20 december 2008

De veranderende tijd


Een gesprek op straat. Over alles wat er fout gaat in dit landje. En wie of wat de schuld is van dat alles. Zoals steeds een ingewikkelde en merkwaardige mengeling van feiten, ervaringen, frustraties en angsten. Sommige kan ik begrijpen of volgen, sommige niet. En dan wordt het uitgesproken, open en eerlijk. Dat de man met wie ik spreek het moeilijk aankan dat zoveel tradities verdwijnen. Dat hij begrijpt dat ik me nog gemakkelijker dan hij kan aanpassen aan een veranderende wereld, maar dat hij het moeilijk vindt. Dat het te veel is.

Het raakt me erg. Veel van zijn verhalen ken ik. Als ik door zijn ogen kijk, en die inpas in al die verhalen, dan kan ik begrijpen wat hij moet voelen soms. De wereld waarin hij woonde als kind is er al lang niet meer, en die paar tradities of rituelen die orde brachten in de woelige dingen, ze zijn er niet meer. Er wonen andere mensen in de straat. Steeds weer andere mensen. Het ritme is anders. Er is de technologie die tussen ons en de grote wereld in staat. Computers meneer…, ik begrijp daar allemaal niets van. De wereld waarin zijn kleinkinderen opgroeien, is in niets te vergelijken met de wereld waarin hij als kind speelde.

Ik zou hem willen zeggen dat het voor mij niet noodzakelijk zo heel anders is. Af en toe overvalt me hetzelfde gevoel. Te willen zeggen: dit niet meer, hiermee ga ik niet meer mee, dit hoeft niet meer. En tegelijk is het misschien wel anders. Misschien was er het geluk geboren te zijn op een ander moment. Net iets later in de technologie. Net iets dichter daardoor bij alles wat verandert, en daardoor misschien minder bang.

En wat met de tradities? Ik geloof niet zo in de echte traditionalisten, in welke godsdienst of overtuiging ze ook zitten, die door het herbevestigen of construeren van iets te veel tradities de ontglippende werkelijkheid willen bevriezen. De zogenaamde veiligheid die welk fundamentalisme dan ook belooft, is gevaarlijk. Maar tegelijk geloof ik ook niet in de herauten van het volledig ‘vrije’ individu, in de betekenis van volledig ongebonden, als een atoom bijna. Steeds en eindeloos in beweging, zonder enige voet in de aarde. In dat soort rusteloosheid is al evenmin veel vrede te vinden.

Waar ligt het evenwicht juist tussen een open houding voor alles wat verandert, voor al het ‘andere’, voor alles wat ongekend is, aan de ene kant, en een gezonde culturele verankering, die net daardoor ook het vertrouwen geeft om het andere in de ogen te kijken? Rituelen zijn mooi als ze telkens opnieuw hun waarde kunnen bewijzen, zonder te verstarren. Het is mooi en goed om de slachtoffers van een oorlog te herdenken, en tegelijk niet toe te staan dat die herdenking wordt onteigend door de ‘oorlogsgeleerden’. Het is mooi om stil te staan bij het kantelen van de seizoenen, en te vieren, maar dat hoeft niet noodzakelijk de leegte van een zielloze kerstmarkt te zijn. Dat iemand troost en een vorm van rust zoekt in de vormen en gedachten die hij of zij leerde in de godsdienst waarin er werd opgegroeid is helemaal niet verwerpelijk. En als het zou helpen om te begrijpen waarom iemand die in een andere godsdienst opgroeide evenzeer naar iets gelijkaardigs zoekt in de eigen traditie, dan is het nog beter. Het is zinvol om de eigen taal en het culturele erfgoed te bewaren, en wel op een manier die ontmoeting mogelijk maakt. Iemand die zich kan hullen in de wonderlijke wereld van de moedertaal, hoeft geen schrik te hebben voor een andere taal, integendeel. Als op een goede manier wordt omgegaan met het cultureel patrimonium in een stad, dan hoeft niemand schrik te hebben voor de confrontatie tussen oud en nieuw in hetzelfde straatbeeld. Het is mooi en ongelooflijk boeiend te merken hoe oude muziek wordt uitgevoerd op een manier waarvan we kunnen vermoeden dat die zo moet geweest zijn op het moment van het schrijven van die muziek. En het is even mooi dat jonge folkmuzikanten op een spannende en uitdagende manier aan de slag gaan met elementen van hun traditie om er iets nieuws van te maken. Het is goed om culturele geschiedenis te bestuderen, om te leren hoe een roman die vandaag wordt geschreven niet denkbaar is zonder alle romans die daarvoor al werden geschreven. Elk woord zit in een eindeloos web van intertekstualiteit, en dat is niet erg. Nooit zullen de woorden definitief te bevriezen zijn, en al even nooit zullen ze ongebonden of volledig los van enige traditie zijn.

Het is een eindeloos zoeken, en nooit weten. Misschien is dat wel de beste houding. Binnen de kleine wereld die je eigen leven of je eigen huis zijn, ontstaan er even gemakkelijk tradities. Ze zijn zo veilig, en soms zo nodig om rust te krijgen in je hoofd. En ze kunnen zo beklemmend worden, zonder dat je het onderweg merkte. Misschien moet je rituelen zoeken die de band met een traditie onderhouden, en moet je daarnaast een soort rituelen zoeken die je in de steeds kolkende stroom van nieuwe en daardoor mogelijk beangstigende stroom van de wereld werpen.

En ondertussen vooral ook verhalen vertellen. De man die al die verhalen vertelt over hoe de straat veranderde waarin hij woonde, geeft mij ook de verhalen die ik wil horen, verhalen die me helpen om die plek te begrijpen. De man die veel later in de straat kwam wonen heeft andere verhalen. Ze zijn niet minder belangrijk, ze zijn enkel anders. De straat kan alleen blijven als er steeds weer, steeds nieuwe verhalen worden verteld.

Geen opmerkingen: