23 juni 2024

De dingen kijken mee


Soms besef je hoeveel je van mensen houdt. En dat je alleen maar wilt kijken. En vragen of ze een verhaal willen vertellen.

Soms weet je niet hoe je moet antwoorden op de vraag of je graag thuis bent. Misschien omdat het woord je doet twijfelen, thuis.

Soms weet je niet waarom je niet geleerd hebt om altijd voornamen te gebruiken. Weet je niet wat er gevaarlijk aan was.

Soms weet je niet hoe dat werkt. Je legt hier enkele woorden bij elkaar, in volgorde. Je laat ze los. En daar, ergens, is iemand die die woorden ontvangt. En die je komt zeggen dat ze iets voor haar betekenden.

Soms lijk je zo licht. Ben je alleen maar je beweging.

Soms ben je nog altijd verbaasd dat iemand je herkent. Alsof alleen maar jij alle anderen zou herkennen, en je altijd uitgewist bent, nog voor er een beeld is.

Soms is het alsof de woorden je dankbaar zijn.

Soms kijken de doden over je schouder mee. Zij die er niet meer zijn, door die stomme ziekte. En jij nog wel. Alsof je ook voor hen moet leven.

Soms weet je niet wat je verlangt. Het is een ingewikkeld woord.

Soms denk je dat je traag zou kunnen dansen.

Soms wil je alleen maar alleen zijn. Met alleen de leegte om je heen. En de planten, ze blijven bij je. Om te wachten op de rivier.

Soms wil je drijven. Een gedachte die je van haar kreeg.

Soms doet je huid pijn.

Soms laat Bach je voelen hoe heel je zou kunnen zijn.

Soms zou je willen dat het al vakantie was.

Soms is denken aan chocolade al genoeg.

Soms ben je te streng voor jezelf. Zei iemand.

Soms heb je schrik van wat je zelf geschreven hebt. Maar ben je wel blij dat je het deed.

Soms weet je niet wat een moeder is, wat een vader is. Soms kun je het vermoeden. Soms is het in je.

Soms denk je dat je geworden bent wie je ooit wilde zijn.

Soms weet je niet wat je handen weten.

Soms vraag je je af waarom zoveel mensen denken dat je al op pensioen bent.

Soms zie je, in die foto waarop je samen met een vriendin je tong uitsteekt, je grootvader in je. En die blik van hem, in de laatste foto die je van hem maakte.

Soms moet je niet nadenken wanneer je moet antwoorden op de vraag of je een man bent.

Soms denk je dat het hoog tijd is voor een nieuwe frangipanetaart.

22 juni 2024

En het kantelt


Een week die leger lijkt dan de vorige. Bijna een geschenk, zo denk je even.

(Verlangen naar traag kijken, alleen woorden van een nu.)

Je verdwijnt even in het ritme van de trein. Het is geduldig.

Je kijkt naar de mensen die zitten te wachten in het postkantoor. Een wereld.

De vergadering op het scherm. (Je hebt vooral zin om te luisteren naar de stemmen, alleen maar dat. Welke plek zou jouw stem zijn?)

De serie, die avond. Alsof je meer ziet in de beelden.

Een andere dag. Er is veel regen voorspeld. (Iets met een code.)

Je vertrekt op de fiets naar je vergadering. Pas enkele honderden meters verder begint het ineens hevig te regenen. Aan dat ene gebouw staat een dranghek. Altijd om vast te houden terwijl je je regenbroek aantrekt. (Anderen kunnen dat ongetwijfeld wel elegant.)

Na de vergadering fiets je naar je afspraak. (Er is even geen regen.) Ze wacht al op je. Traag kijken. Je luistert naar de verhalen. (Je bent alleen maar in de verhalen.) Je stem is hier.

Het interview later die dag is uitgesteld naar een later moment, je vindt het niet zo erg.

Die avond. Een stuk van je lichaam lijkt koud, een beetje. Je kijkt naar een plekje in je hoofd. Het wordt warm. (Je weet niet hoe dat werkt.)

Een andere dag. Er staan geen dingen in je agenda. Je kunt gewoon kijken naar het lijstje, en gewoon doen.

(Het is de week van het kantelen. Het overvalt je elk jaar een beetje. Een soort schaamte. Misschien wil je leger zijn, traag, alleen maar kijkend, naar het kantelen. Het is iets van het leven, dat het blijft terwijl het beweegt, dat het beweegt terwijl het blijft.)

Die avond, de tekst die je nog wilde schrijven. Iets van een terugblik, nadat de dingen een beetje ingedikt waren. (Je moest ook wachten op jezelf, iets dat een beetje terug moest komen.) Een stroom in je hoofd, je zoekt zachte woorden.

De film raakt je, je verdwijnt er een beetje in. (Je ziet iets over hoe de camera beweegt, een beetje rusteloos, en hoe dat het ritme van de film bepaalt.)

Een ingewikkelde droom.

Een andere dag. Je ziet een filmpje over een opname van een cantate van Bach. In een ander filmpje vertelt de zangeres wat die cantate voor haar betekent.

Tijdens de vergadering in de grote zaal maak je foto’s. Je probeert het licht aan te raken, hoe het valt op die gezichten, hoe ze er bijna in verdwijnen. (Hoe zou jij in het licht verdwijnen?)

(Verlangen naar week.)

Ze belt je nog. Haar stem lijkt wankel, een beetje.

De nacht van het kantelen.

In de dag. Je knutselt de vrijdagtekst in elkaar. (Je kijkt naar de bewegingen van je vingers.)

Je haalt de mensen beneden op aan het onthaal en brengt hen met de lift naar boven. Als een ritueel.

(Je zou iets moeten doen om dicht bij de langste dag te zijn.)

Op weg naar huis haal je de cd op die voor je besteld was. Je kijkt traag naar de mensen in de straat, hoe hun lichamen bewegen.

Die avond ga je terug naar de andere stad. Je vrienden stellen de vertaling van hun boek voor.

Iemand vertelt je iets over wat je boek met haar deed. Je voelt je dankbaar, en klein.

Je maakt foto’s. Beelden die dichtbij komen.

In de trein terug lees je nog wat verder in je boek. (Het boek heeft jou te veel moeten missen de voorbije weken.)

Je loopt door de stad naar huis. Iets in je lichaam is gekanteld. Je ziet iets in je huid over dat wat je niet wilt opgeven. (De vraag van die mevrouw eerder die avond.) Je boek heeft er, misschien wel zonder het te beseffen, een antwoord op gegeven. (Tranen.)

Nog even onder het dekentje, om de hele dag mee te maken. Het mag warm zijn.

Een andere dag. Het boodschappenritueel.

In de boekhandel kom je een vriendin tegen. Ze vraagt je haar te helpen bij het kiezen van een boek. Traag kijken naar boeken. Je ziet je stem.

In de stad lopen mensen heen en weer over de straat. Iets van dat concept begrijp je niet, misschien is dat niet zo erg.

Je wacht tot de meneer een foto van jou zal maken. (Je had je afgevraagd welk hemd je best aan zou trekken. Je hebt het nog gestreken die ochtend, hoewel het zich niet zomaar laat strijken. Wat bewijst dat het een gepast hemd is.) Een mooi gesprek, voor de foto. (Ze vertelt dat ze jouw woorden leest.) Een mooi gesprek, na de foto. (Iemand is bang van de foto. Je stelt haar gerust, ze zal zeker mooi zijn. Ze zegt dat ze je gelooft.)

Je hebt nog werk te doen. Iets met woorden toevoegen aan woorden, in stukjes. Met je handen schuif je de woorden een beetje uit elkaar, zodat andere woorden er nog tussen kunnen. Ze vinden het wel goed.

(Iets wat je dacht, die vorige nacht. Over de zinnen die door je heen gingen, en wie ze zou zien.)

15 juni 2024

En verder


Je zit tussen je vrienden, aan de tafel, te wachten tot de uitslagen binnenkomen. Iets van een eindpunt, na weken heel hard werken. Iets van een kantelpunt naar iets dat zal volgen. Je bent rustig, zoals gewoonlijk op zo’n moment. (Alle scenario’s heb je de voorbije dagen al in je hoofd verwerkt, zoals gewoonlijk.) Het is je familie, en meer dan dat, veel meer. (Ook dat merkte je de voorbije dagen.) Je wilt graag hier een beetje aan de rand zitten, kijken, denken, zwijgen. Wat komt, zal komen, zeg je. Wanneer je die avond naar huis gaat, is iets in je nog altijd rustig. (Het is een rare wereld, maar je staat er nog.) Je wilt ook alleen zijn. Alles moet langzaam neerdalen in je lichaam. (Ergens halverwege de nacht zul je wakker schrikken, dan zie je alle beelden, trilt alles door je heen. Gewoon wachten, en kijken.)

Een nieuwe week. Net deze dag is uitgekozen voor het stadsbezoek, met je collega’s (“le uitstapje”). Je dacht dat je te moe zou zijn, en dat ben je eigenlijk ook. Maar tegelijk doet het ook wel goed om die dag ver van de radio te zijn, en door de straten van Namur te lopen. Alleen maar kijken, luisteren naar de verhalen.

Die avond, een vergadering. Je moet je een beetje opladen. (Het wordt deze week een oefening in blokjes, denk je, telkens alleen maar in dat ene zijn, niet denken aan alle andere die nog komen.) Je probeert te zeggen wat je wilde zeggen, wat je in je hoofd voorbereid had op de fiets.

Een andere dag. Je halfjaarlijkse controle bij de tandarts. Alles lijkt ok̩, er is alleen dat ene dingetje achteraan. Een gaatje in je wijsheidstand. (Je bent min of meer verplicht even een grote mond te hebben.) Ze legt uit Рje had daar precies nog nooit over nagedacht Рdat je maar twee wijsheidstanden hebt. (Onderaan ben je wijs, bovenaan niet.) Half wijs dus.

Je haalt je bezoeker op. Hij is nog jong, hoopt op een leven met impact. Hij wil iets als carrièreadvies van jou. (Je hebt nog nooit over je leven nagedacht als een carrière, stel je vast. Je weet niet of je hem moet vragen of hij vier wijsheidstanden heeft.) Misschien hoopt hij dat je zult klinken als een wijze oude man.

Die avond, weer een vergadering. Eerst ga je nog naar huis, om snel eten te maken. Om even daar geweest te zijn. (Dat moment van de dag, thuis, het bepaalt je gevoel van ritme, weet je.) Daarna ga je weer naar de trein.

Het verhaal van de vrouw in je vergadering raakt je diep. Hoe ze moest vertrekken uit Brazilië, omdat haar werk blijkbaar te bedreigend was voor een gevestigde orde.

In de nacht loop je naar huis. Zacht en warm rondom je, het zou mogen.

Een andere dag. De kinesiste legt je weer in de plooi. Uitgedeukt vertrek je.

Je werkt nog enkele documenten af voor de volgende dag. (Je wilt dat alles netjes voorbereid is, dat alles in orde is.)

Op je lijstje zie je namen, in de categorie ‘even horen hoe het met haar gaat’. (Het is zo belangrijk, het lukte soms niet in de voorbije tijd. Iets als even thuis zijn in de vooravond.) Je vraagt of een kleine bijknip te overwegen is, in het kader van een fotoshoot. (Belangwekkend.)

Een avond zonder een vergadering. (Je zou nog wat moeten opruimen in het huis, je zou, nog zoveel. Even nog niet. Blokjes.)

Een andere dag. Die grote vergadering die je telkens voor mag zitten. Je bent erg onder de indruk van alle verhalen die je hoort. (Het voelt telkens zo bijzonder, dat jij iets mag zijn in deze rivier.) Het lukt ook deze keer weer.

Je bent stilaan aan de goede kant van de week. (Het zou fijn als er gewoon niets zou zijn, als niemand je nodig zou hebben, voor even, stiekem.) Nog maar enkele blokjes te gaan.

Je gaat weer even over huis. (Misschien leef je in rituelen, misschien is dat wel goed.)

(Dat cadeau voor de verjaardag van je vrienden, misschien is het niet erg als het enkele dagen te laat aan zal komen.)

In de trein, op weg naar je vergadering. De man die instapt in Brussel-Zuid heeft al een lichte biergeur om zich heen. Voor de trein in Gent is, heeft hij nog enkele grote blikken bier op. (Iets maakt je verdrietig.)

Een andere dag. Je middagafspraak wordt verschoven, ze is nog altijd een beetje ziekjes. Je knutselt rustig aan de vrijdagtekst. Je maakt het verslag van de vorige dag.

In de trein terug spreek je met jezelf af dat je je avondafspraak gaat afbellen. Je bent een beetje te moe. Het gesprek zou veel energie vragen, en je wilt gewoon thuis zijn, alleen.

In de winkel. De man voor je is subtiel aan het flirten met de mevrouw aan de kassa. Ze lijkt het wel leuk te vinden, maar begint hevig te blozen. Je doet of je het niet merkt. (Misschien zal ze die avond terugdenken aan een mooie herinnering, dat wat je net zag gebeuren, je wenst het haar toe.)

De documentaire over dat kleine meisje dat, drie dagen oud, werd ontvoerd uit het ziekenhuis. Wat het teweegbracht in het gezin. Wat er gebeurde, zoveel jaar later, toen ze er weer was. Het raakt je diep.

Een andere dag. Het eerste deel van de weekendboodschappen. Daarna heb je je laatste vergadering van de week. Je probeert je te concentreren. (Fietsritten zijn goed om te bedenken wat je wilt zeggen, andermaal.) Je ziet haar terug, het lijkt al weer lang geleden.

En de andere boodschappen. Een nieuwe voorraad chocolade, voor strategische doeleinden. De verjaardagscadeaus. En al het andere.

Weer thuis, eindelijk. Het huis is nog lang niet aan kant, als er nu iemand op bezoek zou komen, zou je je een soort moeschuldig voelen. (Het is ook iets met blokjes waarschijnlijk.) Je gaat even in de zetel liggen, verdwijnt even in een soezen, het doet je goed.

Een vriendin komt even op bezoek. Je voelt je een beetje moeschuldig, maar vooral heel erg blij om haar te zien.

Leeg en zacht om je heen, het mag. Het komt wel. (Misschien in blokjes, maar het komt.)