29 augustus 2006

Lada

Hij kwam naast me zitten op de tram, die zondagmiddag. "Blijf maar zitten meneer, ik ben niet zo dik." Helemaal achteraan in de tram, daar zit ik graag. Je kunt er goed buiten kijken.

Hij begon meteen te vertellen. Of beter, hij stelde een vraag, maar leek niet echt te wachten op het antwoord. Hij was meer van het vertellende type.

"Het is toch iets meneer, zie dat nu eens. Waar halen die mensen toch al dat geld vandaan? En te weten dat er aan de andere kant van de wereld zoveel mensen liggen te creveren. Het is toch zo?"

Er kwam ook nog een verhaal over de Congo. En over hoe het niet meer goed gekomen was sinds de Belgen daar weg waren. Ik zei nog iets over dat het toch beter was dat dat land onafhankelijk was. Maar dat leek hem niet zo te overtuigen. Sinds de onafhankelijkheid hadden de mensen daar blijkbaar niet meer te eten, en met de Belgen wel. De namen van alle presidenten van dat Afrikaanse land passeerden de revue.

En zo kwamen we in Rusland, met die Poetin, dat was al even erg. "Ja meneer, ze zeggen wel eens dat het niet goed was in het communisme. En het was misschien wel niet allemaal in orde, maar alle mensen hadden tenminste werk. In de fabrieken van de Lada. Ja meneer, ik heb altijd met ne Lada gereden." Ik zei iets over "niet kapot te krijgen die Lada's", wat meteen bevestigd werd. En toen opperde ik nog dat er nog steeds Lada's gemaakt worden. Dat was wel, "maar niet meer zoveel als vroeger".

Het had even geduurd, maar we waren nu eindelijk aan de Tweede Wereldoorlog aanbeland. Er kwamen schrijnende verhalen over de bombardementen op Torhout. Hij ging ook in detail in op de prijs van de boter tijdens de oorlog, en hoe er mensen vanuit Brussel naar Torhout kwamen voor die boter. "En brandbommen meneer, ze lagen overal op de grond..."

Op de snelweg rijden met zijn auto deed hij niet meer. Veel te gevaarlijk. En je zag ook niets.

Soms leek hij bevestiging te willen zoeken. Soms praatte hij gewoon voor zich uit. Af en toe een korte zucht die iets van melancholie of verdriet leek te suggereren, en dan weer snel een lach.

"Hier stap ik uit meneer, ik moet gaan kaarten." Hij gaf me een hand. Ik zei nog te hopen dat hij zou winnen bij het kaarten. Maar dat was blijkbaar niet de bedoeling. Het spelen was al genoeg.

Geen opmerkingen: