Je zit tussen
je vrienden, aan de tafel, te wachten tot de uitslagen binnenkomen. Iets van
een eindpunt, na weken heel hard werken. Iets van een kantelpunt naar iets dat
zal volgen. Je bent rustig, zoals gewoonlijk op zo’n moment. (Alle scenario’s
heb je de voorbije dagen al in je hoofd verwerkt, zoals gewoonlijk.) Het is je
familie, en meer dan dat, veel meer. (Ook dat merkte je de voorbije dagen.) Je
wilt graag hier een beetje aan de rand zitten, kijken, denken, zwijgen. Wat komt,
zal komen, zeg je. Wanneer je die avond naar huis gaat, is iets in je nog
altijd rustig. (Het is een rare wereld, maar je staat er nog.) Je wilt ook
alleen zijn. Alles moet langzaam neerdalen in je lichaam. (Ergens halverwege de
nacht zul je wakker schrikken, dan zie je alle beelden, trilt alles door je
heen. Gewoon wachten, en kijken.)
Een nieuwe
week. Net deze dag is uitgekozen voor het stadsbezoek, met je collega’s (“le
uitstapje”). Je dacht dat je te moe zou zijn, en dat ben je eigenlijk ook. Maar
tegelijk doet het ook wel goed om die dag ver van de radio te zijn, en door de
straten van Namur te lopen. Alleen maar kijken, luisteren naar de verhalen.
Die avond,
een vergadering. Je moet je een beetje opladen. (Het wordt deze week een
oefening in blokjes, denk je, telkens alleen maar in dat ene zijn, niet denken
aan alle andere die nog komen.) Je probeert te zeggen wat je wilde zeggen, wat
je in je hoofd voorbereid had op de fiets.
Een andere
dag. Je halfjaarlijkse controle bij de tandarts. Alles lijkt oké, er is alleen
dat ene dingetje achteraan. Een gaatje in je wijsheidstand. (Je bent min of
meer verplicht even een grote mond te hebben.) Ze legt uit – je had daar
precies nog nooit over nagedacht – dat je maar twee wijsheidstanden hebt.
(Onderaan ben je wijs, bovenaan niet.) Half wijs dus.
Je haalt je
bezoeker op. Hij is nog jong, hoopt op een leven met impact. Hij wil iets als
carrièreadvies van jou. (Je hebt nog nooit over je leven nagedacht als een
carrière, stel je vast. Je weet niet of je hem moet vragen of hij vier
wijsheidstanden heeft.) Misschien hoopt hij dat je zult klinken als een wijze
oude man.
Die avond,
weer een vergadering. Eerst ga je nog naar huis, om snel eten te maken. Om even
daar geweest te zijn. (Dat moment van de dag, thuis, het bepaalt je gevoel van
ritme, weet je.) Daarna ga je weer naar de trein.
Het verhaal
van de vrouw in je vergadering raakt je diep. Hoe ze moest vertrekken uit
Brazilië, omdat haar werk blijkbaar te bedreigend was voor een gevestigde orde.
In de nacht
loop je naar huis. Zacht en warm rondom je, het zou mogen.
Een andere
dag. De kinesiste legt je weer in de plooi. Uitgedeukt vertrek je.
Je werkt
nog enkele documenten af voor de volgende dag. (Je wilt dat alles netjes
voorbereid is, dat alles in orde is.)
Op je
lijstje zie je namen, in de categorie ‘even horen hoe het met haar gaat’. (Het
is zo belangrijk, het lukte soms niet in de voorbije tijd. Iets als even thuis
zijn in de vooravond.) Je vraagt of een kleine bijknip te overwegen is, in het
kader van een fotoshoot. (Belangwekkend.)
Een avond
zonder een vergadering. (Je zou nog wat moeten opruimen in het huis, je zou,
nog zoveel. Even nog niet. Blokjes.)
Een andere
dag. Die grote vergadering die je telkens voor mag zitten. Je bent erg onder de
indruk van alle verhalen die je hoort. (Het voelt telkens zo bijzonder, dat jij
iets mag zijn in deze rivier.) Het lukt ook deze keer weer.
Je bent
stilaan aan de goede kant van de week. (Het zou fijn als er gewoon niets zou
zijn, als niemand je nodig zou hebben, voor even, stiekem.) Nog maar enkele
blokjes te gaan.
Je gaat
weer even over huis. (Misschien leef je in rituelen, misschien is dat wel
goed.)
(Dat cadeau
voor de verjaardag van je vrienden, misschien is het niet erg als het enkele
dagen te laat aan zal komen.)
In de
trein, op weg naar je vergadering. De man die instapt in Brussel-Zuid heeft al
een lichte biergeur om zich heen. Voor de trein in Gent is, heeft hij nog enkele
grote blikken bier op. (Iets maakt je verdrietig.)
Een andere
dag. Je middagafspraak wordt verschoven, ze is nog altijd een beetje ziekjes.
Je knutselt rustig aan de vrijdagtekst. Je maakt het verslag van de vorige dag.
In de trein
terug spreek je met jezelf af dat je je avondafspraak gaat afbellen. Je bent
een beetje te moe. Het gesprek zou veel energie vragen, en je wilt gewoon thuis
zijn, alleen.
In de winkel.
De man voor je is subtiel aan het flirten met de mevrouw aan de kassa. Ze lijkt
het wel leuk te vinden, maar begint hevig te blozen. Je doet of je het niet
merkt. (Misschien zal ze die avond terugdenken aan een mooie herinnering, dat
wat je net zag gebeuren, je wenst het haar toe.)
De documentaire
over dat kleine meisje dat, drie dagen oud, werd ontvoerd uit het ziekenhuis. Wat
het teweegbracht in het gezin. Wat er gebeurde, zoveel jaar later, toen ze er
weer was. Het raakt je diep.
Een andere
dag. Het eerste deel van de weekendboodschappen. Daarna heb je je laatste vergadering
van de week. Je probeert je te concentreren. (Fietsritten zijn goed om te
bedenken wat je wilt zeggen, andermaal.) Je ziet haar terug, het lijkt al weer
lang geleden.
En de
andere boodschappen. Een nieuwe voorraad chocolade, voor strategische
doeleinden. De verjaardagscadeaus. En al het andere.
Weer thuis,
eindelijk. Het huis is nog lang niet aan kant, als er nu iemand op bezoek zou
komen, zou je je een soort moeschuldig voelen. (Het is ook iets met blokjes
waarschijnlijk.) Je gaat even in de zetel liggen, verdwijnt even in een soezen,
het doet je goed.
Een vriendin
komt even op bezoek. Je voelt je een beetje moeschuldig, maar vooral heel erg
blij om haar te zien.
Leeg en
zacht om je heen, het mag. Het komt wel. (Misschien in blokjes, maar het komt.)