin. Je haalt de zaadjes eruit. Je maakt een bak klaar, geeft de zaadjes aan de grond. (Als ze beginnen te groeien, zul je haar een foto sturen. Hopelijk groeien ze.)

Een student komt je interviewen. (Je had eigenlijk ook wel zin om de hele namiddag rond te hangen.) Je probeert zo goed mogelijk te antwoorden op zijn vragen.

(Misschien is er onderhuids nog een wachten op een golf, denk je. De vorige week was intens, je lichaam was een kruispunt. Misschien komt het nog.)

Een andere dag. Je wilt naar het werk vertrekken. Daar aan de andere kant ligt alles stil, hoor je. Iets met rook, zo zal blijken. Je kijkt even rond in het station, ziet dat er stilaan weer treinen gaan vertrekken. Je gaat maar terug naar huis. Ook deze dag zal een student je interviewen.

Je fietst naar je afspraak. Je fietst tegen de wind, de wind daagt je uit. Ze zien je komen. Binnen kijk je nog naar alle soorten hout die er liggen. Terug naar huis omarmt de wind je van achter je rug.

Die avond begint de vermoeidheid te komen. De nacht is diep.

Wanneer je uit de slaap glijdt, weet je even helemaal niet meer welke dag het is. Je lichaam lijkt niet op gang te willen komen. (Haperen is ook een vorm van zijn.) (Niet elke interne dialoog is even succesvol.)

Je neemt de metro naar je afspraak. Je kijkt naar de kleuren.

Een mooie stem, denk je. Je laat jouw stem zoeken naar een plek.

(Je zou die avond naar die vergadering moeten gaan in de grote stad. Halverwege de dag beslis je dat van thuis zult volgen, je bent een beetje wankel.)

(Soms is er ineens een flits, ben je ineens weer heel even toen. Iets herinnert zich. Even is er een fractie van paniek. Tot het even snel weer over gaat.)

(Het is de uitgestelde vermoeidheid na vorige week, denk je.)

Je volgt de vergadering op het scherm. (Je kunt nauwelijks verstaan wat ze zeggen.) Je bent blij dat je na de vergadering gewoon naar de andere kamer moet gaan. De afwas wacht nog op je.

Een andere dag. (Je benen zijn anders.)

Na de vergadering zoek je het verslag op van het onderzoek van net een week geleden. (De verpleegster had het wel gezegd, maar je wilt het zelf lezen.) Het staat er allemaal, het is goed nieuws.

(Het zou toch mogelijk moeten zijn dat woorden van goed nieuws je huid meer zouden raken. Misschien zou zelfs een verslag van een coloscopie zich moeten openen voor een klein beetje poëzie. Enkele onverwachte mooie woorden of zo. Of een fijn zinnetje dat zegt: je hebt dat goed gedaan, we zijn zo blij dat je nog leeft. Of minstens iets dat je meer doet glimlachen dan de vermelding dat je voorbereiding “aanvaardbaar” was. Al leek de mevrouw die het onderzoek heeft uitgevoerd je wel heel lief te zijn. Maar, zegt de interne dialoog, je hebt hier heel goed nieuws gelezen.)

Voor je na het werk naar huis gaat, is er nog het ritueel. Het ritueel van elke keer na een uitslag van een onderzoek. Een cadeau voor jezelf. Omdat je nog leeft, omdat het kwetsbare leven bij je is gebleven al die tijd, omdat je dat te danken hebt aan die wonderlijke mensen rondom je die je in dit leven hebben gehouden. Omdat het nooit zomaar een moment mag worden. (Omdat je zelf een klein beetje je eigen poëzie kunt zijn.) Je loopt naar huis met Louis en Ella en met Joni. Je glimlacht. Je bent dankbaar. (Je bent hier en nu.) 

Die avond ga je nog eten met dierbare vrienden. (Je buik heeft nog wat meer tijd nodig dan een week, denk je.)

In de nacht denk je aan iemand. Je ziet iets.

Een andere dag. Het is heel rustig in de trein. Op je werk kijk je uit het raam. De zon raakt de tuin die je beneden ziet teder aan.

De poetsmevrouw heeft een heel mooie haarband in. Ze heeft zin in de dag, denk je.

De mevrouw in het filmpje zegt iets over leven in onzekerheid, in een stervende wereld.

In de trein terug naar huis voel je de vermoeidheid. Ze is rustiger geworden. (Hoe zou het zijn, denk je, om gewoon nu een hele dag naar de zee te kunnen kijken.)

Een beetje leegte. Het mag.

Geen opmerkingen: